• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage V – Sinis

    Sinis

    HR 31 mei 1994, NJ 1995, 29 m.nt. Kn
    (Artt. 120, 152 Sv, 9 Opiumwet)
    In eerste aanleg is door de rechtbank geconstateerd dat er tijdens
    het politie-onderzoek van het Sinis-team, voorafgaand aan de
    huiszoekingen en de aanhoudingen op 9 april 1991 een inkijkoperatie
    is uitgevoerd in een loods. De officier van justitie was hiervan
    niet op de hoogte, evenmin is de rechter-commissaris in het
    onderzoek betrokken, zoals bij een formele huiszoeking. Bij deze
    kijkoperatie is geen bewijs aan het licht gekomen voor de
    tenlastegelegde feiten: in plaats van de verwachte handelsvoorraad
    drugs (hashish) werd een speedboot aangetroffen.

    Verweer:
    De verdediging voerde aan dat de inkijkoperatie onrechtmatig was
    (de verdediging: door de politie is ingebroken) en het openbaar
    ministerie niet ontvankelijk diende te worden verklaard dan wel
    bewijsuitsluiting diende plaats te vinden. De officier noch de
    rechter-commissaris waren op de hoogte gesteld of betrokken bij
    inkijkoperatie.

    Het hof: De door de raadsman genoemde onrechtmatige kijkoperatie
    in een loods (…) kan reeds hierom niet tot niet-ontvankelijkeheid
    van het openbaar ministerie leiden, omdat een onrechtmatige actie
    zijdens de politie ten aanzien van de loods niet aannemelijk is
    geworden; uit de stukken is zo’n onrechtmatige actie niet af te
    leiden, en het openbaar ministerie heeft verklaard dat navraag bij
    de politie geen nadere gegevens dienaangaande heeft opgeleverd, en
    ook geen aangifte van de rechthebbende(n) op die loods bekend is
    geworden. Het standpunt van de raadsman dat die inkijkoperatie
    ander bewijsmateriaal zou vitiren – waaronder de verklaringen van
    (…), alsook verdere observaties – behoeft dan ook geen
    bespreking. Cassatiemiddel (II) (samengevat):

    Voornoemd verweer is verworpen op gronden die deze verwerping
    niet kunnen dragen. ‘s Hofs arrest, in ieder geval de
    bewezenverklaring niet met redenen omkleed zoals de wet dat eist.
    Nu de procureur-generaal heeft medegedeeld dat van die operatie
    zich geen stukken in het dossier bevinden en zij niet weet op welke
    wijze
    die loods, is betreden is ‘s hofs oordeel als hiervoren weergegeven
    en met name voor zover daarin is vervat dat een onrechtmatige actie
    niet is af te leiden niet aannemelijk geworden, onbegrijpelijk
    althans niet zonder meer begrijpelijk. Onder meer gelet op het feit
    dat in de processtukken geen last ex art. 120 Sv is te vinden en
    dat geen confrontatie tussen opsporingsambtenaren en
    bewoner/eigenaar van de loods heeft plaatsgevonden. Alsmede het
    feit dat het hof ook niet heeft kunnen weten (zie de vraag van de
    voorzitter in cassatie aan de procureur-generaal) op welke wijze is
    binnengetreden. Daarnaast zal een gemiddelde burger zijn kostbare
    spullen – zoals een speedboot – niet onbeheerd (in een onafgesloten
    ruimte) bewaren. De Hoge Raad:

    5.4.1 Bij de beoordeling van een verweer als waarvan te dezen
    sprake is zal de rechter in de eerste plaats de vraag dienen te
    beantwoorden of aannemelijk is dat de opsporingsambtenaren de
    betreffende plaats hebben betreden.

    5.4.2 Bij bevestigende beantwoording van die vraag zal de
    rechter mede aan de hand van het van die opsporingshandeling op de
    voet van art. 152 Sv opgemaakte proces-verbaal en/of anderszins –
    bijvoorbeeld door het (doen) horen van de desbetreffende
    opsporingsambtenaar – dienen te onderzoeken of en zo ja op grond
    van welke wettelijke bepaling – waarbij in het onderhavige geval
    met name valt te denken aan art. 9 eerste lid aanhef onder b,
    Opiumwet – bedoelde ambtenaren bevoegd waren die plaats te betreden
    en zal hij van dat onderzoek in zijn uitspraak verantwoording
    dienen af te leggen. (..) heeft het hof de verwerping van het
    verweer ontoereikend gemotiveerd.

    5.5.1 en 5.5.2 (samengevat): Indien het hof tot uitdrukking
    heeft willen brengen dat niet aannemelijk is geworden dat de
    opsporingsambtenaren de loods hebben betreden, dan is dat niet
    zonder meer begrijpelijk in het licht van hetgeen de
    procureur-generaal heeft aangevoerd. Indien het hof tot uitdrukking
    heeft willen brengen dat weliswaar aannemelijk is dat de
    opsporingsambtenaren de loods hebben betreden, doch dat moet worden
    aangenomen dat die ambtenaren daartoe bevoegd waren, behoeft dat
    oordeel in het licht van 5.4.2 nader motivering, mede in aanmerking
    genomen dat zich bij de stukken niet een proces-verbaal bevindt
    waarin het betreden van die loods is gerelateerd.

    5.7 Indien de rechter naar wie de zaak wordt verwezen tot de
    slotsom komt dat de politie zonder daartoe bevoegd te zijn geweest
    de in het verweer bedoelde loods is binnengetreden, dient hij na te
    gaan welke gevolgen dat in het onderhavige geval meebrengt. Daarbij
    gelden de volgende uitgangspunten. 5.7.1 In de regel zal bij
    onrechtmatig optreden van de politie moeten worden onderzocht of
    bepaald bewijsmateriaal niet tot het bewijs mag meewerken. Daarvan
    kan sprake zijn indien a) bewijsmateriaal uitsluitend ten gevolge
    van het onrechtmatig handelen van politie is verkregen en b) het de
    verdachte is die door bedoeld handelen is getroffen in een belang
    dat de overtreden norm beoogt te beschermen.

    5.7.2. Slechts indien onrechtmatig optreden in de omstandigheden
    van het geval een ernstige schending oplevert van beginselen van
    een behoorlijke procesorde kan zulks leiden tot niet
    ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in zijn
    strafvervolging ter zake van het feit of de feiten tijdens het
    onderzoek waarvan het onrechtmatig optreden zich heeft
    voorgedaan.

    Conclusie advocaat-generaal Van Dorst met betrekking tot
    inkijkoperaties op basis van art. 9 Opiumwet is dat (dit artikel)
    de politie de bevoegdheid geeft zich te allen tijde de toegang te
    verschaffen tot plaatsen behoudens een woning – waar de overtreding
    van genoemde wet wordt gepleegd of redelijkerwijs vermoed wordt te
    worden gepleegd, desnoods met behulp van de sterke arm (…) Anders
    dan bij het binnentreden in een woning tegen de wil van een
    bewoner, schrijft art. 9 Opiumwet in zo’n geval niet voor dat
    proces-verbaal wordt opgemaakt. Op voorhand wil hij niet uitsluiten
    dat een dergelijke – hoewel een wettelijke grond ontberende en
    reeds daarom niet onbedenkelijke – werkwijze onder bepaalde
    omstandigheden desalniettemin door de strafrechter geoorloofd zal
    worden bevonden. Mits de politie alsdan verantwoording aflegt van
    haar opsporingstactiek en wel door een proces-verbaal.
    Strafvorderlijk optreden dat volstrekt geheim is en dus ook voor de
    verdediging en de strafrechter verborgen blijft, is – dunkt mij
    (Van Dorst, red.) – volstrekt uit den boze. Inmiddels heeft
    op 17 november 1995 het gerechtshof te Amsterdam uitspraak gedaan
    in de Sinis-zaak. Omdat het arrest op dit moment nog niet in handen
    van de commissie is, wordt volstaan worden met enkele korte
    opmerkingen. Noot De meeste verweren werden
    verworpen.

    De politie had voldoende grond voor de verdenking van het
    drietal op grond van een misdaadanalyse. Dat de inkijkoperaties
    niet waren vastgelegd in processen-verbaal en dat
    onderzoeksmateriaal, waaronder video-opnamen waren vernietigd acht
    het hof een onjuiste handelwijze en levert schending van
    rechtsregels op. De wijze waarop het dossier is samengesteld is
    belemmerend. Tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
    leidt dit echter niet.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken