• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage V – 10.6 Nederlandse opsporingsambtenaren in het buitenland

    10.6 Nederlandse opsporingsambtenaren in het
    buitenland

    Nederland is in 1978 begonnen met het stationeren van
    liaison-officers in het buitenland. Zij worden als justitie-attach
    geplaatst bij de respectieve diplomatieke vertegenwoordigingen.
    Daartoe vindt afstemming plaats met het ministerie van Buitenlandse
    Zaken en met het hoofd liaisons van de afdeling ACCI van de DCRI.
    Verantwoordelijk voor het optreden van de liaison-officer is de
    ambassadeur. Oorspronkelijk waren de liaison-officers alleen drug
    liaison-officers en hielden zij zich bezig met informatie-inwinning
    en -verstrekking ten aanzien van verdovende middelen (met name
    Zuid-Oost Aziatische herone). Interpol gaf destijds weinig houvast
    voor de informatie-uitwisseling en er werd naar een alternatieve
    methode gezocht om de informatie-stroom te optimaliseren. De taak
    van de verbindingsofficieren is algemener geworden en zij zijn nu
    inzetbaar voor werkzaamheden die het hele terrein van de
    georganiseerde criminaliteit beslaan.

    In Oost-Europa is de uitbreiding van het takenpakket verlopen
    van verdovende middelen via drug related crime – zoals witwassen –
    naar vrouwenhandel, mensenhandel en autodiefstallen. In Pakistan
    verschoof het werk van voornamelijk narcotica-zaken naar fraude,
    illegale immigratie, belastingen en geldstromen. De
    hoofdbestanddelen van de functie van de liaison-officer zijn: a)
    het onderhouden van functionele contacten in het gastland; b) het
    geven van advies aan Nederland en gastland;c) (operationele)
    informatie-inwinning en uitwisseling en d) het verstrekken van
    management-informatie door middel van rapportages over het
    criminaliteitsbeeld, de politieke situatie, de organisatie van
    politie en justitie. Het laatste kan bijvoorbeeld betekenen dat de
    verbindingsofficier rapporteert over verandering van wetgeving; een
    opsporingsmethode
    zoals gecontroleerde aflevering is bijvoorbeeld niet in alle landen
    bij wet geoorloofd. In beginsel houden de liaison-officers zich
    niet bezig met inhoudelijk werk. De opsporingsdiensten in het
    thuisland moeten feitelijk de operationele werkzaamheden
    verrichten. De liaison-officers hebben hooguit een
    bemiddelingsfunctie in het verrichten van verder onderzoek in het
    gastland. Dat kan echter inhouden dat zij toch enige operationele
    werkzaamheden verrichten. Feitelijk hebben zij CID-status en kunnen
    zij gevoelige informatie inwinnen, deze coderen en doorgeven aan
    het LCID; deze zet het dan weer uit bij de lokale
    CID-afdelingen.

    De belangrijkste informatie wordt verkregen van de plaatselijke
    autoriteiten en buitenlandse opsporingsautoriteiten die in het
    desbetreffende land of de regio zijn gestationeerd. Voorts worden
    in Pakistan visumaanvragen die bij de ambassade binnenkomen door de
    verbindingsofficier in Pakistan gecheckt om te zien of er geen
    subjecten tussenzitten. Ook de informatie die afkomstig is uit de
    onderzoeken van andere buitenlandse verbindingsofficieren zijn van
    belang. Tussen de Nederlandse en buitenlandse verbindingsofficieren
    in het buitenland bestaat een netwerk. Zo zijn er in Islamabad 20
    verbindingsofficieren aanwezig uit Nederland, de Verenigde Staten,
    Frankrijk, Duitsland, Noorwegen, Itali, Australi en Canada). Deze
    zijn verzameld in een club, genaamd de Foreign Anti-Narcotics
    Committee. Liaison-officers voeren ook wel eens observatieklussen
    uit voor de Nederlandse politie, zoals kijken of iemand vertrekt
    van een luchthaven. Een verbindingsofficier kan betrokken worden
    bij het ensceneren van een gecontroleerde levering, hetgeen meestal
    begint met informatie van een informant. Indien een gecontroleerde
    aflevering in het buitenland plaatsvindt onder betrokkenheid van de
    verbindingsofficier wordt overleg gepleegd met de Nederlandse
    ambassadeur aldaar, die de politieke verantwoordelijkheid over de
    verbindingsofficier heeft. In het kader van een rogatoire opdracht
    kan de verbindingsofficier gevraagd worden bij een verhoor aanwezig
    te zijn, inzage te krijgen in de in beslag genomen zaken. etc.

    Nederlandse opsporingsambtenaren zijn door de DCRI in 18 landen
    gestationeerd. In onderstaand overzicht wordt met LO de
    liaison-officer bedoeld:
    Tabel
    Alle verbindingsofficieren behalve die in Lyon, Europol en de
    Nederlandse Antillen zijn geplaatst onder de diplomatieke
    vertegenwoordigingen in het gastland (bijvoorbeeld ambassades en
    consulaten). Alle verbindingsofficieren, behalve die bij Interpol
    en Europol, worden administratief ondersteund door een secretaresse
    aldaar. In Bangkok (2), Pakistan (1) en Turkije (1) zijn lokale
    medewerkers met een lokale nationaliteit werkzaam. Dit in verband
    met de cultuur of de taal van de regio of het land. Van incidentele
    stationering is met uitzondering van het project Brazili nog geen
    sprake. Bij de Afdeling liaisons zijn momenteel 2
    verbindingsofficieren in opleiding (Bijzondere opdrachten); deze
    zullen na de zomerperiode van 1995 ingezet worden voor
    casus-gerichte opsporingsonderzoeken op locaties waar de DCRI nog
    geen posten heeft ingericht. Bij uitzending worden zij onder
    dezelfde werkingssfeer gebracht als de verbindingsofficieren op
    locatie.

    Binnen het Nederlandse Koninkrijk zijn twee Nederlandse liaisons
    gestationeerd op Curaao (Willemstad). De groep Nederlandse Antillen
    werd op 1 mei 1993 operationeel. Deze is tot stand gekomen in nauwe
    samenwerking met het Kabinet Nederlandse Antilliaanse en Arubaanse
    Zaken (KABNAAZ). De voornaamste redenen voor het stationeren van
    verbindingsofficieren op de Antillen was de steeds toenemende
    betrokkenheid van de Nederlandse Antillen bij de georganiseerde
    criminaliteit (vooral drugs en economische criminaliteit). Taak van
    deze verbindingsofficieren is vooral de intensivering van de
    samenwerking met het Korps Nederlandse Antillen en het Politiekorps
    van Aruba; het verlenen van technische bijstand aan deze
    politiekorpsen; het opbouwen en uitbreiden van het netwerk in het
    Carabische gebied; het verbeteren van de samenwerking met
    zusterdiensten op de Antillen; en het alert zijn op relevante
    ontwikkelingen die van invloed zouden kunnen zijn op het
    Nederlandse beleid ter zake. De twee CRI-verbindingsofficieren op
    de Antillen hebben geen diplomatieke status, omdat de Antillen niet
    als buitenland worden beschouwd. De afstemming met het ministerie
    van Buitenlandse Zaken en de Afdeling liaisons dan wel de ACCI, de
    verplichting tot rapportage over te ondernemen en ondernomen
    activiteiten, de controle vanuit Nederland en de verantwoording aan
    de ambassadeur ter plaatse vormen onderdeel van het toezicht dat op
    verbindingsofficieren wordt uitgeoefend.

    Wat dit nu in concreto betekent is echter niet duidelijk.
    Voorbeeld: wie erop toeziet of en in welke mate de Nederlandse
    ambtenaren bijdragen aan de arrestatie en vervolging van
    Nederlanders in het buitenland is niet te achterhalen; het is zelfs
    de vraag wie voor dit soort vragen het meest gerede aanspreekpunt
    voor de liaison officer is.
    Ook in het buitenland gelden grenzen ten aanzien van de
    informatievoorziening. Door het gastland wordt evenwel minder of
    geen controle uitgeoefend op de werkzaamheden van de Nederlandse
    verbindingsofficier. Er wordt in landen als Pakistan veel vrijheid
    gegeven om zelf onderzoek te doen. Wel bestaan in de meeste regio’s
    waar Nederlandse verbindingsofficieren zijn gestationeerd, bepaalde
    veiligheidsrisico’s. Verzoeken om informatie aan de Nederlandse
    verbindingsofficieren in het buitenland komen uit verschillende
    hoeken: de politiekorpsen (via de ARI’s), de sociale
    verzekeringsbank, het GAK, de Immigratie- en naturalisatiedienst en
    de FIOD. Er bestaat minder of geen contact met de AID en de ECD.
    Het klankbord van de verbindingsofficier binnen de CRI is in eerste
    instantie de narcotica-afdeling of een andere fenomeen-afdeling.
    Verder verlopen de contacten voornamelijk met de ARI’s. Zij praten
    over de actuele stand van zaken in de onderzoeken. Het hoofd van de
    Afdeling liaisons van DCRI houdt hier toezicht op door middel van
    dagjournaals waar in staat wat de stand van het onderzoek is, hoe
    de contacten met de verbindingsofficieren verlopen, welke afspraken
    gemaakt zijn met buitenlandse opsporingsautoriteiten, en de redenen
    van buitenlandse justitile autoriteiten om verzoeken goed te keuren
    dan wel af te wijzen. Als vanuit de ARI’s geklaagd wordt dat
    informatie niet snel genoeg geproduceerd wordt kan de Afdeling
    liaisons bijsturen. Toetsing van de door de verbindingsofficier
    verkregen informatie vindt in principe in Nederland plaats. De
    rechter-commissaris moet alhier de hardheid van de informatie en
    het aanvragen van een rogatoire commissie toetsen.

    In het verleden hadden grootstedelijke korpsen ook hun eigen
    liaison-officers in het buitenland. Het is niet geheel duidelijk of
    dat nog steeds het geval is.
    Behalve de politile opsporingsdiensten hebben ook de bijzondere
    opsporingsdiensten verbindingsofficieren gestationeerd in het
    buitenland. Het Douane informatie centrum (DIC) heeft er 1 in
    Parijs en 1 in Bonn, en in de nabije toekomst ook 1 in Londen; er
    is geen ruimte in het Koninkrijksverdrag om informatie uit te
    wisselen met overzeese gebieden. Voorts hebben de BVD en de
    Immigratie- en naturalisatiedienst in diverse landen hun eigen
    verbindingsofficieren geplaatst. Het is niet duidelijk of er en zo
    ja hoe cordinatie van deze liaison-officers plaatsvindt.

    Een bijzondere categorie bestaat uit de (contact-)ambtenaren bij
    internationale eenheden als Interpol, de EDU, en de Unit de la
    Cordination de la Lutte Anti-Fraude
    (UCLAF). Op hun taak,
    bevoegdheden en de controle op hun werkzaamheden wordt in het kader
    van dit rapport niet verder ingegaan.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken