• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage X – 5.3. De inbreng van derden

    5.3. De inbreng van derden

    5.3.1. Onoorbare externe contacten bij de uitvoering van de
    fraudeconstructie

    Uit de bestudeerde fraudezaken kan worden afgeleid dat met enige
    regelmaat een beroep wordt gedaan op personen die niet tot de
    criminele organisatie gerekend kunnen worden, maar die van cruciaal
    belang zijn voor de uitvoering van de fraudeconstructie. Zo zouden
    de gevallen van oplichting van financile instellingen, zoals
    beschreven in casus 4 en casus 17, niet mogelijk zijn geweest
    zonder de medewerking van enkele bankemploys. Een ander voorbeeld
    van verwijtbare betrokkenheid van een externe medewerker komt naar
    voren in de volgende zaak.

    CASUS 5
    Een op de Amsterdamse beurs werkzame functionaris heeft in tweerlei
    opzicht hand- en spandiensten verricht. Allereerst heeft hij
    kantoorruimte en een telefoon ter beschikking gesteld aan de
    buitenlandse hoofdverdachte. Deze hield de schijn op vanuit
    Zwitserland te opereren, maar had zijn telefoon aldaar
    doorgeschakeld naar Nederland. Daarnaast was de employ
    verantwoordelijk voor het opmaken van de gefingeerde
    beleggingsoverzichten, waarmee de benadeelden in de waan werden
    gebracht dat hun geld inderdaad was belegd. In paragraaf 3.3.1 is
    geconstateerd dat bij vormen van grensoverschrijdende fraude met
    transacties waarbij aan tal van douaneformaliteiten moet worden
    voldaan, de hulp van een (omgekochte) douanier zeer welkom is. In
    drie fraudezaken is de betrokkenheid van douanebeambten
    vastgesteld. Noot Ook contacten binnen andere
    overheidsdiensten kunnen de criminele groepen tot voordeel
    strekken, zoals in het geval van casus 10, waarbij een hoge
    ambtenaar uit Kenia tegen betaling voor de opmaak van de benodigde
    certificaten zorg droeg. Ten aanzien van de contacten die bestaan
    tussen criminele groepen en vertegenwoordigers van de zogenaamde
    vrije-beroepsgroepen kan worden opgemerkt dat in ten minste zes van
    de bestudeerde fraudezaken sprake was van verwijtbare betrokkenheid
    van externe financile en/of juridische deskundigen. Noot
    De inbreng van de laatsten – veelal accountants en civielrechtelijk
    georinteerde advocaten varieerde van het verlenen van adviezen om
    de fraudeconstructie in rookgordijnen te hullen tot aan het ter
    beschikking stellen van de (kantoor)bankrekening voor het
    doorsluizen van geld. In het deelrapport aangaande de vrije
    beroepen wordt nader op de positie van deze deskundigen
    ingegaan.

    5.3.2. Onoorbare contacten binnen opsporingsinstanties en het
    OM

    In drie van de bestudeerde fraudezaken was aantoonbaar sprake
    van onoorbare contacten tussen criminele groepen en
    vertegenwoordigers van Nederlandse opsporingsinstanties. Het ging
    in al deze zaken om opsporingsambtenaren die informatie omtrent het
    verloop van het strafrechtelijke onderzoek hadden laten weglekken
    naar de criminele organisatie. Noot Een van de betrokken
    opsporingsambtenaren was bevriend met een hoofdverdachte, met wie
    over en weer informatie werd uitgewisseld. De betrokken
    opsporingsambtenaar kon daarmee in andere onderzoeken zijn
    informatiepositie versterken. De tweede beambte trachtte een
    familielid te behoeden voor de oplichtingspraktijken van een
    criminele groep en gaf daarmee indirect gevoelige informatie
    omtrent het opsporingsonderzoek prijs. De hoofdverdachte greep deze
    gang van zaken onmiddellijk aan om een desinformatiecampagne in de
    media te starten: hiermee trachtte hij de suggestie te wekken dat,
    in strijd met de waarheid, de criminele organisatie van het begin
    af aan door de betrokken opsporingsambtenaar van de
    opsporingsactiviteiten op de hoogte was gehouden. In het derde
    geval had het lek binnen het opsporingsteam ernstigere
    consequenties: de hoofdverdachte in deze zaak bleek namelijk te
    zijn getipt over zijn naderende aanhouding en had zich tijdig uit
    de voeten weten te maken. In n fraudezaak werd door middel van
    contra-observatie gepoogd te achterhalen wat bij de controlerende
    en opsporingsinstanties over de activiteiten van de criminele
    groepering bekend was. Hiervoor werd een priv-detective
    ingeschakeld. Twee van de hoofdverdachten in deze zaak deden zich
    daarenboven een aantal keren voor als politieman en informeerden
    telefonisch naar de stand van zaken in het onderzoek. Deze
    handelwijze leidde overigens niet tot het door de betreffende
    hoofdverdachten gewenste resultaat.

    De hierboven beschreven ruilverhoudingen hebben met elkaar
    gemeen dat de medewerking van derden niet werd afgedwongen door
    middel van intimidatie, chantage of andere vormen van bedreiging.
    Het aantal gevallen waarin dergelijke methoden wel werden
    toegepast, beperkt zich tot vier. Daarbij ging het in drie zaken om
    bedreiging van vertegenwoordigers van wettige marktpartijen die
    ertoe neigden informatie te verschaffen aan opsporingsinstanties en
    in n geval om intimidatie van een justitieel ambtenaar. Van het
    gebruik van fysiek geweld jegens buitenstaanders hebben zich geen
    voorbeelden aangediend. Deze bevinding moet worden gezien in het
    perspectief van hetgeen reeds in hoofdstuk 4 met betrekking tot het
    interne sanctiesysteem is opgemerkt: de meeste fraudeurs zijn er
    goed van doordrongen dat het openlijk vertonen van geweld
    contraproductief is voor de eigen bedrijfsvoering en marktpositie
    en bovendien onnodig veel aandacht trekt van de
    opsporingsinstanties.

    5.3.3. Het zoeken van beschutting binnen bestaande
    sociaal-culturele

    netwerken

    De meest verregaande – en daarmee wellicht ook de meest
    bedreigende – vorm van afscherming betreft het aangaan van
    betrekkingen met gerespecteerde personen en instanties in de
    samenleving. Afgezien van het feit dat het aureool van
    maatschappelijk succes de meeste fraudeurs streelt in hun
    ijdelheid, draagt een schijnbaar respectabele maatschappelijke
    positie bij tot een zekere onaantastbaarheid. Vooral in situaties
    waarin de criminele activiteiten zijn ingebed in ondernemingen die
    ook beschikken over een wettig operende bedrijfspoot, is het gevaar
    van manipulatie van invloedrijke derden niet denkbeeldig. De
    leidinggevende fraudeurs in dit soort van zaken kunnen vaak een
    beroep doen op bevriende zakenrelaties of andere vooraanstaande
    personen in het maatschappelijke verkeer om tegenwicht te bieden
    aan de inspanningen van de controlerende en opsporingsinstanties.
    Dit tegenoffensief kan de vorm aannemen van een appel van
    bovengenoemde derden op het verantwoordelijkheidsbesef van de
    justitile instanties: door breed uit te meten welke economische
    schade het opsporingsonderzoek zou kunnen toebrengen aan het onder
    verdenking staande bedrijf en aan de branche waarin de onderneming
    opereert en/of de ernst van de strafbare feiten te bagatelliseren,
    leveren de bevriende relaties – soms ongewild een bijdrage aan de
    pogingen van de hoofdverdachten de angel uit het strafrechtelijk
    onderzoek te halen. Ter illustratie van de afscherming die
    invloedrijke derden kunnen bieden, kan gewezen worden op het
    optreden van een, met n van de hoofdverdachten uit het onderhavige
    onderzoek bevriende, hoogleraar, die in talrijke interviews met
    persvertegenwoordigers de handelwijze van zijn vriend
    legitimeerde.

    Het mobiliseren van tegenkrachten, op de wijze zoals hierboven
    omschreven, is overigens niet alle fraudeurs gegeven. De
    belevingswereld en sociale achtergrond van een niet gering aantal
    daders staat het aanknopen van strategische contacten binnen
    maatschappelijk relevante instellingen in de weg. Zij weten zich
    geen vaste plaats te verwerven in de als respectabel te boek
    staande sociale en culturele netwerken. Hooguit worden ze in deze
    kringen gedoogd Noot , al biedt het onderzoek ook
    voorbeelden van naar erkenning snakkende fraudeurs die rcksichtslos
    werden afgewezen. Zo werd een van de hoofdverdachten tot zijn grote
    teleurstelling geweerd uit de club van hoofdsponsors van een
    vaderlandse voetbalvereniging. De betrokken verdachte nam zijn
    toevlucht vervolgens tot een andere vorm van sportsponsoring,
    waarmee hij zich in de rijen schaarde van verschillende andere
    leidinggevenden van criminele organisaties. Op menigeen oefent de
    sportwereld namelijk een niet geringe aantrekkingskracht uit, niet
    in de laatste plaats vanwege het feit dat behalve veel publicitaire
    aandacht deze markt zich uitstekend leent om wederrechtelijk
    verkregen voordeel te investeren. Zie hierover meer in hoofdstuk
    6.

    Het gegeven dat op structurele basis de toegang tot de
    respectabele sociale kringen voor een aantal fraudeurs gesloten
    blijft, laat onverlet dat verschillende van hen op individuele
    basis wel degelijk kunnen bogen op contacten met invloedrijke
    derden. De meeste relaties tussen fraudeurs en de wettige
    bovenwereld werden aangetroffen in het bedrijfsleven. In aanmerking
    genomen dat in fraudezaken waarin de wettige marktomgeving op
    enigerlei wijze meeprofiteert van de criminele activiteiten, de
    ankerpunten voor fraudeurs zich als het ware vanzelf aandienen, kan
    deze bevinding nauwelijks verrassend genoemd worden. In de volgende
    paragraaf zullen we aan dit element nader aandacht besteden.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken