Pepperspray: de rumoerige carrière van een spuitbusje
Sebastiaan van der Lubben / Persbureau L|E|M|M|A
Hervormd Nederland 27 mei 2000
De politie is steeds vaker slachtoffer van geweld, zegt de politie. Daarom heeft de agent een nieuw wapen nodig: een spuitbusje met pepertraangas. Volgende maand begint in Nederland een omstreden experiment. De pepperspray wordt ingevoerd. Maar in Amerika, waar dit ‘wondermiddel’ vandaan komt, willen ze er al weer van af. Hoe is het mogelijk dat naar de kritiek van talloze deskundigen hier niet wordt geluisterd?
Wat als een arrestant te agressief is voor de wapenstok, maar nog lang niet rijp voor een kogel in zijn been? Dan gaapt er een gat tussen beide wapens dat moet worden opgevuld, zeggen politici en politiekopstukken. En ook koningin Beatrix, zoals onlangs in de Volkskrant uitlekte na een gesprek van het staatshoofd met enkele Kamerleden.
Volgende maand start daarom bij drie politiekorpsen een experiment met het uit Amerika overgewaaide pepperspray. Het is een uiterst agressief traangas uit een spuitbus, dat de grootste bruut snikkend op zijn knieën dwingt. De werkzame stof, een concentraat van cayennepeper, laat ogen tranen, veroorzaakt een brandend gevoel op de huid en ontneemt de arrestant de adem. Onwillige wetsovertreders zijn binnen luttele seconden gereduceerd tot een kleuter die net op de broek heeft gehad.
Het pepertraangas heeft de afgelopen decennia een opmerkelijke carrière gemaakt. Dertig jaar geleden gebruikten Amerikaanse kampeerders het tegen opdringerige beren. Postbodes gingen het gebruiken tegen blaffende – en bijtende – honden. Onder invloed van de vrouwenbeweging werd de spuitbus een gewaardeerd zelfverdedigingsmiddel tegen aanranders.
De politiële omarming van het pepertraangas komt in Nederland – en in een handvol andere Europese landen – voort uit het toegenomen omgangsgeweld op straat. Daarvan is ook de politie steeds vaker het slachtoffer. ‘Ze moeten van ons afblijven!’, snauwde Peter van Zundert, politiechef Middenwest-Brabant vorig jaar nog in het weekblad Intermediair.
Dat blijkt echter een invalide argument om het wapenarsenaal van de politie te verruimen. Het Centrum voor Politiewetenschappen (CPW) van de Vrije Universiteit in Amsterdam onderzocht het gebruik van geweld tegen de politie en kwam tot een geheel andere conclusie: de politie registreert nauwelijks gevallen van agressie tegen zichzelf en als ze dat al doet, zijn de cijfers ondeugdelijk.
Het gebruik van bijvoorbeeld vuurwapens is door ‘gecriminaliseerde omgangsnormen’ niet toegenomen. De cijfers van vuurwapengebruik door de politie is tussen 1978-1995 gelijk gebleven en vertoont geen stijgende trend. Wat wel te verwachten zou zijn.
Het gegoochel door de politie met cijfers over geweld tegen agenten, is niet het enige bezwaar dat het CPW tegen pepergas heeft. Onderzoeker Jaap Timmer schreef in 1999 in opdracht van het ministerie van binnenlandse zaken het rapport Politiewerk in gevaarsituaties. Hij concludeert desgevraagd: ‘Het zogenoemde gat tussen wapenstok en pistool is een mythe, waarvan het bestaan door geen enkel onderzoek is aangetoond. Wij moeten vaststellen dat het gat niet bestaat. Bij de politie bestaat vaak de neiging het wapenarsenaal te gaan uitbreiden in plaats van naar andere oplossingen te zoeken. Iedereen stelt dat er een gat is, zonder daar een vraagteken achter te zetten. Toenemend geweld tegen de politie en het gat tussen pistool en wapenstok zijn een soort zichzelf genererende fenomenen, zonder dat er harde gegevens over bekend zijn.’
Volgens Timmer gebeurt het zelden dat burgers de politie concreet met vuurwapens bedreigen, laat staan dat ze echt schieten. ‘Voor zover er iets over gezegd kan worden, is het al twintig jaar stabiel. Meer voorkomende vormen van geweld tegen de politie is geweld met slag- en steekwapens en door groepen.’
De korpschefs schreven de toenmalige minister van binnenlandse zaken Peper in 1999 echter dat pepertraangas juist niet tegen groepen zal worden ingezet, terwijl daar de toename van geweld tegen de politie is waar te nemen.
Timmer: ‘Gevaarlijke situaties zijn het gesprek van de dag bij de politie, maar het beeld dat ze heeft, spoort niet altijd met de feiten. Op basis van een gebrekkige beeldvorming wordt vervolgens beleid gemaakt.’
Timmer vindt dat de discussie over het invoeren van het magische spuitbusje bij de Nederlandse politie verkeerd wordt gevoerd. ‘Er wordt in vage termen gesproken over veiligheid van de politie. Maar daarover moeten eerst gegevens komen. Er wordt nu gediscussieerd vanuit het geweldsmiddel, niet vanuit de politieambtenaar. Wat opvalt bij gevaarsituaties waar de politie bij betrokken raakt, is het gebrek aan systematiek en professionaliteit. Er gaat veel goed, maar soms gaat het ook goed fout.’
Timmer verwijst naar speciale eenheden bij de politie, zoals de mobiele eenheden of de arrestatieteams, waar gevaarlijke situaties zelden leiden tot gewonden onder eigen personeel. ‘De succesfactor bij die eenheden zijn de voorbereiding en de geoefendheid. Dat is vreemd, want het zijn dezelfde dienders, maar met een andere pet op. Het mooie van die teams is dat ze van zichzelf leren. Dat doet de normale politie nauwelijks.’
Timmer denkt dat op dat gebied veel meer winst kan worden geboekt. In zijn rapport haalt hij onder meer de informatieachterstand aan waarmee veel politieagenten kampen op een zogeheten ‘plaats delict’. Een politieman of -vrouw die naar een oproer wordt gedirigeerd, weet meestal absoluut niet wat hij of zij kan verwachten. ‘Een goede informatiepositie van de organisatie en de individuele politieambtenaar blijkt van cruciaal belang voor een succesvol verloop van politieoptreden in gevaarsituaties’, schrijft hij in 1999. Daar staat hij nog altijd achter. ‘De politie moet haar successen van de afgelopen jaren nu verzilveren door verder te professionaliseren.’
Bijna terloops somt hij nog een aantal nadelen van pepperspray op. Om te beginnen is Nederland een winderig land. Dat betekent dat een agent die z’n spuitbus wil gebruiken, bijna boven op een verdachte moet gaan staan. Maar dan kan de agent hem net zo goed met de handen vastpakken. Het omgekeerde – verdachte pakt agent – wordt dan echter ook denkbaar, paradoxaal genoeg dankzij het nieuwe wapen.
Het tweede nadeel is dat pepertraangas een onwillige arrestant knettergek van de pijn kan maken. De persoon wordt alleen maar onberekenbaarder, waardoor de risico’s op escalatie toenemen. Ten derde vraagt de nazorg die de politie aan iedere besproeide arrestant moet bieden, veel werk. Elke verdachte wordt in feite een patiënt. Timmer: ‘Dan heb je soms nog vijftig dronken droppies eromheen staan die niet onder controle zijn. En je spuitbus is leeg, maar het probleem allerminst opgelost.’
Volgens Timmer hebben sommige politiebobo’s zich helemaal op de spray gestort. Aan geld geen gebrek, en iedere publicatie die het doel diende, werd verzameld. ‘Het is knap dat ze het hebben gered, maar de manier waarop pepertraangas in Nederland nu wordt gepropageerd, verdient geen schoonheidsprijs. Ik vind de discussie voortijdig. Er is nog veel te winnen met een betere opleiding. Als dan blijkt dat dienders op straat nog steeds problemen hebben met geweld, pas dan moet je serieus kijken naar een aanvulling van de geweldsmiddelen.
Er is bij een aantal korpsen al veel winst geboekt door constant trainingen te geven. De professionalisering van de politie wordt nu doorkruist doordat de minister de spray omarmt. De minister zit zichzelf in de weg.
Pepertraangas is een doekje voor het bloeden, waar ze in Amerika al weer van terugkomen. Onbegrijpelijk dat we in Nederland het wiel opnieuw willen uitvinden.’
Ook het onderzoek Netten, stokken en sprays. Nieuwe wapens voor de Nederlandse Politie?van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) en het Politie Instituut Openbare orde en Veiligheid (PIOV), van twee jaar geleden over de mogelijkheden van de spuitbussen, is kritisch. In een pinkdik rapport somt de dienst zowel voor- als nadelen op die aan het gebruik van de spray kleven. In de literatuurstudie worden onder andere twee (Amerikaanse) onderzoeken, van twee wetenschappers en een mensenrechtenorganisatie, aangehaald.
De American Civil Liberties Union in Zuid-Californië (ACLU) kwam in 1993 als eerste met een kritisch rapport over pepertraangas. Dat gebeurde na een rapport van de FBI, de federale Amerikaanse politie, uit 1989 dat klakkeloos werd aangenomen en leidde tot de massale invoering van de spray bij Amerikaanse politiekorpsen. Na publicatie bleek echter dat voorzitter en speciaal-agent Thomas W.W. Ward van de FBI-onderzoekscommissie voor 57.000 dollar bleek te zijn omgekocht door Zarc, de grootste pepperspray-producent van het land.
De ACLU constateerde in haar onderzoek dat tot dan toe nauwelijks farmacologische studies naar het goedje waren gedaan. ‘In het rapport vraagt de ACLU aandacht voor mogelijke onbekende effecten van peperspray op de gezondheid, vooral bij geestelijk gestoorde, astmatische, zwaarlijvige mensen en mensen onder invloed van drugs’, haalt het politieonderzoek de mensenrechtenorganisatie aan. Tot dan toe werd aangenomen dat peper spray geen gevaren kende.
De ACLU komt in 1993 op basis van een analyse van 2100 gevallen van gebruik van peperspray op een aantal van 7 doden. Twee jaar later is dat aantal opgelopen tot 26 sterfgevallen: 1 op de 600 slachtoffers waartegen pepperspray in Californië is gebruikt, sterft volgens de organisatie aan de gevolgen daarvan. In 1998 is het aantal sterfgevallen opgelopen tot 80. De ACLU heeft sinds vorig jaar geen toegang meer tot de gegevens van het National Institute of Justice (NIJ), het Amerikaanse instituut dat onder meer politiegeweld registreert.
Een officiële reden voor deze informatiestop is niet bekend, maar de Amerikaanse mensenrechtenorganisatie denkt dat ze het veilige beeld dat Amerikanen hebben van pepertraangas, in gevaar brengt. Niet ten onrechte. Juist de publieke opinie over ordehandhaving door de politie was reden massaal de spray in te voeren. De gewelddadige arrestatie van Rodney King en daaropvolgende opstanden in Los Angeles, begin jaren negentig, vormden de directe aanleiding de Amerikaanse politie met het nieuwe wapen uit te rusten. De lange stokken en vuurwapens waren niet alleen gevaarlijk voor arrestanten, maar vooral schadelijk voor de beeldvorming van de politie.
De onderzoekers Lumb en Friday, beiden eveneens in het KLPD/PIOV-rapport aangehaald, kwamen tot een verrassende conclusie.
In januari 1993 begon de Concord Police Department met het gebruik van het cayenne- peperconcentraat. Na de dood van een verdachte, drie maanden na invoering, werd het project weer stilgezet. Lumb en Friday onderzochten het geweld tegen de politie voor, tijdens en na de invoering van de spray. De uitslag van dat onderzoek was verbazingwekkend: het geweld tegen de politie was na invoering van de spray niet afgenomen maar juist toegenomen.
De onderzoekers kwamen met een hypothese. De zelfverzekerdheid van agenten die zich gedekt weten door het pepergas, zou volgens de onderzoekers tot escalatie van conflicten leiden. Door de uitbreiding van het wapenarsenaal groeide de bereidheid de confrontatie met agressieve arrestanten aan te gaan. Confrontatie mondde vervolgens vaak uit in een worsteling, waarbij de agent geen kans meer zag de spray te gebruiken.
Conclusie van Lumb en Friday: minder letsel bij de politie als de spray wordt gebruikt, maar bij toenemend geweldgebruik meer kans op letsel als er fysiek geweld gebruikt wordt in plaats van de spray.
Lumb en Friday opperen dat het gebruik van de spray dus geen alternatief geweldsmiddel is, maar een extra optie, dus wellicht onnodig. Toch zien beide onderzoekers, mits onder strenge voorwaarden, de voordelen van het middel in.
‘Duidelijk is geworden dat de introductie van peperspray in veel Amerikaanse korpsen zwaar onderschat is en dat men zich in de loop der jaren de vragen is gaan stellen die ook in andere landen gesteld worden’, concluderen de rapporteurs van Netten, stokken en sprays aan het eind van het hoofdstuk ‘Amerika’. De KLPD/PIOV haalt nog wel het National Institute of Justice in Amerika aan, dat een rapport heeft geschreven waarin geen bewijzen zijn gevonden voor de bewering dat gebruik van pepperspray door politie niet veilig zou zijn.
Hun eindoordeel is echter niet gunstig voor het pepertraangas. Peperspray kan een geschikt middel zijn, maar ‘is beslist geen opvulling van het zogenaamde ‘gat’ tussen wapenstok en pistool.’ Verder is het risico dat de politie dankzij pepperspray meer geweld gaat gebruiken, of de spray zelfs misbruikt, gezien de ervaringen in de Verenigde Staten, ‘reëel’.
De toenmalige minister Peper heeft volgens Timmer niet op de uitslag van het KLPD/PIOV- rapport gewacht, voor hij in de herfst van 1998 het pepertraangas omarmde. Nog voor publicatie sprak zich uit als voorstander van het nieuwe wapen. Timmer ziet een mogelijk verband met de moeizame cao-onderhandelingen met de politiebonden in dat jaar. De pepperspray-uitspraak diende mogelijk als goedmakertje voor de politiële achterban of als afleidingsmanoeuvre.
‘Bewijzen kun je het nooit, maar de opmerking was opvallend. De minister heeft met die te vroege uitspraak zijn eigen specialisten onderbenut. Het rapport is een kwalitatief goede studie die hij terzijde heeft geschoven. Je hoort er ook helemaal niets meer van.’
Een ander kritisch rapport over onder meer het gebruik van pepertraangas van de Scientific and Technological Options Assessment (STOA) van het Europees Parlement, komt, opvallend genoeg, in het gehele KLPD/PIOV-rapport niet voor. Aan de datum van publicatie kan het niet liggen. Het KLPD/PIOV-rapport was in oktober 1998 klaar. Het STOA-rapport, An appraisal of technologies of political control, was op 6 januari van dat jaar gepubliceerd, onder andere op internet.
STOA onderzoekt onder meer de invloed van technologische ontwikkelingen op de democratie. Zo maakt de onderzoeksgroep zich zorgen om surveillance- en ondervragingstechnieken, gevangenis-controlesystemen en crowd-control weapens: middelen die de politie inzet om menigten te bedwingen.
Onder het hoofdstuk Innovations in Crowd Control Weapons bespreekt de STOA onder meer peperspray, de nieuwste generatie traangas. De vorige generatie traangas, CN en CS genaamd, had haar effectiviteit onder meer in Vietnam bewezen. Het gas werd ingezet om gangenstelsels van het Noord-Vietnamese leger uit te roken.
De werkzaamheid van de stof in pepertraangas, die in veel studies als ‘ongevaarlijk’ wordt gekarakteriseerd, stuit bij onderzoekers van STOA op kritiek. ‘Politici en wetenschappers zouden moeten concluderen dat de stof, die in staat is bij zo’n lage concentratie zo’n grote irritatie te veroorzaken, onvermijdelijk een hoge toxiciteit kent’, haalt het STOA-rapport een onderzoeker aan. Volgens STOA is de garantie dat peperspray ongevaarlijk is, nooit te geven.
STOA haalt Amerikaanse onderzoeken aan die het gevaar van cayennepepertraangas aankaarten. En niet de minste. Zo blijkt uit het Aberdeen Proving Ground-onderzoek van het Amerikaanse leger uit 1993 dat ‘er een risico is bij het gebruik van dit product op een grote, gevarieerde populatie’, zoals menigten. Volgens het Amerikaanse leger bestaan de gevaren ‘voor kankerverwekkende effecten, overgevoeligheid (van blootgestelde lichaamsdelen, SvdL), ademhalingsproblemen of hartritmestoornissen, vergiftiging van het zenuwstelsel, alsmede het overlijden van mensen.’
Het is een raadsel waarom de KLPD/PIOV-studie dit Europese rapport heeft genegeerd. Een woordvoerder was niet voor commentaar bereikbaar.
Over het gebruik van het nieuwe wapen voor de politie is in Amerika dus een fors verschil van mening tussen vooraanstaande onderzoekers en instituten. Ondanks de bezwaren van het Amerikaanse leger werd peperspray na de FBI-studie van 1989 alsnog vrijgegeven. Australië en India hebben het gebruik van de spray op basis van de FBI-rapportage grootschalig ingevoerd. Saillant detail: de grondstof van pepertraangas prijkt sinds 1972 op de lijst van verboden biologische wapens. In tijden van oorlog is het niet toegestaan het gas te gebruiken. Voor ‘intern’ binnenlands gebruik, tegen demonstranten of onwillige arrestanten, zijn er echter geen bezwaren.
Er zijn nog meer tegengeluiden. STOA waarschuwt EU-staten die pepertraangas willen gebruiken bij het bedwingen van oproerige menigten, voor rechtszaken als personen na aanraking met de spray ziek worden of zelfs overlijden. Ze roept het Europees Parlement zelfs op een ‘moratorium’, een pauze, af te kondigen en de massale invoering van het pepergas in de deelstaten te ‘bevriezen’ tot wetenschappers het effect uitgebreid hebben onderzocht en gepubliceerd.
Het opmerkelijkste tegengeluid komt echter uit onverdachte hoek, namelijk van de FBI zelf. In het blad FBI Law Enforcement (november 1997) toont Monty B. Jett zich een regelrechte bekeerling. Jett was de schrijver van het Ward-rapport uit 1989. Nu keert hij zich daartegen. In het artikel ‘Pepper spray, Training for Safety’ waarschuwt hij voor de schadelijke effecten van het pepergas op de gezondheid.
En dit is nog niet alles. Niet alleen belaagde vrouwen, postbodes en kampeerders, ook anderen kunnen moeiteloos aan een spuitbusje met cayenneconcentraat komen. Niet alleen in de VS, ook in Europa. In Frankrijk staan de busjes in de schappen van benzinestations. In Nederland gebruikte de dief van de enig overgebleven VOC-goudstaaf, tentoongesteld in het Leidse Museum van Oudheden, onlangs peperspray om aan de toegesnelde bewakers te ontkomen. Niet alleen de ‘sterke arm’ wil zich met de spray bewapenen, kwaadwillenden doen dat ook steeds vaker, zeker gezien de aangenomen effectiviteit. Waar ligt de grens van deze bewapeningsspiraal?
‘Geweld en agressie tegen de politie zijn van alle tijden en vragen om een professionele reactie’, schrijft Timmer in zijn onderzoek Politiewerk in gevaarsituaties. ‘Simpele oplossingen zijn er niet. Politiewerk vergt takt, zelfbeheersing maar ook doortastend optreden. Uit het onderzoek blijkt dat er goede grond is voor de stelling dat het omgaan met agressie en geweld van burgers in het basispolitiewerk nog verder kan worden geprofessionaliseerd.’
Dat doet de politie volgens Timmer niet door de koppelriem van de agent vol te hangen met een kerstboom aan wapens, waaraan nu dus pepertraangas zou moeten worden toegevoegd. Timmer: ‘Het lijkt wel een parfum-reclame: je veiligheid en zekerheid voor de hele dag in dat ene, kleine klerebusje. Ik vind het boerenbedrog.’