• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage XI – 5.1. Inleiding

    5. ARNHEM

    5.1. Inleiding

    5.1.1. De stad Arnhem

    De naam van de stad Arnhem is onverbrekelijk verbonden met de
    Tweede Wereldoorlog. Als gevolg van de slag om Arnhem werd een
    groot deel van de binnenstad verwoest. Als gevolg van beschietingen
    van de geallieerden en plunderingen door de Duitsers werd de stad
    naderhand nog verder verwoest. Arnhem bleek na de oorlog de zwaarst
    beschadigde stad van Nederland te zijn. Na de oorlog werd de stad
    grotendeels gerestaureerd en verschenen aanvankelijk alleen aan de
    noordzijde van de Rijn, later ook aan de zuidzijde grote
    woonwijken.

    De werkgelegenheidstructuur van Arnhem wordt gekenmerkt door een
    sterke positie van de dienstverlening, zowel de commercile als de
    dienstverlening door de overheid. Na de vier grote steden is Arnhem
    de grootste kantorenstad van Nederland. Deze positie dankt de stad
    aan haar strategische ligging op een knooppunt van verbindingen
    tussen de Randstad en het Duitse Ruhrgebied.

    De bevolking in Arnhem is in de afgelopen decennia niet sterk
    gestegen. Woonden er in 1960 bijna 125.000 personen, in 1994 is dit
    aantal tot 133.000 gestegen. Evenals in Nijmegen het geval is,
    heeft zich in de afgelopen twee decennia een uitstroom uit Arnhem
    voorgedaan naar omliggende gemeenten en een toestroom vanuit het
    buitenland naar Arnhem.
    De werkloosheid is in Arnhem van de drie steden het laagste,
    namelijk 12,6% (Nijmegen: 13,4%; Enschede: 13,1%). Ongeveer 10% van
    de Arnhemse bevolking is van buitenlandse afkomst. De grootste
    groep allochtonen wordt gevormd door de Turken (circa 5.000
    personen), waarbij aangetekend moet worden dat circa 1.500 van hen
    Koerden zijn. Surinamers en Marokkanen zijn wat omvang van de
    populatie tweede (2.500), respectievelijk derde (1.500).

    5.1.2. Het criminaliteitsbeeld van Arnhem

    In de periode van vijftig jaar na het einde van de oorlog is ook
    op het gebied van de misdaad in Arnhem erg veel veranderd. In de
    eerste twintig jaar na de oorlog blijft de criminaliteit (en de
    korpssterkte) wat aard en omvang betreft vrij stabiel. Het is
    opvallend hoe weinig geweld in deze periode voorkomt. Slechts twee
    gevallen van doodslag vinden in Arnhem plaats. De twee doodslagen
    staan in contrast met de 18 moorden en doodslagen die tussen 1966
    en 1983 in Arnhem zijn gepleegd. Ook de vermogensmisdrijven,
    evenals in de vorige periode veruit de grootste categorie
    misdrijven, vertonen frequenter ernstige uitschieters. Opbrengsten
    van enkele tienduizenden guldens bij inbraken en overvallen zijn
    geen uitzonderingen meer. Naast de ontdekking van nieuwe
    misdaadvormen, zoals drughandel, vuurwapens en complexe fraudes,
    wordt veel vaker dan voorheen melding gemaakt van de opsporing van
    criminele netwerken, respectievelijk van in groepsverband
    opererende inbrekers, autodieven en overvallers.

    In de periode 1980-1984 vindt evenals in het gehele land een
    sterke stijging plaats van het aantal geregistreerde misdrijven.
    Nadien vindt een zekere stabilisering plaats. In de afgelopen jaren
    stijgt het aantal geregistreerde misdrijven opnieuw. In 1990 werden
    11.435 misdrijven geregistreerd, in 1994 waren dit er ruim 16.000.
    Opmerkelijk is dat het aantal seksuele misdrijven is gestegen (al
    blijft het absolute aandeel in het totaal klein). Ook het aantal
    diefstallen en mishandelingen is in de afgelopen jaren toegenomen.
    In 1990 werden 1.455 woninginbraken geregistreerd, in 1994 waren
    dit er 1.878.

    Hierbij dient echter wel te worden aangetekend dat het aantal
    woninginbraken in het midden van de jaren tachtig nog veel hoger
    was, namelijk 2442 in 1987. Het aantal inbraken op
    bedrijventerreinen is sedert 1990 verdubbeld (1990: 99; 1994: 182;
    HKS-gegevens). Bank- en geldtransportovervallen bleven daarentegen
    vrijwel constant (12 in 1990 en 9 in 1994).

    Volgens HKS-gegevens vertonen de aangiften van diefstallen van
    personenauto’s een opmerkelijke daling. In 1990 zouden 357
    aangiften van autodiefstal zijn opgenomen, in 1994 zouden dit er
    146 zijn geweest. In de periode 1990 tot 1994 zouden jaarlijks
    slechts enkele diefstallen van vrachtauto’s zijn geregistreerd.

    5.1.3. De politie in Arnhem

    De gemeentepolitie Arnhem is lang een klassiek ingericht korps
    geweest: centraal gehuisvest en een strikte scheiding tussen de
    twee basisfuncties surveillance en recherche. In de lange periode
    van bestaan (de eerste commissaris van politie werd in 1798
    genstalleerd) werd de personeelsformatie sterk uitgebreid. In het
    begin van deze eeuw bestond het Arnhemse korps uit 87 personen,
    vlak na de oorlog was dit aantal uitgegroeid tot 250. Vlak voor de
    opname van de gemeentepolitie in het regiokorps bestond het korps
    uit circa 450 personen. Het criminaliteitsprobleem was in de
    naoorlogse periode lange tijd een rustig bezit voor de politie.
    Niet alleen omdat de omvang van de geregistreerde misdrijven vanaf
    de Tweede Wereldoorlog tot aan het eind van de jaren zestig
    betrekkelijk stabiel bleef, maar ook omdat het aantal ernstige
    misdrijven zeer laag was. Nu en dan werd duchtig gesnoeid in de
    personeelsformatie van de recherche. De sterkte van de recherche
    zou in 1973 weer op het peil van 1946 (28 fte) terugkomen.

    De aandacht ging in de jaren vijftig en zestig uit naar de
    ongeremde groei van het gemotoriseerde verkeer en het grote aantal
    verkeersongevallen. Het aantal verkeersdoden in Arnhem schommelde
    in deze periode jaarlijks rond de 20, hetgeen hoog is, vergeleken
    met het lage aantal levensmisdrijven uit die periode en het huidige
    aantal verkeersdoden (5 in 1992, 13 in 1993 en 16 in 1994). De
    omvang en status van de afdeling verkeerspolitie, een specialisme
    binnen de surveillancedienst, symboliseerde de zorg die de politie
    in die tijd koesterde voor het verkeer.

    Rond 1966 werd de politie in de grote steden nadrukkelijk
    geconfronteerd met de roerige jaren zestig. Er diende naar
    oplossingen te worden gezocht om de nieuwe maatschappelijke
    problemen het hoofd te kunnen bieden. Aanvankelijk werd getracht
    desnoods met harde hand het respect voor orde en wet te handhaven,
    maar het was ook voor de politie duidelijk dat toepassing van dit
    middel het gezag van de wet en van de politie eerder ondermijnde
    dan versterkte. De politie werd gedwongen een andere koers in te
    slaan. De Projectgroep Organisatiestructuren noemt 1966 dan ook een
    keerpunt voor de politie in ons land, dat
    overigens geen ommekeer teweegbracht. De meeste korpsen zouden
    namelijk hun positie hebben willen versterken door vergroting van
    mankracht en materieel, zonder fundamentele herbezinning op de
    eigen structuur en taakopvatting. Volgens de Projectgroep
    Organisatiestructuren (1977, 36) was hiermee het tijdperk van de
    middelenemancipatie aangebroken.

    Toch is het naar onze indruk onjuist om te suggereren dat de
    politie zich in deze periode vooral richtte op het verwerven van
    middelen zonder zich te bezinnen op de organisatiestructuur en de
    taakopvatting. Terugkijkend op deze periode valt namelijk op
    hoeveel in Arnhem is veranderd in de organisatiestructuur en hoe
    sterk men zich losmaakte van een legistische taakopvatting. Er werd
    in de jaren zeventig, met de wet als vager wordende richtsnoer op
    de achtergrond, in Arnhem beleid ontwikkeld in het optreden tegen
    onder andere krakers, softdruggebruikers en weggelopen
    minderjarigen.

    Gaandeweg ontwikkelden bestuur en justitie zich tot de reguliere
    gesprekspartners van de politie in het uitstippelen van dergelijk
    beleid. Nu de wet geen duidelijke richtsnoer en legitimeringsgrond
    voor het handelen meer gaf, leek men houvast te zoeken in
    verbetering van de infrastructuur en verhoging van deskundigheid.
    Dit kreeg onder meer gestalte in een regionale samenbundeling van
    krachten (mobiele eenheid, recherchebijstandsteam) en binnen het
    korps in de uitbouw van ondersteunende en gespecialiseerde takken
    van dienst.

    Op 1 april 1994 is de gemeentepolitie Arnhem onderdeel geworden
    van de politieregio Gelderland-Midden. Het regiokorps heeft in
    totaal circa 1.300 formatieplaatsen. Het korps is onderverdeeld in
    4 districten en 1 divisie. De divisie verleent ondersteuning aan de
    districten. Op recherchegebied wordt de ondersteuning geboden door
    vooral de RCID, het observatieteam en de technische recherche. De
    divisie heeft ook enkele afdelingen die zelfstandig taken
    uitoefenen. Van belang in dit kader zijn de units Groeps- en Zware
    criminaliteit, misdaadanalyse, het recherchebijstandsteam, het
    bureau financile ondersteuning en fraude. De units Groeps- en Zware
    criminaliteit, waarin totaal 47 formatieplaatsen zijn, sporen
    georganiseerde vormen van misdaad (overvallen, woninginbraken)
    respectievelijk misdadige organisaties en organisatiecriminaliteit
    op. De stad Arnhem maakt deel uit van het politiedistrict Arnhem
    Veluwezoom. Binnen dit district (overigens weer onderverdeeld in
    drie subdistricten) is de scheiding gehandhaafd tussen surveillance
    (basispolitiezorg) en recherche. Binnen het district zijn ongeveer
    40 rechercheurs werkzaam. Bovendien is in het district de groep
    bijzondere opdrachten ondergebracht, waarop in de volgende
    paragraaf zal worden ingegaan.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken