5. ARNHEM
5.1. Inleiding
5.1.1. De stad Arnhem
De naam van de stad Arnhem is onverbrekelijk verbonden met de
Tweede Wereldoorlog. Als gevolg van de slag om Arnhem werd een
groot deel van de binnenstad verwoest. Als gevolg van beschietingen
van de geallieerden en plunderingen door de Duitsers werd de stad
naderhand nog verder verwoest. Arnhem bleek na de oorlog de zwaarst
beschadigde stad van Nederland te zijn. Na de oorlog werd de stad
grotendeels gerestaureerd en verschenen aanvankelijk alleen aan de
noordzijde van de Rijn, later ook aan de zuidzijde grote
woonwijken.
De werkgelegenheidstructuur van Arnhem wordt gekenmerkt door een
sterke positie van de dienstverlening, zowel de commercile als de
dienstverlening door de overheid. Na de vier grote steden is Arnhem
de grootste kantorenstad van Nederland. Deze positie dankt de stad
aan haar strategische ligging op een knooppunt van verbindingen
tussen de Randstad en het Duitse Ruhrgebied.
De bevolking in Arnhem is in de afgelopen decennia niet sterk
gestegen. Woonden er in 1960 bijna 125.000 personen, in 1994 is dit
aantal tot 133.000 gestegen. Evenals in Nijmegen het geval is,
heeft zich in de afgelopen twee decennia een uitstroom uit Arnhem
voorgedaan naar omliggende gemeenten en een toestroom vanuit het
buitenland naar Arnhem.
De werkloosheid is in Arnhem van de drie steden het laagste,
namelijk 12,6% (Nijmegen: 13,4%; Enschede: 13,1%). Ongeveer 10% van
de Arnhemse bevolking is van buitenlandse afkomst. De grootste
groep allochtonen wordt gevormd door de Turken (circa 5.000
personen), waarbij aangetekend moet worden dat circa 1.500 van hen
Koerden zijn. Surinamers en Marokkanen zijn wat omvang van de
populatie tweede (2.500), respectievelijk derde (1.500).
5.1.2. Het criminaliteitsbeeld van Arnhem
In de periode van vijftig jaar na het einde van de oorlog is ook
op het gebied van de misdaad in Arnhem erg veel veranderd. In de
eerste twintig jaar na de oorlog blijft de criminaliteit (en de
korpssterkte) wat aard en omvang betreft vrij stabiel. Het is
opvallend hoe weinig geweld in deze periode voorkomt. Slechts twee
gevallen van doodslag vinden in Arnhem plaats. De twee doodslagen
staan in contrast met de 18 moorden en doodslagen die tussen 1966
en 1983 in Arnhem zijn gepleegd. Ook de vermogensmisdrijven,
evenals in de vorige periode veruit de grootste categorie
misdrijven, vertonen frequenter ernstige uitschieters. Opbrengsten
van enkele tienduizenden guldens bij inbraken en overvallen zijn
geen uitzonderingen meer. Naast de ontdekking van nieuwe
misdaadvormen, zoals drughandel, vuurwapens en complexe fraudes,
wordt veel vaker dan voorheen melding gemaakt van de opsporing van
criminele netwerken, respectievelijk van in groepsverband
opererende inbrekers, autodieven en overvallers.
In de periode 1980-1984 vindt evenals in het gehele land een
sterke stijging plaats van het aantal geregistreerde misdrijven.
Nadien vindt een zekere stabilisering plaats. In de afgelopen jaren
stijgt het aantal geregistreerde misdrijven opnieuw. In 1990 werden
11.435 misdrijven geregistreerd, in 1994 waren dit er ruim 16.000.
Opmerkelijk is dat het aantal seksuele misdrijven is gestegen (al
blijft het absolute aandeel in het totaal klein). Ook het aantal
diefstallen en mishandelingen is in de afgelopen jaren toegenomen.
In 1990 werden 1.455 woninginbraken geregistreerd, in 1994 waren
dit er 1.878.
Hierbij dient echter wel te worden aangetekend dat het aantal
woninginbraken in het midden van de jaren tachtig nog veel hoger
was, namelijk 2442 in 1987. Het aantal inbraken op
bedrijventerreinen is sedert 1990 verdubbeld (1990: 99; 1994: 182;
HKS-gegevens). Bank- en geldtransportovervallen bleven daarentegen
vrijwel constant (12 in 1990 en 9 in 1994).
Volgens HKS-gegevens vertonen de aangiften van diefstallen van
personenauto’s een opmerkelijke daling. In 1990 zouden 357
aangiften van autodiefstal zijn opgenomen, in 1994 zouden dit er
146 zijn geweest. In de periode 1990 tot 1994 zouden jaarlijks
slechts enkele diefstallen van vrachtauto’s zijn geregistreerd.
5.1.3. De politie in Arnhem
De gemeentepolitie Arnhem is lang een klassiek ingericht korps
geweest: centraal gehuisvest en een strikte scheiding tussen de
twee basisfuncties surveillance en recherche. In de lange periode
van bestaan (de eerste commissaris van politie werd in 1798
genstalleerd) werd de personeelsformatie sterk uitgebreid. In het
begin van deze eeuw bestond het Arnhemse korps uit 87 personen,
vlak na de oorlog was dit aantal uitgegroeid tot 250. Vlak voor de
opname van de gemeentepolitie in het regiokorps bestond het korps
uit circa 450 personen. Het criminaliteitsprobleem was in de
naoorlogse periode lange tijd een rustig bezit voor de politie.
Niet alleen omdat de omvang van de geregistreerde misdrijven vanaf
de Tweede Wereldoorlog tot aan het eind van de jaren zestig
betrekkelijk stabiel bleef, maar ook omdat het aantal ernstige
misdrijven zeer laag was. Nu en dan werd duchtig gesnoeid in de
personeelsformatie van de recherche. De sterkte van de recherche
zou in 1973 weer op het peil van 1946 (28 fte) terugkomen.
De aandacht ging in de jaren vijftig en zestig uit naar de
ongeremde groei van het gemotoriseerde verkeer en het grote aantal
verkeersongevallen. Het aantal verkeersdoden in Arnhem schommelde
in deze periode jaarlijks rond de 20, hetgeen hoog is, vergeleken
met het lage aantal levensmisdrijven uit die periode en het huidige
aantal verkeersdoden (5 in 1992, 13 in 1993 en 16 in 1994). De
omvang en status van de afdeling verkeerspolitie, een specialisme
binnen de surveillancedienst, symboliseerde de zorg die de politie
in die tijd koesterde voor het verkeer.
Rond 1966 werd de politie in de grote steden nadrukkelijk
geconfronteerd met de roerige jaren zestig. Er diende naar
oplossingen te worden gezocht om de nieuwe maatschappelijke
problemen het hoofd te kunnen bieden. Aanvankelijk werd getracht
desnoods met harde hand het respect voor orde en wet te handhaven,
maar het was ook voor de politie duidelijk dat toepassing van dit
middel het gezag van de wet en van de politie eerder ondermijnde
dan versterkte. De politie werd gedwongen een andere koers in te
slaan. De Projectgroep Organisatiestructuren noemt 1966 dan ook een
keerpunt voor de politie in ons land, dat
overigens geen ommekeer teweegbracht. De meeste korpsen zouden
namelijk hun positie hebben willen versterken door vergroting van
mankracht en materieel, zonder fundamentele herbezinning op de
eigen structuur en taakopvatting. Volgens de Projectgroep
Organisatiestructuren (1977, 36) was hiermee het tijdperk van de
middelenemancipatie aangebroken.
Toch is het naar onze indruk onjuist om te suggereren dat de
politie zich in deze periode vooral richtte op het verwerven van
middelen zonder zich te bezinnen op de organisatiestructuur en de
taakopvatting. Terugkijkend op deze periode valt namelijk op
hoeveel in Arnhem is veranderd in de organisatiestructuur en hoe
sterk men zich losmaakte van een legistische taakopvatting. Er werd
in de jaren zeventig, met de wet als vager wordende richtsnoer op
de achtergrond, in Arnhem beleid ontwikkeld in het optreden tegen
onder andere krakers, softdruggebruikers en weggelopen
minderjarigen.
Gaandeweg ontwikkelden bestuur en justitie zich tot de reguliere
gesprekspartners van de politie in het uitstippelen van dergelijk
beleid. Nu de wet geen duidelijke richtsnoer en legitimeringsgrond
voor het handelen meer gaf, leek men houvast te zoeken in
verbetering van de infrastructuur en verhoging van deskundigheid.
Dit kreeg onder meer gestalte in een regionale samenbundeling van
krachten (mobiele eenheid, recherchebijstandsteam) en binnen het
korps in de uitbouw van ondersteunende en gespecialiseerde takken
van dienst.
Op 1 april 1994 is de gemeentepolitie Arnhem onderdeel geworden
van de politieregio Gelderland-Midden. Het regiokorps heeft in
totaal circa 1.300 formatieplaatsen. Het korps is onderverdeeld in
4 districten en 1 divisie. De divisie verleent ondersteuning aan de
districten. Op recherchegebied wordt de ondersteuning geboden door
vooral de RCID, het observatieteam en de technische recherche. De
divisie heeft ook enkele afdelingen die zelfstandig taken
uitoefenen. Van belang in dit kader zijn de units Groeps- en Zware
criminaliteit, misdaadanalyse, het recherchebijstandsteam, het
bureau financile ondersteuning en fraude. De units Groeps- en Zware
criminaliteit, waarin totaal 47 formatieplaatsen zijn, sporen
georganiseerde vormen van misdaad (overvallen, woninginbraken)
respectievelijk misdadige organisaties en organisatiecriminaliteit
op. De stad Arnhem maakt deel uit van het politiedistrict Arnhem
Veluwezoom. Binnen dit district (overigens weer onderverdeeld in
drie subdistricten) is de scheiding gehandhaafd tussen surveillance
(basispolitiezorg) en recherche. Binnen het district zijn ongeveer
40 rechercheurs werkzaam. Bovendien is in het district de groep
bijzondere opdrachten ondergebracht, waarop in de volgende
paragraaf zal worden ingegaan.