3.2. De karakteristiek van het beroep
3.2.1. De plicht tot dienstverlening
Als openbaar ambtenaar c.q. als de functionaris wiens
tussenkomst dwingend is voorgeschreven, heeft de notaris veel
minder speelruimte dan bijvoorbeeld de advocaat of de accountant om
clinten of diensten te weigeren. Sterker nog, hij is volgens de
heersende leer in beginsel zelfs verplicht om zijn diensten te
verlenen als daarom wordt gevraagd. Op deze ministerieplicht kan
alleen uitzondering worden gemaakt als de notaris gegronde redenen
heeft om zijn dienst te weigeren. In de gedragsregels, die de KNB
onlangs heeft gepubliceerd, en in de ontwerpwet op het Notarisambt
zijn enkele gronden gespecificeerd.
Als algemene norm komt hierin naar voren dat notarissen hun
dienst moeten weigeren in geval hun medewerking wordt verzocht voor
het verlenen van rechtshandelingen die in strijd zijn met het
recht, de openbare orde, de goede zeden en de gedragsregels. De
gedragsregels bevatten enkele concrete aanwijzingen om te kunnen
beoordelen of een dienst moet worden geweigerd. Voorbeelden
hiervan, die van belang zijn voor het voorkomen van betrokkenheid
bij dubieuze transacties, zijn:
* het is de notaris niet toegestaan bedragen van f.25.000 of
meer in contanten in ontvangst te nemen;
* de notaris onthoudt zich van het meewerken aan schijnhandelingen,
die tot doel hebben onwettige activiteiten af te schermen (het
meewerken aan witwastransacties) * de notaris onthoudt zich van
handelingen die de rechten van derden ernstig schenden, ook al zijn
deze handelingen op zich niet laakbaar.
3.2.2. Onpartijdig en onafhankelijk
Met zijn positie als openbaar ambtenaar die rechtshandelingen
bezegelt, is de notaris bovenal de man in wie in het rechtsverkeer
vertrouwen gesteld moet worden. Hiermee zijn onverbrekelijk
de begrippen onpartijdigheid en onafhankelijkheid verbonden (Van
Mourik, 1995, pp. 735-737). In de ontwerpwet op het Notarisambt
worden deze twee waarden als volgt omschreven. * De notaris
behartigt op onpartijdige wijze de belangen van alle bij de
rechtshandeling betrokken personen (art. 15 lid 1).
* De notaris mag zijn ambt niet uitoefenen in dienstbetrekking
of in enig ander verband waardoor zijn onafhankelijkheid wordt of
kan worden benvloed (art. 15 lid 2). Uit de eis van onpartijdige
belangenbehartiging vloeit voort dat de notaris niet lijdelijk zijn
diensten kan verrichten. Volgens de huidige, algemeen aanvaarde
opvatting binnen het notariaat kan de notaris er niet mee volstaan
om zich strikt te houden aan de formele bepalingen en zich voor het
overige geheel lijdelijk op te stellen. De notaris heeft een
onderzoekplicht, dat wil zeggen, hij dient een actieve houding te
hebben om ervoor te zorgen dat de belangen van een van de betrokken
partijen als gevolg van diens juridische onkunde of van het
feitelijke overwicht van de andere partij niet worden geschaad. Dit
impliceert onder meer dat de notaris de partijen dient voor te
lichten over de juridische en financile gevolgen die transacties
kunnen hebben.
Onpartijdigheid en onafhankelijkheid beperken de notaris in een
aantal opzichten in het ontplooien van activiteiten. Het is de
notaris bijvoorbeeld niet toegestaan om als bemiddelaar op te
treden bij de financiering of de overdracht van onroerend goed. Ook
zijn de mogelijkheden begrensd om buiten de traditionele ambtelijke
taakuitoefening te treden. Hoewel de KNB in de afgelopen jaren
propageert dat het notariswerk meer inhoudt dan het verlijden van
akten, zijn de mogelijkheden voor commercile advisering beperkt. De
notaris kan moeilijk op het ene moment boven de partijen staan en
op het andere moment in dienst van n partij adviezen
uitbrengen.
3.2.3. Geheimhouding en verschoningsrecht
De notaris is een vertrouwensman wiens tussenkomst vereist is
voor het verrichten van bepaalde rechtshandelingen. Om de
vertrouwelijkheid te garanderen zweert de notaris bij zijn
ambtsaanvaarding dat hij de grootst mogelijke geheimhouding zal
betrachten omtrent de inhoud van de akten. In regel 2 van de
beroeps- en gedragsregels wordt de notaris verplicht om alles wat
hem in of bij de uitoefening van zijn ambt is toevertrouwd, geheim
te houden. Deze geheimhouding is onbeperkt en voortdurend, zo wordt
hieraan toegevoegd. Dit ambtsgeheim is ook vastgelegd in de wet op
het Notarisambt (art. 42). Op grond van het verschoningsrecht van
de notaris kan dit ambtsgeheim ook ten overstaan van de rechter in
stand blijven. Dit verschoningsrecht reikt ver; het geldt voor
alles wat met betrekking tot clinten op het notariskantoor bekend
wordt en niet alleen voor wat er in de akten staat. Noot
Ook de mogelijkheden om via huiszoeking en inbeslagneming
bewijsmateriaal op het notariskantoor te vergaren, zijn zeer
beperkt. De notaris dient als getuige of bij een huiszoeking te
beoordelen of de gevraagde informatie aan hem in zijn hoedanigheid
van notaris is toevertrouwd en als object van verschoning dient te
gelden. Het is niet duidelijk of ook de zogeheten niet-ambtelijke
werkzaamheden van de notaris onder het bereik van het
verschoningsrecht vallen. Volgens Van Domburg zou dit alleen het
geval zijn indien deze werkzaamheden noodzakelijke hulpverlening
betreffen voor een in juridische nood verkerende rechtzoekende (Van
Domburg, 1994, p. 90). De jurisprudentie laat hierover echter nog
onduidelijkheid bestaan.
Het verschoningsrecht is niet absoluut. De rechter beoordeelt
(marginaal) of de notaris terecht een beroep op zijn
verschoningsrecht doet. Wanneer het strafrechtelijke onderzoek
betrekking heeft op misbruik van het notarisambt, kan de rechter
besluiten dat de notaris niet langer een beroep op zijn
verschoningsrecht kan doen (Udink, 1993, 88). Een notaris kan zich
overigens niet beroepen op het verschoningsrecht, wanneer tegen hem
in het kader van de tuchtrechtspraak een klacht is ingediend.