11.4 Inventarisatie van opsporingsmethoden in Engeland en
Wales
11.4.1 De georganiseerde misdaad in Engeland en Wales
De aard, ernst en omvang van de georganiseerde misdaad is
onderzocht door het Home Affairs Committee van het Britse
Lagerhuis. Noot De omvang is aanzienlijk en groeiende.
De committee uit haar ernstige bezorgheid en vraagt de regering
effectieve preventieve maatregelen te nemen.
Vanuit de academische wereld wordt veel aandacht geschonken aan
economische criminaliteit, zoals fraude en witwassen van illegaal
verkregen inkomsten. Deze bijzondere aandacht staat vermoedelijk in
verband met de betekenis van Londen als financieel centrum.
De respondenten vertelden de commissie dat voor zover het
criminaliteit door autochtone Westeuropese groepen betreft, het
niet zozeer lijkt te gaan om vaste groepen met een hechte interne
hirarchische structuur, maar om netwerken van criminele personen
met verschillende kwaliteiten. In de etnische criminele groepen zou
het vooral om de familierelatie gaan die groepen tot een
organisatie maakt. Termen als flatter matrix en linking
pin structure worden gehanteerd om de structuur van de
georganiseerde misdaad te beschrijven. De respondenten zien een
stijgend aantal internationaal opererende groepen.
In het Verenigd Koninkrijk bestaat geen wetgeving op het gebied
van de bestrijding van de georganiseerde misdaad, behoudens de
bestrijding van het witwassen van druggelden krachtens de Drug
Trafficking Offences Act 1986 (DTOA). Deze wet verplicht de
financile instellingen verdachte transacties te melden bij de
National Criminal Intelligence Service.
In 1988 breidde de Criminal Justice Act dit uit tot
andere vormen van zware criminaliteit, hoewel bij deze vormen van
criminaliteit de instellingen niet strafbaar zijn voor het nalaten
van zo’n melding. Levi acht het onwaarschijnlijk dat dit systeem
een belangrijk instrument zal worden in de proactieve opsporing van
de drughandel of zware criminaliteit. Daarvoor wordt bij witwassen
te strategisch gehandeld. Noot
11.4.2 Het Engelse strafproces
De strafvorderingswetgeving in Engeland en Wales is niet een
systematisch, gecodificeerd geheel, maar een puzzle van bepalingen,
regels en jurisprudentie. Noot Een geschreven Grondwet
of een Bill of Rights bestaat niet. Het EVRM is niet
direct toepasbaar naar Engels recht, hoewel de indirecte
invloed op het terrein van de burgerrechten en -vrijheden
aanzienlijk is. Noot Vaak worden met beroep op de
staatsveiligheid de rechten van de belanghebbende – al dan niet
verdachte – ingeperkt. Noot
Het Engelse strafproces bestaat uit een vooronderzoek en een
onderzoek ter terechtzitting. Het vooronderzoek valt uiteen in twee
fasen. De eerste fase, het opsporingsonderzoek, bestaat uit een
onderzoek door de politie naar het (vermoedelijk) begane strafbare
feit en de dader. Noot Deze procedure staat niet onder
toezicht van openbaar ministerie of rechter. Aanhouding van een
verdachte is wel onderworpen aan rechterlijke toetsing.
Noot Betreft het een ernstig strafbaar feit, dan is er
een tweede fase, bestaande uit een rechterlijke procedure waarin
wordt beslist of de zaak naar de Crown Court moet worden
verwezen (committal proceedings of verwijzingsprocedure).
Noot Alle strafzaken worden aangebracht bij de
Magistrate’s Court (enkelvoudige kamer). Zij beoordeelt of de zaak
in enkelvoudige kamer kan worden afgedaan dan wel of berechting
door de jury moet plaatsvinden. Elk jaar worden ongeveer 90.000
zaken verwezen naar de Crown Court. In 1993/1994 is 54,5% van de
zaken als summary case door de Magistrate’s Court berecht en 38,9%
als indictable/either way case verwezen naar de Crown Court.
Noot Voor de Crown Court wordt de Crown Prosecution
Service (openbaar ministerie) vertegenwoordigt door een barrister
(advocaat) uit de private sfeer (meestal Counsel genoemd).
Noot
Het onderzoek op de terechtzitting is openbaar en heeft een
adversair karakter in plaats van inquisitoir. De rechter moet
derhalve niet het bewijs voor het tenlastegelegde feit leveren,
maar moet het door de twee gelijkwaardig tegenover elkaar staande
partijen aangedragen bewijs tijdens de zitting toetsen met
inachtneming van de door hen ingenomen procesposities.
Uitgangspunten van deze procesvorm is dat de verdachte als
onschuldig wordt beschouwd (presumption of innocence) zolang het
tegendeel niet is bewezen en hij het recht heeft om te zwijgen. De
verdachte mag op het laatste moment getuigen doen verschijnen. Dit
in tegenstelling tot de vervolgende autoriteiten, die van te voren
moeten laten weten welke informatie tijdens de zitting zal worden
gebruikt als bewijs en welke informatie (unused material) niet zal
worden gebruikt (zie ook hieronder). Deze laatste stelregel heet
the obligation of disclosure. Noot Het
opsporingsonderzoek is als zodanig niet onderworpen aan
regelgeving, behoudens de in de Police and Criminal Evidence
Act 1984 (PACE) en de Codes of Practice geregelde
bevoegdheden. Deze wet en beroepscode hebben betrekking op de wijze
van verhoor en enkele dwangmiddelen. Deze dwangmiddelen betreffen
onder andere aanhouding, staandehouding, doorzoeking van gebouwen
en voertuigen, inbeslagneming van voorwerpen en onderzoek aan
lichaam en geest. Noot Voor de toepassing van deze
dwangmiddelen is een machtiging nodig. Een aanhouding op straat
anders dan bij heterdaad, bijvoorbeeld door middel van een val,
behoeft machtiging van een superintendent, een huiszoeking van
de magistrate, en uitvoering van een telefoontap van de Home
Secretary (minister van Binnenlandse Zaken (en Justitie)).
Noot
Op de meeste bijzondere opsporingsmethoden, waaronder de inzet
van informanten, afluisterapparatuur en observatie is de PACE niet
van toepassing. Noot De preventieve politietaak is
onderdeel van community policing. De proactieve opsporing
wordt algemeen afgeleid uit deze preventieve functie. Dit is geen
serieus onderwerp van publieke discussie. Noot
De rechtmatigheid van de politile bevoegdheden wordt bepaald
door de ernst van de delicten: hoe ernstiger, hoe meer de politie
zich kan permitteren. Een grondregel in het Engelse bewijsrecht is
dat de bewijsgaring vrij is, zolang de wet geen regels stelt aan
een bewijsmiddel. Het strafproces voorziet slechts in een beperkte
controle op de rechtmatigheid van het politie-optreden.
Noot Niettemin wordt in de rechtspraak wel bewijs als
onrechtmatig verkregen aangemerkt met als sanctie
bewijsuitsluiting. Bewijs kan onder bepaalde voorwaarden wel worden
uitgesloten als de fairness van het proces in het geding is.
Noot Hoewel het niet letterlijk kan worden opgevat
als een exclusionary rule of evidence, bepaalt artikel 78 PACE dat
de rechter bewijs mag weigeren als het een negatief effect heeft op
de eerlijkheid van het proces (dit geldt alleen ten aanzien van het
bewijs dat wordt aangevoerd door de prosecution). Deze regel kan
theoretisch worden toegepast op de inzet van agents
provocateurs. Noot
Toezicht en controle op de activiteiten van de politie vindt in
het algemeen niet extern, maar intern plaats, meestal door een
review officer die zelf niet betrokken is bij een
opsporingsonderzoek. Alternatieve remedies zijn: controle door de
Inspector of Constabulary (te vergelijken met de
Rijksrecherche), lay visitor schemes, Codes of
Practice, civiele klachten, consulteren van de advocaat, de
uitsluiting van het bewijs en de Police Complaints
Authority. Noot
Feitelijk bepaalt de politie hoe het opsporingsonderzoek
verloopt, maar sinds de oprichting in 1986 van de Crown
Prosecution Service (CPS) neemt zij geen beslissingen meer over
de strafrechtelijke vervolging. De CPS werd opgericht bij de
Prosecution of Offences Act 1985 om een einde te maken aan de
praktijk waarin de politie besliste over zowel de opsporing als de
vervolging, alsmede het optreden in de rechtszaal verzorgde. De
richtlijnen inzake de vervolgingsbeslissing van de verschillende
politiekorpsen liepen sterk
uiteen en te veel zwakke zaken werden vervolgd met als gevolg
een hoog percentage vrijspraken. Aan het hoofd van de CPS staat de
Director of Public Prosecutions (DPP). De Attorney General is
verantwoording over het CPS aan het parlement verschuldigd. Sinds
april 1993 is de CPS onderverdeeld in 13 districten (Schotland en
Noord-Ierland zijn niet inbegrepen), met aan het hoofd steeds een
Chief Crown Prosecutor (CCP). Met de mogelijkheid om de
vervolging te staken, heeft de CPS een indirect sturingsmiddel op
het opsporingsonderzoek. Sinds de oprichting van de CPS wordt in
een steeds vroeger stadium overleg gevoerd tussen politie en
openbaar ministerie, ook over de opsporingsmethoden. Dit overleg
heeft nadrukkelijk het karakter van advies.
In de beslissing over de vervolging zijn twee elementen te
onderscheiden. In de eerste plaats wordt het bewijs getoetst
(evidential test). Hierbij wordt beoordeeld of het bewijs
bruikbaar en betrouwbaar is en of een realistisch uitzicht bestaat
op een veroordeling. Vervolgens wordt de mate van publiek belang
onderzocht (public interest test): hoe zwaarder het delict, des te
eerder vervolging nodig geacht wordt in het belang van de
maatschappij (voor de bepaling hiervan bestaan een veertiental
criteria, waaronder het belang van het slachtoffer). Bij het
ontbreken van een maatschappelijk belang kan van vervolging worden
afgezien. De bevoegdheid van de DPP om moeilijk bewijsbare zaken
niet te vervolgen komt feitelijk neer op toepassing van het
opportuniteitsbeginsel. Noot
Nadat de vervolging is aangevangen draagt de politie het gehele
dossier over aan de CPS. The Serious Fraud Squad en HM
Customs and Excise hebben nog een zelfstandige bevoegdheid tot
vervolging. Bij die overdracht hoort tevens alles uit het
voortraject, inclusief de geheime onderzoeken. De CPS
bepaalt welk deel van het dossier naar de verdediging gaat. Voor
het gesloten houden van een deel van het dossier heeft de CPS een
machtiging van de rechter nodig. De rechter ziet het hele dossier
en weet waarover de verdediging niet beschikt. De goedkeuring van
de rechter is gent op het bovengenoemde fairness-principe
van het proces. Noot De rechter kan op die beslissing
terugkomen, indien de verdediging verweer voert waarvoor kennis van
het niet geopenbaarde gedeelte van belang is. De goedkeuring tot
het gesloten houden is geen oordeel over de rechtmatigheid van het
politie-optreden, maar over de noodzaak van openbaarheid voor een
eerlijk proces. Tot voor kort waren de Attorney General’s
Guidelines for the Disclosure of Unused Material to the Defence
(1982) de enige richtlijnen voor het vrijgeven van gevoelig
materiaal door de vervolgende autoriteiten. Op 1 september 1994
werd door de CPS een aantal richtlijnen uitgevaardigd (in het
bijzonder Disclosure of Unused Material: Operational Instructions)
die politie en openbaar ministerie voorschrijven hoe zij om moeten
gaan met gevoelige gegevens. Een aantal criteria waarmee de
disclosure kan worden beoordeeld, is aan de rechtspraak ontleend:
1) is de informatie relevant of mogelijk relevant ten aanzien van
een onderwerp in de zaak; 2) kan het materiaal nieuwe onderwerpen
aan het licht brengen die nog niet waren gebleken uit het bewijs
dat het OM wil gebruiken; 3) wat zijn de rele perspectieven dat 1)
en 2) leading evidence vormen. Noot Als de
politie gevoelig materiaal doorsluist naar de CPS betekent dit niet
automatisch dat het materiaal wordt vrijgegeven aan de verdediging.
In beginsel ligt de classificatie van materiaal als gevoelig bij de
politie. De politie verzoekt (text procedure) regelmatig de naam
van de informant niet bekend te maken: de Metropolitan
Police ongeveer 100 keer per jaar en de South East Regional Crime
Squad ongeveer n twee keer per week. Intussen heeft de regering
een Consultation Document uitgebracht over het vrijgeven van
informatie. Noot In dit document wordt gesteld dat de
huidige criteria voor het vrijgeven van ongebruikt materiaal
bezwaarlijk kunnen zijn. Politie en CPS zien graag een vergroting
van de mogelijkheid om delen van het dossier gesloten te houden,
vooral om zogenaamde fishing expeditions door de verdediging
tegen te gaan. Met de Royal Commission on Criminal Justice
is de regering thans van mening dat de materie ten aanzien van het
gesloten houden van delen van het dossier zich leent voor
wetgeving. Noot
11.4.3 De organisatie van de politie
Engeland en Wales hebben 43 politiekorpsen, samen goed voor zo’n
128.000 politie-ambtenaren. Noot Deze zijn zelfstandige
publiekrechtelijke organen. De Chief Constable heeft
volledige zeggenschap. Voor het beheer staat hij onder controle van
een politiek college, dat geen gezag heeft over het politiewerk.
Het beheer van de Metropolitan police – de Londense politie
– valt rechtstreeks onder het Home Office. In een poging de
strijd tegen de internationaal georganiseerde misdaad efficinter te
maken zijn centraliseringsverschijnselen binnen het politiesysteem
te bespeuren. Noot De Association of Chief Police
Officers (ACPO) voorspelt dat korpsen zullen worden
samengevoegd. De procedures voor dit soort fusies zijn aanzienlijk
versoepeld, aangezien de minister van Binnenlandse zaken/Justitie
(Home Secretary) nu meer bevoegdheden heeft voor het bepalen van de
grenzen van een politiekorps. Noot
De korpsen zijn intern onderverdeeld in geniformeerde
opsporingsambtenaren, verkeerspolitie en rechercheurs, die bij het
Criminal Investigation Department (CID) werken. Zij zijn
ondergebracht in lokale eenheden. Daarnaast kent elk korps een
Special Branch (SB). Noot De SB’s bestaan sinds
de Police Act 1964. Zij verrichten het politieke
inlichtingenwerk en houden buitenlandse diplomaten in de gaten,
zorgen voor de bescherming van de koninklijke familie en publieke
figuren, en controleren terroristen, extreem-rechtsen en
activisten, zoals van de dierenbescherming. Voorheen werd het werk
van de SB’s gecordineerd door de National Joint Unit van Scotland
Yard (Metropolitan Police), maar sinds de veiligheidsdienst MI5
(Military Intelligence unit 5) in 1992 de leidende rol heeft
gekregen in de bestrijding van het IRA-terrorisme, functioneren de
SB’s meer als regionale afdelingen van MI5. De SB’s verstrekken
informatie aan MI5 en voeren aanhoudingen voor deze dienst uit. Bij
de Metropolitan Police Special Branch werken zo’n 600 mensen, en
bij de andere korpsen in Engeland en Wales in totaal zo’n 2000.
Noot Als zodanig bestaat in Engeland en Wales een veel
duidelijkere, meer open relatie tussen de politie- en
veiligheidsdiensten dan in Nederland. Het is algemeen bekend dat de
SB’s hun informatie vergaren met behulp van dwangmiddelen en
bijzondere opsporingsmethoden (afluisteren van telefoongesprekken,
het openen van post, het gebruik van videocamera’s, het
fotograferen, en het gebruik van informanten en infiltranten).
Noot
De Regional Crime Squads werden bijna 30 jaar geleden
opgericht op basis van een samenwerkingsovereenkomst tussen de
korpsen en regionale autoriteiten (artikel 13 Police Act
1964). Noot De korpsen staan 1,5% van de
formatieplaatsen af aan de squads; de detachering is voor een
periode van drie tot vijf jaar. Bij de eenheden werken in totaal
ongeveer 1500 mensen. De zeven Regional Crime Squads, die onder
leiding staan van de National Coordinator, ondersteunen de lokale
politie bij opsporingsonderzoeken naar de interregionale, nationale
en internationale zware misdaad. Op regionaal niveau bestaat ook
een Regional Criminal Intelligence Service en een speciale
drug-unit. De bevoegdheden zijn regionaal beperkt: voor het
overschrijden van de districtsgrenzen is een machtiging benodigd.
De hoogst verantwoordelijke is de Chief Constable (korpschef) in
het district. Evenals de Special Branches hanteren de Regional
Crime Squads bijzondere opsporingsmethoden. Noot
Zij richten zich niet specifiek op de bestrijding en opsporing
van de georganiseerde misdaad; op het terrein van de drughandel
zijn echter zeer actief. De regionale eenheden werken nauw samen
met de douane (HM Customs and Excise) en de National Criminal
Intelligence Service (zie hieronder).
Het grootste interregionale team, de South East Regional
Crime Squad (SERCS), staat onder de controle van de Police
Authority Committee (vooral financin en selectie van de
cordinator van het Regional Crime Squad) en de Chief Officers
Management Committee (vooral organisatie, voortgangscontrole,
gebouwen en technische middelen).
SERCS bedient 13 politiekorpsen, en bestrijkt een gebied van
17.000 km2 met een populatie van 24 miljoen mensen. Dit
is ongeveer de helft van de totale populatie in Engeland en Wales.
SERCS schat dat het met de helft van alle (zware) criminaliteit te
maken heeft. Er werken 584 opsporingsambtenaren en het heeft een
budget van 38 miljoen per jaar (personeelslasten maken 84% van het
budget uit). SERCS is onderverdeeld in vier gebieden die worden
gestuurd door twee hoofdbureau’s in Crawley en Hemel Hempstead. In
het jaar 1994/1995 ondernam SERCS 1.022 operaties, waarvan meer de
helft te maken had met de illegale drughandel (559 operaties),
waarvan ongeveer 60% ook met andere vormen van criminaliteit te
maken heeft. Een klein deel (34) van de onderzoeken werd samen met
de douane uitgevoerd. Naar aanleiding van de Criminal Justice
Act 1987 is een centraal bureau voor de zware en complexe
fraude ( Serious Fraud Office; SFO) opgericht in 1988: de
verantwoordelijkheden voor de opsporing en de vervolging van zware
en complexe fraude-zaken werden hierdoor binnen n organisatie
geconcentreerd. Op regionaal niveau bestaan bovendien regional
fraud squads. Voorbeelden van zaken die door het SFO behandeld
worden zijn: de Bank of Credit and Commerce International en het
Maxwell imperium. De National Criminal Intelligence Service
(NCIS) werd in 1992 opgericht. De politiediensten van Schotland en
Noord-Ierland zijn nog niet gentegreerd. Wel hebben zij bij het
NCIS contactambtenaren en zijn zij verenigd in het Integrated
National Criminal Intelligence System (INCIS). Noot
NCIS wordt gefinancierd door het Home Office en valt onder de
gezamenlijke politile regelingen. De staf van de NCIS telt nu 441
mensen en bestaat uit een combinatie van politie- en
douanepersoneel. In oktober 1994 werd NCIS geherstructureerd. Naast
een beheersdivisie omvat NCIS nu ook de divisies International,
United Kingdom (UK) en Headquarters (HQ). De HQ Division omvat een
Operations Support Unit, een International Coordination Unit
(waaronder de European Police Office desk), Policy and Research
Unit en een Strategic and Specialist Intelligence Branch. Deze
laatste divisie bestaat weer uit eenheden die zich bezighouden met
de
georganiseerde misdaad (Organised Crime Unit, waar onder andere
een netwerk voor de verzameling van inlichtingen van
informanten wordt ontwikkeld), economische delicten (de Economic
Crimes Unit fungeert als meldpunt voor verdachte transacties onder
de Drug Trafficking Offences Act 1986 en de Criminal Justice Acts
van 1988 en 1993 en onderzoekt deze), verdovende middelen (Drugs
Unit, die strategische inlichtingen verschaft aan
opsporingsdiensten en ministeries en in het bijzonder kijkt naar
trends in het lokale gebruik van drugs, de invoerroutes en de
opkomst van nieuwe drugs) en bijzondere misdrijven
(voetbalvandalisme, pedofilie). De UK divisie ziet toe op het werk
van de vijf regionale NCIS-bureaus, die zijn te vinden in Londen,
Birmingham, Bristol, Manchester en Wakefield. De internationale
divisie tenslotte onderhoudt een netwerk van Europese Drugs Liaison
Officers (DLO’s) en huisvest zeven buitenlandse contactambtenaren.
Interpol NCB is bij deze divisie ondergebracht.
De meeste zachte informatie die naar NCIS toegaat is
afkomstig van de Regional Crime Squads. Noot
Vermeldenswaard is nog het bestaan van het onafhankelijke
Financial Fraud Information Network (FFIN), waarbinnen
informatie verzameld en verspreid wordt over mogelijke zaken van
zware fraude en andere vormen van zware criminaliteit. Het grootste
politiekorps in Engeland, de Metropolitan Police Force,
leidt verder nog een Joint Action Group on Financial Crime
en een Joint Action Group on Organised Crime, die als meer
informele netwerken fungeren voor de uitwisseling van informatie en
ervaring teneinde het inzicht in de georganiseerde en de
economische criminaliteit te verbeteren.
11.4.4 Opsporingsmethoden
De Engelse politie hecht sterk aan het belang van het
inlichtingenwerk (intelligence) voor de opsporing. Een succesvolle
preventie en vervolging van georganiseerde misdaad is sterk
afhankelijk van de zachte informatie die wordt verkregen van
informanten en door middel van observatie. Noot Het
Home Office en de NCIS menen dat het vrijgeven van gevoelige
informatie vaak leidt tot frustatie van de vervolging: getuigen en
bronnen dienen niet te worden gecompromitteerd. De noodzaak tot
openbaring zal leiden tot een besluit de vervolging niet door te
zetten. NCIS ziet daarom graag het behoud van de bestaande
richtlijnen waarbij de politie beroep kan doen op immuniteit op
grond van het publieke belang. Noot Voor het gebruik van
bijzondere opsporingsmethoden bestaat geen wettelijke regeling,
maar circulaires met richtlijnen voor de inzet van criminele
informanten en het gebruik van akoestische en optische technische
middelen. Noot Home Office heeft circulaires
uitgevaardigd om consistentie aan te brengen in de
opsporingspraktijk. De Association of Chief Police Officers
(ACPO) heeft een deel van de richtlijnen nader uitgewerkt, zodat
formeel de Home Office-versie van kracht is en in de
praktijk met de ACPO-versie wordt gewerkt.
De Royal Commission on Criminal Procedure stelde in 1981 voor
bepaalde opsporingsmethoden een wettelijke grondslag te geven. De
voorstellen hadden betrekking op de invoering van een strafbepaling
voor het gebruik van observatieapparatuur, een definitie van
opsporingsinstrumenten en de machtigingsprocedures voor het gebruik
van bijzondere opsporingsmethoden. Verder vond de Commissie dat de
inzet van observatieapparatuur aan bepaalde voorwaarden moest
worden gebonden, zoals de vereisten van proportionaliteit en
subsidiariteit en die apparatuur slechts mocht worden ingezet bij
ernstige strafbare feiten. Voorts moest worden getoetst op
finaliteit, relevantie en privacy. De conservatieve partij verwierp
de door de Royal Commission voorgestelde wettelijke regeling. Deze
werd dan ook niet ingevoerd. Noot De Home
Secretary heeft onlangs voorstellen ingediend voor een
getuigebeschermingsregeling, met inbegrip van de invoering van een
nieuw strafbaar feit bedreiging van getuigen. De regering is
bovendien voorstander van een wettelijke regeling van bijzondere
opsporingsmethoden. De voorzitter van de ACPO Crime Committee,
Commissioner Taylor, verwacht wetgeving zelfs op korte
termijn.
Observeren en volgen
Voor politile observatie bestaat geen wettelijke regeling. Het
is moeilijk gegevens te verkrijgen over daadwerkelijk gebruik.
Onder observatie worden mede verstaan verkeerscontroles en
identiteitscontrole. Het middel wordt toegepast tegen een concrete
verdachte. Gegevens voortkomend uit de observatie worden
automatisch gecheckt met de index van de police national
computer (PNC2). Heimelijke observatie op publieke plaatsen
wordt regelmatig uitgevoerd door de militaire inlichtingendienst
MI5. Noot
Langdurige observatie wordt in politiekringen niet beschouwd als
een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer
van de verdachte, terwijl arrestatie, doorzoeking en inbeslagneming
wel als zodanig worden beschouwd. In het belang van de opsporing
wordt observatie beschouwd als een geldig middel. De toestemming
tot langdurige observatie moet afkomstig zijn van ten minstens een
sergeant onder controle van een Chief Inspector (deze
moet op de zitting de observatie voor zijn rekening kunnen nemen).
Het middel heeft tot doel het achterhalen van feit en dader. Voor
de uitvoering van kortdurende observatie (al dan niet met inzet van
verrekijkers en telescopen) gelden minder voorwaarden dan voor de
langdurige observatie. Noot Informatie voortkomend uit
observatie met gebruik van technische middelen is bruikbaar als
bewijs (behalve de telefoontap). Technische middelen worden – zo
nodig onder bewaking – bevestigd door technici. De leider van de
operatie is bij plaatsing aanwezig. Afhankelijk van de mate van
inbreuk op de privacy moet hoger in de politie-organisatie
toestemming worden gegeven voor de inzet daarvan. In beginsel kan
dit niveau van toestemming per korps verschillen. De indruk bestaat
dat op een veel grotere schaal dan in Nederland van observatie met
behulp van technische middelen gebruik wordt gemaakt en dat dieper
op de privacy kan worden ingegrepen. Observatie in privruimten
wordt in het algemeen als meer problematisch beschouwd dan
observatie in het openbaar, maar het gebeurt wel, vooral door de
veiligheidsdiensten. Noot
Inbeslagneming van brieven en poststukken
De Interception of Communications Act 1985 voorziet in
regels voor het onderscheppen van post. Op 31 december 1989 liepen
59 machtigingen voor het onderscheppen van brieven en poststukken
(deze waren afkomstig van de Home Secretary en de Secretary of
State for Scotland). Noot Post wordt opengemaakt door
een speciale afdeling van de Investigation Division van het
postkantoor. Tegenwoordig worden speciale verstuivers gebruikt die
de enveloppen doorzichtig maken en electronische scanning machines
kunnen de post ongeopend lezen. Noot
Aftappen van telecommunicatie
De Interception of Communications Act 1985 legt
voorwaarden vast voor het onderscheppen van post en boodschappen
die door middel van publieke telecommunicatielijnen worden
overgebracht (telegraaf, telefoon, telex, telefax, E-mail). De wet
is tot stand gekomen naar aanleiding van de uitspraak van het
Europees Hof voor de rechten van de mens in de Malone-zaak.
Noot
De wet voorziet in een strafbaarstelling voor het onderscheppen
van boodschappen, in een regeling voor het verlenen van
machtigingen voor het onderscheppen en in een regeling van de
handhaving van de bepalingen van de wet. Toestemming voor
onderscheppingen kan worden verleend door een minister
(secretary of state) in het belang van de nationale
veiligheid, het voorkomen van ernstige criminaliteit (hieronder
valt ook de georganiseerde misdaad) en ter bescherming van het
economisch welzijn van de staat. Noot Het
subsidiariteitsprincipe is van toepassing, in de zin dat de vraag
gesteld dient te worden of de informatie niet redelijkerwijs op een
andere manier verkregen had kunnen worden. Behalve politie kunnen
ook douane en veiligheidsdiensten (MI5 en MI6) een verzoek indienen
voor officile machtiging van een tap. De geldigheidsduur van de
last van de minister is twee maanden. Verlengingen zijn mogelijk
met steeds een maand op dezelfde gronden als waarop de
oorspronkelijke machtiging werd verleend (artikel 4). De wet draagt
aan de minister op ervoor zorg te dragen dat de verkregen
informatie aan niet meer personen ter kennis wordt gesteld dan
noodzakelijk is en dat kopien worden vernietigd als zij niet meer
noodzakelijk zijn (artikel 6). De controle op dit dwangmiddel, dat
zich aan de beoordeling door de rechter onttrekt, is in handen
gelegd van een speciaal Tribunaal, bestaande uit vijf juristen, dat
verzoeken van burgers behandelt die menen dat hun telefoon
(onterecht) zou zijn getapt (artikel 7). Het Tribunaal behandelt
geen klachten over het ontbreken van een officile toestemming voor
de tap en evenmin klachten over uitvoering van de tap door een
privdetective. Deze laatste klachten behoren (strafrechtelijk) te
worden onderzocht door de politie. Tegen uitspraken van het
Tribunaal is geen rechtsmiddel.
Resultaten van een telefoontap mogen niet als bewijsmiddel
worden gehanteerd. De tap kan slechts als inlichtingenmiddel worden
ingezet en aanleiding geven tot verdere opsporing. Noot
Over het aftappen van telecommunicatie kunnen in de rechtszaal geen
vragen worden gesteld. Slechts het gegeven dat getapt is, kan
bekend zijn.
Onze respondenten waren geen voorstander van het gebruik van
tapmateriaal als bewijs. De redenen daarvoor zijn divers, zoals de
hoeveelheid werk bij de transcriptie, geringe directe bewijswaarde
vanwege het onmiddellijkheidsbeginsel en de mogelijkheid van
onderzoek naar redenen voor het plaatsen van de tap. De
transcripten die gebaseerd zijn op gesprekken die zijn afgeluisterd
met microfoons of andere electronische afluisterapparatuur mogen
wel worden gebruikt als bewijs.
De Interception of Communications Act voorziet in een
jaarlijkse steeksproefsgewijze controle op uitgevoerde taps door
een rechter, die in een rapport verslag doet van zijn bevindingen.
Ondanks deze rapportage is het moeilijk te zeggen in welke mate
gebruik wordt gemaakt van telefoontaps. Op 31 december 1989 liepen
256 machtigingen voor telefoontaps (toestemming gegeven door ofwel
de Home Secretary of de Secretary of State for Scotland).
Noot Bijna alle officile statistieken over het aantal
machtigingen voor telefoontaps geven een te gering aantal aan. Toen
M. Rees Home Secretary was zouden 2000 3000 lijnen zijn getapt,
terwijl slechts 250 400 machtigingen liepen. Telefoontaps kosten de
overheid jaarlijks zo’n 15 miljoen – een goedkope manier van
informatie verzamelen. Het telefonisch afluisteren is een groeiende
industrie in het Verenigd Koninkrijk. De geprivatiseerde British
Telecom heeft zelfs de service verbeterd: de overheid betaalt BT
jaarlijks zo’n 10 miljoen pond voor het uitvoeren van taps.
Noot
Fotograferen en video-opnamen
De Home Office Guidelines on the use of equipment in police
surveillance operations (1984), die betrekking hebben op het
gebruik van technische middelen zijn ook van toepassing op
observatie met behulp van foto- en videocamera’s. Er bestaan geen
regels voor de invoer van gegevens voortkomend uit observatie in
herkenningssystemen en de opslag van bewegingsbeelden.
Noot Evenmin bestaat er jurisprudentie op dit vlak. In
de rechtspraak zijn video-opnamen, gemaakt in het openbaar of in
publiek toegankelijke ruimten, geaccepteerd als bewijs (R.
v. Thomas, zie ook onder Informanten en
infiltranten). De richtlijnen van het Home Office staan het
gebruik van technische middelen toe bij de preventie en de
opsporing van criminaliteit. De richtlijnen bevatten onder meer de
volgende regels voor de inzet van optische middelen met
opname-mogelijkheid.
1 Doel van de observatie moet zijn de opsporing van
ernstige criminaliteit of kwaadaardige of obscure telefonische
communicatie.
2 Andere opsporingsmethoden moeten zijn uitgeprobeerd, tenzij deze
voor het bereiken van het doel ongeschikt zijn
(subsidiariteit).
3 De inzet van de middelen moet gericht zijn op de aanhouding en
veroordeling of de voorkoming van (terroristische)
activiteiten.
4 Tussen de ernst van het feit en de inbreuk op de persoonlijke
levenssfeer van de verdachte moet een balans bestaan
(proportionaliteit).
5 Alleen de hoogstgeplaatste politieambtenaar is bevoegd
toestemming te verlenen (Chief Constable, of anders Assistant
Commissioner van de Metropolitan Police).
6 Het gebruik van technische middelen moet in de gegeven
omstandigheden noodzakelijk, uitvoerbaar en gerechtvaardigd
zijn.
Videocamera’s (statisch) en fotocamera’s worden veelvuldig gebruikt
in het openbaar. Volgens onze respondenten wordt de methode slechts
zelden ingezet in een privruimte vanwege het ontbreken van de
proportionaliteit. Scanners worden veel gebruikt voor het
registreren van verkeersovertredingen. De opnamen, die bijvoorbeeld
op de rijksweg worden gemaakt, worden verbonden met de databank
voor gestolen voertuigen. Noot Ook het gebruik van
fiberoptics apparatuur schijnt populair te zijn.
Betreden van plaatsen (inkijkoperaties)
De douane – HM Customs and Excise – heeft vooral
krachtens de Customs and Excise Act 1979 ruime bevoegdheden
om gebouwen binnen te gaan en te doorzoeken. Deze wet geeft onder
andere de bevoegdheid to enter buildings or places where there
are reasonable grounds to suspect that anything liable to
forfeiture under the customs and excise act is kept (artikel
161). De douane heeft een vrij algemene opsporingsbevoegdheid.
Observatie met behulp van afluisterapparatuur
Het gebruik van (ingebouwde) afluisterapparatuur schijnt
veelvuldig te zijn. Doel van dit opsporingsmiddel is het doen en
laten van n enkele persoon te observeren.
Gebruik van akoestische technische middelen is niet geregeld bij
wet, hoewel het ontwerp van de Police and Criminal Evidence Act
(PACE) hier aanvankelijk wel een regeling voor had. Deze werd
echter geschrapt door de Standing Committee E van het Lagerhuis. De
Interception of Communications Act is niet van toepassing op
afluisterapparatuur. Wel zijn de eerdergenoemde Home Office
Guidelines on the use of equipment in police
surveillance operations (1984) van toepassing.
De voorwaarden voor de inzet van afluisterapparatuur zijn dezelfde
als voor het maken van film- en video-opnamen.
Een Assistant Chief Constable is bevoegd toestemming te geven
voor het gebruik van afluisterapparatuur indien een
gespreksdeelnemer de opname-apparatuur heeft meegenomen en daar
kennis van draagt. In het geval dat het apparaat wordt meegenomen
door een opsporingsambtenaar moet zijn ware identiteit aan ten
minste n van de gespreksdeelnemers bekend zijn. Voor openbare
observatie is toestemming van de Chief Superintendent benodigd.
Het afluisteren mag geen onverantwoorde inbreuk zijn op de
persoonlijke levenssfeer van de verdachte, en de inzet moet ook
overigens gerechtvaardigd zijn. De gegeven toestemming heeft
een duur van ten hoogste een maand, welke termijn kan worden
verlengd. Het transcript van de opnamen wordt bewaard zolang dit
wenselijk is voor de opsporing en de vervolging. Vernietiging vindt
plaats zodra aannemelijk is dat het transcript voor dat doel niet
meer nodig is. Opdrachten tot de inzet van akoestische technische
middelen moeten worden geregistreerd in een centraal register (bij
de Metropolitan Police).
In het register wordt genoteerd: soort zaak, naam toestemming
verlenende politieambtenaar, mededeling van een eventuele
weigering, korte uiteenzetting van de toelaatbaarheidsgronden,
alsmede het resultaat. Vermelding in dit register wordt minstens
twee jaar bewaard ter controle door de dienst. Het door afluisteren
van gesprekken verkregen bewijs is toelaatbaar.
Zo was in de zaak R. v. Stewart een gesprek in de cel
tussen twee gedetineerden afgeluisterd, evenals in de zaak Bailey
and Smith. In R. v. Keeton was het gesprek tussen een veroordeelde
en zijn vrouw afgeluisterd. Noot De band met de opname
kan door de verdediging worden afgeluisterd. Dit verkleint de
kansen op manipulatie. Het verweer van uitlokking dan wel
misleiding van de verdachte omdat voorafgaand aan de actie
afluisterapparatuur was aangebracht, heeft geen kans van slagen.
Noot Buggen in huizen komt niet veel voor, maar is geen
zeldzaamheid. Met name de Special Branch en MI5
plaatsen afluisterapparatuur in priv-ruimten, daarbij soms geholpen
door technici van British Telecom. Noot Het
gebruik van afluisterapparatuur door privdetectives is door het
Home Office wel aan regels gebonden. Het is echter een grijs
gebied waar geen zicht op is.
Observatie met behulp van
plaatsbepalingsapparatuur
De richtlijnen van het Home Office voorzien ook in het gebruik
van plaatsbepalingsapparatuur. De inzet moet voldoen aan de eisen
van proportionaliteit, subsidiariteit en finaliteit. Indien voor
het plaatsen van plaatsbepalingsapparatuur (tracking
devices) en peilzenders (beacons) privruimten moeten
worden betreden dan is toestemming nodig van de korpschef (Chief
Constable). Bevestiging van deze apparatuur aan of zelfs in
voertuigen kan worden beslist op n niveau lager dan de
korpschef.
De Younger Committee, die de gevolgen onderzocht van technische
observatiemiddelen op privacy, noemde al in 1972 het gebruik van
taperecorders, microfoons met verschillende aansluitmogelijkheden,
richtmicrofoons, direct aftappen van telefoonlijnen, infinitive
transmitters, en onzichtbare lichtstralen die vibraties opnemen.
Zeer extreme voorbeelden van plaatsbepalingsinstrumenten waren 1)
radioactieve poeders die in zeer kleine hoeveelheden aan de te
achtervolgen persoon worden toegediend (de plaatsbepalende
ambtenaar volgt met een geiger-teller op een maximale afstand van
200 300 yards); 2) fluorescerende stoffen die worden toegediend aan
de te achtervolgen persoon en die oplichten wanneer beschenen met
een ultraviolette lichtbron. Deze methoden zouden ook zijn gebruikt
door journalisten, privdetectives en industrile spionnen. Noot
SERCS gaf ons een voorbeeld van een peilbaken (beacon) in het
geweer van een verdachte, waarmee zijn illegale wapenfabriek kon
worden getraceerd. Technische plaatsbepalingsapparatuur kan
zeer klein zijn, maar voor het laten functioneren is veel
electriciteit benodigd, wat soms tot praktische problemen
leidt.
Informanten
Politie en veiligheidsdiensten maken al heel lang gebruik van
informanten. Het Home Office hecht grote waarde aan het
gebruik ervan voor een succesvolle preventie en vervolging van de
georganiseerde misdaad. Noot Voor de inzet van informanten bestaat
een richtlijn van het Home Office, Informants who take part in
crime (1969, opnieuw uitgevaardigd in 1986 en door ACPO
uitgegeven als interne circulaire). De voorwaarden voor toelaatbare
betrokkenheid bij strafbare feiten zijn de volgende:
a. de politie noch een informant mag strafbare feiten beramen,
uitlokken of teweegbrengen; b. als de informant aan de politie
informatie verstrekt over de opzet van andere personen een
strafbaar feit te plegen, dan mag deze informant alleen nog verder
deelnemen indien:
b.1. hij niet actief deelneemt aan de planning en de
uitvoering van het strafbare feit; b.2. hij een ondergeschikte rol
speelt;
b.3. zijn deelname noodzakelijk is voor het arresteren van de
hoofdverdachte voordat het strafbare feit heeft plaatsgevonden.
De informant moet altijd worden genstrueerd nooit als agent
provocateur op te treden (anders kan hij worden vervolgd);
c. de politie mag de rechter niet misleiden, noch met het oog op
bescherming van de informant, noch op andere gronden;
d. bescherming van de informant verleent aan deze
informant geen immuniteit tegen arrestatie of strafrechtelijke
vervolging indien hij willens en wetens aan het strafbare feit
deelneemt. Strikt genomen begaan de informanten en
undercover agenten geen misdrijven, omdat bij hen de misdadige
intentie (mens rea) ontbreekt;
e. de omgang met informanten moet worden beoordeeld en
gesuperviseerd door een ervaren opsporingambtenaar. De beslissing
om een criminele informant in te zetten moet op hoger niveau
binnen de politie worden genomen;
f. de uitbetaling van openbare gelden aan de informant
dient door een hogere ambtenaar te gebeuren; g. als de
informant aan een strafbaar feit heeft deelgenomen, waarbij
andere personen worden gearresteerd, dan dient de Crown Prosecution
Service, daarvan op de hoogte te worden gesteld, zonder onthulling
van de identiteit van de informant.
De informanten zijn nagenoeg uitsluitend mensen uit het
criminele milieu. Slechts bij uitzondering wordt een
bovenwereld-figuur als informant gerund. Advocaten zijn regelmatig
informant, waarbij onduidelijk is hoe dat te verenigen is met hun
beroepsgeheim. Mensen die informatie leveren worden als getuige
behandeld, zij het dat om veiligheidsredenen de identiteit meestal
niet wordt onthuld. De Metropolitan Police heeft circa 8.000
informanten en de SERCS heeft na schoning van het bestand
ongeveer 2.200 informanten.
Het runnen van informanten is geen exclusieve activiteit van de
intelligence-afdelingen. Elke politieman kan een informant
aanbrengen en die vervolgens zelf runnen (to handle). Hij
krijgt wel een co-handler. Daarnaast wordt een controleur
aangewezen die het journaal bijhoudt van alle contacten en die in
ieder geval hoger in rang moet zijn (rang: Inspector of Chief
Inspector). Voorts is een informatiebeheerder aangesteld (rang:
Superintendent), die de gegevens van de informant beheert.
Ten slotte heeft op het niveau van de korpsleiding een functionaris
het totale overzicht en de eindverantwoordelijkheid (registrar,
rang: Commander). Elke informant krijgt een pseudoniem. Het
NCIS beschikt over een codering voor elke aangemelde
informant. Dit systeem is ook in Nederland in gebruik. De
inlichtingen worden in het algemeen verwerkt met behulp van een 4 x
4 systeem, dat ook door de Nederlandse CID-en wordt gehanteerd. De
inlichtingen worden gevalueerd naar betrouwbaarheid en bron. Alles
wordt schriftelijk vastgelegd, zowel afspraken, contacten als
informatie. In Engeland heeft men geld over voor informatie.
Informanten zijn immers een effectieve en goedkope vorm van
opsporingswerk. Het tippen van vijf kilo cocane kan 20.000
opleveren; bij grotere hoeveelheden kan dit bedrag oplopen tot
60.000.
Na enkele betalingen aan n informant wordt in beginsel het
informantendossier nog eens doorgenomen. Een informant kan soms
jaren meegaan, maar enkele zijn na twee drie keer opgebrand. Naast
betalingen kunnen verdachten, die samenwerken met de politie in
aanmerking komen voor lichtere bestraffing. De procedure is daarbij
dat de politie de rechter die de straf bepaalt, informeert over de
mate van behulpzaamheid. Deze schriftelijke aanbeveling wordt
getekend door de voor informantenbeheer eindverantwoordelijke
functionaris. Is een verdachte behulpzaam geweest of informant
geweest dan heeft hij ingevolge de rechtspraak aanspraak dat de
rechter daarover wordt genformeerd. De inhoud van de medelingen is
de vrijheid van de politie. Soms is het niet wenselijk dat de op te
leggen straf verlaagd wordt vanwege het opvallende karakter
daarvan. Dan geeft de rechter of de politie de informatie aan het
Home Office, zodat de betrokkene in een inrichting met lichter
regime kan worden geplaatst en eerder in vrijheid kan worden
gesteld (beslissing is aan de Home Secretary). Noot
Spijtoptanten (supergrasses) moeten op de terechtzitting
verklaren. De Home Secretary beslist of een andere identiteit
gegeven moet worden. De kosten bedragen ongeveer 50.000,- per valse
identiteit. In het getuigebeschermingsprogramma zouden medio
1995.200 getuigen zitten. Noot
Fishing expeditions naar de inzet en identiteit van
informanten door de verdediging zijn niet ongebruikelijk. Deze
verdediging is gericht op het mogelijk ontbreken van de eerlijkheid
in de procesgang.
Gecontroleerde aflevering
De methode van de gecontroleerde aflevering van illegale
goederen is geen onderwerp van discussie. Hoewel niet geregeld bij
wet, is de gecontroleerde aflevering toegestaan in de context van
internationale verdragen, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties
over drugs en psychotrope stoffen, Wenen 1988. Over het
doorlaten van verdovende middelen als methode werd niet
eensluidend gedacht door onze respondenten. De n beschouwde het
doorlaten van 2 kilo cannabis als lijntester voor een partij hard
drugs als een grensverleggende methode waarvoor de Chief Constable
toestemming zou moeten geven. Bovendien was hij niet gerust op de
toetsing door de rechter. Een ander daarentegen vond de casus
onproblematisch en de methode toelaatbaar. Bij HM Customs and
Excise zou het doorlaten van drugs als methode nooit zijn
overwogen. Onze respondenten kunnen zich geen zaak herinneren
waarin drugs werden doorgelaten. De toelaatbaarheid van de methode
vormt momenteel wel onderwerp van discussie bij de Regional Crime
Squads. In ieder geval wordt over doorlating van duizenden kilo’s
softdrugs afwijzend gedacht.
Pseudo-koop, Toonkoop, Voorkoop
Koop- en verkoophandelingen van politieambtenaren dienen strikt
onderscheiden te worden. Koop is in het algemeen getolereerd,
verkoop is niet onomstreden.
Onderscheiden worden: buy bust (arresteren van de handelaren bij
de overdracht van de goederen); buy operation (volledig doorvoeren
van de transactie, waarop arrestatie later volgt); sell bust
(arrestatie van de verkooppartner); extended sell operations
(doorgaan met de operatie teneinde informatie in te winnen over de
criminele activiteiten van een individu of groep) en sting
operations (vergelijkbaar met het opzetten van een illegaal bedrijf
(frontstore) om informatie in te winnen over strafbare
feiten). Het Hof van Beroep heeft geen bezwaren tegen dit soort
operaties of bedrijven. Noot Zie verder onder
infiltratie.
Infiltratie
In Engeland en Wales worden infiltranten meestal agents
provocateurs genoemd. Al in 1929 omschreef de Royal
Commission on Police Powers and Procedure de agent provocateur
als een persoon die een ander uitlokt tot het plegen van een
strafbaar feit dat hij anders niet zou hebben gepleegd en die
vervolgens tegen deze persoon procedeert en informatie verstrekt
ten aanzien van het gepleegde delict. Hoewel de Royal Commission
het uitlokken van strafbare feiten afkeurde, maakte zij n
uitzondering: het in de val laten lopen van een verdachte persoon
kan toelaatbaar worden geacht wanneer deze persoon continu
strafbare feiten pleegt, of wanneer de politie over betrouwbare
informatie beschikt dat delicten regelmatig worden gepleegd.
Noot
De jurisprudentie heeft de marges bepaald die
opsporingsambtenaren zich bij infiltratie kunnen veroorloven. De
limiet lag aanvankelijk bij het plegen van strafbare feiten door
opsporingsambtenaren met het doel bewijs te vergaren tegen een
peroon. Noot De zaak Sang betekende echter een
totale ommekeer. Het hof wees bewijsuitsluiting af: The court is
not concerned with how it was obtained. Indien bewijs onrechtmatig
zou zijn verkregen, dan biedt het burgerlijk recht een remedie en
ingeval van strijdigheid met de interne politieprocedures is dat
een zaak voor de disciplinaire autoriteit. En daarmee was de kous
(voorlopig) af. Noot Bewijsuitsluiting werd weer
gentroduceerd met de toevoeging van artikel 78 aan de Police and
Criminal Evidence Act 1984 (PACE), waarin is bepaald dat bewijs
door de rechter kan worden uitgesloten als de wijze van
bewijsgaring een negatief effect op de eerlijkheid van het proces
heeft gehad. In Christou and Wright (1992) beriep de
verdediging zich op uitlokking. De zaak ging om undercover agenten
die een onechte juwelierszaak (dekmantelfirma of frontstore) hadden
opgezet in Londen om een groep overvallers en dieven in de
gelegenheid te stellen hun gestolen waar te verkopen. Het hof
verwierp het argument van de verdediging dat de verdachten
uitgelokt zouden zijn, omdat de politieambtenaren niet een markt
zouden hebben gecreerd die anders niet zou hebben bestaan en omdat
de verdachten predisposed waren (voornemens waren strafbare feiten
te plegen). Noot
Uitlokking tot het begaan van een strafbaar feit kan ten gunste
van de verdachte worden meegenomen in de
straftoemeting. Noot De Prosecution of Offences
Act 1985 biedt verdachten de mogelijkheid uitlokkers (agent
provocateurs) te doen vervolgen, de zaak Christou and Wright is
daar een voorbeeld van. Daarbij speelt het geen rol of de
provocateur een politieambtenaar is of niet.
De Home Office Circular on Informants who take part in
crime legt een aantal voorwaarden voor infiltratie vast, die
grotendeels vergelijkbaar zijn met de richtlijnen voor de inzet van
participerende informanten: 1. de infiltrant mag geen strafbaar
feit uitlokken;
2. de infiltrant mag niet deelnemen aan het beramen en plegen
van een strafbaar feit; 3. de rol van de infiltrant in het
strafbaar feit moet ondergeschikt zijn; 4. de rol van de infiltrant
moet essentieel zijn in het frustreren van de activiteiten van
vooraanstaande criminelen en moet leiden tot aanhouding voordat
schade of letsel wordt aangebracht. Undercover agenten worden
voornamelijk ingezet bij de bestrijding van zogenaamde subversieve
activiteiten, drugcriminaliteit en terrorisme. Noot
Tijdens het werkbezoek is gebleken dat de geheime
politie-operaties in Engeland en Wales veel omvangrijker zijn dan
in Nederland. In Engeland en Wales voeren ongeveer 160 full-time
agenten langdurige undercover werkzaamheden uit. De aanstelling is
niet in tijd beperkt: sommige undercover agenten doen het werk al
20 jaar. De opleiding tot undercover agent duurt n jaar. In dat
jaar worden de agenten onder meer als pseudo-koper ingezet. Dit
wordt gezien als het eenvoudige werk, zoals drugs kopen op straat.
In Londen worden daarvoor door de Metropolitan Police per jaar
tussen de 20 en 30 mensen ingezet. Uit deze level II mensen worden
de agenten voor diepte-infiltratie, ofwel level I geselecteerd, die
een identiteitswijziging ondergaan en zich voornamelijk bezighouden
met buy-bust-operations. De grootste zorg bij diepte-infiltratie is
het sociaal en psychisch welzijn van de agent. Daarom hebben
dergelijke infiltranten altijd twee begeleiders, waarvan n tot
enige taak heeft te waken over het welzijn van de agent en de ander
over de meer operationele aspecten en veiligheid (uncle and
auntie). De langst lopende actie bij de Metropolitan Police betrof
n agent die gedurende 69 maanden werd ingezet. Uitgangspunt is
echter de duur op ten hoogste n jaar te stellen. Onze respondenten
melden een enkele ramp met een undercover, maar ongelukken gebeuren
vaker met informanten. De frontstore (store
front, zeggen de Britten) is als bijzonder opsporingsmiddel
veel verder ontwikkeld dan in Nederland. Niet alleen papieren
bedrijven worden opgezet, maar ook mensen van vlees en bloed worden
ingezet.
Een voorbeeld dat ons werd gegeven betreft een bank met
secretaresses en manager, die werd opgezet met het doel te wachten
tot criminele gelden zouden worden aangeboden, hetgeen na een
aantal maanden daadwerkelijk gebeurde. Een ander voorbeeld is de
juwelier – een joodse politieman – die onder het wakend oog van de
videocamera een nering uitoefende en optrad als (lok of
pseudo)-heler; dit had bijna 100 arrestaties tot gevolg. De
videoband diende in de strafzaken als bewijsmiddel.
Opslag gegevens
Bescherming tegen misbruik van persoonsgegevens is neergelegd in
de Data Protection Act 1984. Deze wet is in het hele
Verenigd Koninkrijk van toepassing en heeft betrekking op elke
verzameling van persoonsgegevens, waaronder de door de politie
aangelegde registraties.
De wet werd in 1984 gedeeltelijk van kracht, en betrof in eerste
instantie de verplichting het verzamelen van persoonsgegevens te
melden bij de Data Protection Registrar. In november 1987 werd
de wet als geheel van kracht. De wet regelt de opslag, koppeling
en verstrekking van gegevens, alsmede het recht op toegang
tot gegevens door de geregistreerden. In november 1994 zijn
richtlijnen voor de persoonsregistratie (Registrar’s Guidelines)
uitgevaardigd – in totaal 128 bladzijden.
De Aanbeveling van de Raad van Europa No. 87 (15) ligt aan de
basis van de regelgeving. De uitgangspunten zijn dat gegevens
slechts mogen worden verzameld indien dit noodzakelijk is voor het
gestelde doel van het register en dat gegevens niet mogen worden
gebruikt voor een ander doel dan waarvoor ze verzameld zijn. Er
schijnen echter nog veel grijze gebieden te bestaan.
Noot
De Drug Trafficking Act 1986, de Criminal Justice Act
1988 en de Prevention of Terrorism Act 1989 voorzien in
de mogelijkheid gegevens over verdachte financile transacties op te
slaan. Voor het overige bestaan voor de oprichting, inhoud en
omvang van politile geautomatiseerde informatiesystemen geen
wettelijke regelingen. De Chief Constable (korpschef van het
regionale politiekorps) geldt als houder/beheerder van de
politieregisters . Op de regel dat iedereen toegang heeft tot
zijn/haar persoonsgegevens bestaan veel uitzonderingen. De Code
of Practice for Police Computer Systems van ACPO bevat
richtlijnen voor het gebruik van politile informatiesystemen.
Noot
De Police National Computer (PNC2) is het grootste
inlichtingensysteem in Europa. De PNC2 beslaat vijf
velden: de nationale indexen van strafregisters, kentekens,
gestolen en verdachte motorvoertuigen, vingerafdrukken, alsmede
gezochte en vermiste personen. De regionale politiekorpsen hebben
toegang tot de namen van 5 miljoen veroordeelden, 40 miljoen
auto-eigenaren, 450.000 verdwenen voertuigen, 135.000 vermiste
personen en 1160 extremistische strafbare feiten. Opvallend is dat
onder deze geregistreerde, harde gegevens ook vallen de analyse van
criminaliteitspatronen en dwarsverbindingen tussen de registers
(zoals namen van daders en plaatselijke registers). Commentatoren
zeggen dat PNC2 ruimte laat voor manipulaties; misbruik schijnt
niet zeldzaam te zijn. Noot
In de toekomst zou PNC2 met het Schengen Informatie Systeem in
verbinding kunnen komen te staan, omdat hardware en software van de
systemen koppelbaar zijn. Noot De PNC2 is ook
toegankelijk voor de Special Branches, die voornamelijk
werken met CID-gegevens. In de registers van de SB’s zijn ongeveer
2,5 miljoen individuele rapporten opgeslagen met daarin zachte
informatie over verdachte activiteiten. Ook bestaat bij alle
SB’s een soort geheugenbank met informatie die afkomstig is van
informanten. Noot NCIS heeft een brede toegang tot
allerlei gegevens.
Het NCIS heeft een voorstel gedaan om een netwerk-computer (NIX)
te creren, waarin zachte informatie wordt opgeslagen over
georganiseerde misdaad, drugcriminaliteit en witwassen, welke
computer in verbinding zal komen te staan met PNC2. NIX wil met
name dossiers aanleggen van de 50 professionele criminelen die meer
dan 100.000 per jaar verdienen. Noot De voorloper van
NCIS – de National Drugs Intelligence Unit (NDIU) –
verzamelde tactische informatie over drugs. Met tactisch wordt
bedoeld het produkt van gegevensanalyse dat wordt gebruikt ter
ondersteuning van het plannen en uitvoeren van opsporing.
Noot De zachte informatie heeft niet alleen betrekking
op de eigenlijke subjecten en de mensen waarmee hij omgaat, ook
bestaat ruimte voor vrije tekst en commentaar, waarin van alles
wordt opgeslagen, ook gevoelige gegevens. Het informatiesysteem
van de douane is bijzonder omvangrijk. Dit heet de Customs and
Excise Drug Recording Intelligence Computer (CEDRIC). De
militaire inlichtendienst MI5 is al in 1971 begonnen met de
automatisering van de informatie. De Hoofdcomputer (R2) staat in
verbinding met 200 satelliet-terminals, waarin informatie is
opgeslagen met een vergelijkbare hoeveelheid als 50.000 boeken. In
het systeem kunnen de basisgegevens van 20 miljoen mensen worden
opgeslagen. R2 staat in verbinding met grote ministerie-computers
via het Government Data Network. Deze verbindt het Home
Office, Customs and Excise, Inland Revenue,
Health, Social Security en in de toekomst ook de
PNC2. De veiligheidsdiensten vallen buiten het bereik van de
Data Protection Act.
Uitwisseling en koppeling opgeslagen gegevens
Vanwege de speciale relatie tussen MI5 en de SB’s bestaat een
dubbel informatiecircuit tussen opsporings- en veiligheidsdiensten
enerzijds en de centrale bestanden met gevoelige informatie bij de
overheid anderzijds. Tussen de Regional Criminal Intelligence
Squads en de centrale databanken bestaat een computerverbinding;
met behulp hiervan worden wel bewegingsbeelden van verdachte
personen opgemaakt. MI5 geeft toegang tot de National
Insurance Computer, die de gegevens van 50 miljoen mensen
(bijna alle Britten – je bent niemand als je geen
National Insurance nummer hebt) bevat. Door onze
respondenten wordt de informatie-uitwisseling tussen MI5 en de SB’s
als een grijs gebied gekenschetst, wat controle – en de
keerzijde daarvan: het afleggen van verantwoording
(accountability) – bemoeilijkt. Overigens bestaat ook
informatie-uitwisseling tussen de andere militaire
inlichtingendienst (MI6) en de Regional Crime Squads. Het
behoort tot de officile taak van MI6 om de politie te ondersteunen
en het beeld van de gevoelige informatie compleet te maken. Douane
en politie wisselen vrijelijk informatie uit. De douane heeft
toegang tot de PNC2 en tot gegevens over verdachte financile
transacties (CLUE). NCIS heeft toegang tot de computer van de
vliegmaatschappijen om de gegevens van bepaalde personen te kunnen
volgen: technisch is gegevenskoppeling of de vergelijking van
gegevens mogelijk. Noot Met behulp van het nationale
politienetwerk (Police National Network / PNN) hebben
talrijke organen van de strafrechtspleging (gerechtshoven, Crown
Prosecution Service, gevangenissen, douaneopsporingsambtenaren)
toegang tot PNC2.