Postbus
2501 CE Den Haag
Telefoon (070)
Fax (070)
Bezoekadres Nassaulaan
Den Haag
Behandeld door drs.
Onderdeel Politieprofessie
Doorkiesnummer 070-
Ons Kenmerk
Uw Kenmerk
Datum 14 april 1999
Onderwerp pepper spray
Bijlagen – Korpsbeheerdersberaad
Hoofdofficierenberaad
Raad van Hoofdcommissarissen
De heer dr. A. Peper
Minister van Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties
Postbus 20011
2500 EA DEN HAAG
Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 21 januari 1999, mede namens uw ambtgenoot van Justitie, u te adviseren over uw voornemen tot invoering van pepper spray voor gebruik in de basispolitiezorg en de daaraan verbonden voorwaarden, de voorwaarden die aan het gebruik van pepper spray gesteld dienen te worden en de vraag welke korpsen bereid zijn aan een pilotproject mee te werken, treft u hieronder onze opvatting aan.
Inleiding
Bij brief d.d. 20 februari 1996 hebben de voorzitters van het Korpsbeheerdersberaad en de Raad van Hoofdcommissarissen als reactie op het rapport Onder schot (1) een aantal opmerkingen geplaatst bij het onderwerp Gat tussen wapenstok en vuurwapen. Voor de volledigheid en overzichtelijkheid herhalen we een aantal van onze eerdere opmerkingen.
Het onderwerp leeft sterk bij de politieambtenaar die belast is met de basispolitiezorg. Enerzijds heeft het te maken met de veiligheid van de politieambtenaar, anderzijds wordt het gat sterk gevoeld omdat in sommige crisissi-tuaties een gepast middel gewoonweg niet voorhanden is. De spanning zit in de combinatie van bezorgdheid over de afloop van een incident voor betrokkenen en de wens reeds geëscaleerde conflictsitua-ties binnen aanvaardbare grenzen tot een goed einde te brengen. Op dit punt moet duidelijk zijn welke mogelijkhe-den de politie-ambtenaar ter beschikking heeft. De winst kan voor een deel gevonden worden in de aanloop tot conflictsi-tuaties waarin de politie-ambtenaar zich bedreigd voelt en naar een wapen grijpt. Derhalve is het belangrijk dat politieambtenaren goed zijn voorbereid op gevaarvolle situaties waarin zij kunnen geraken en dat zij daarin met het nodige zelfvertrouwen kunnen optreden.
Aspecten uit de IBT als goede communicatieve vaardigheden, inzicht in psycho-sociale processen, getraindheid in conflictinterventie, een goede fysieke conditie en het juiste niveau van geoefendheid in het gebruik van geweldsmiddelen zijn daarvoor stuk voor stuk belangrijke voorwaar-den. () Voorop dient te staan dat de invoering van welk technisch middel dan ook onderhevig is aan zeer goede opleiding en training.
Het onderzoek door TNO (noot: bedoeld wordt het TNO-onderzoek 1996) wijst uit dat nader onderzoek naar het effect van ‘pepper spray’ op bepaalde categorieën perso-nen sterk wordt aanbevolen. Ook blijkt dat een intensieve (medische) nazorg van personen die in aanraking zijn gekomen met ‘pepper spray’ vereist is.(..)
De TNO-rapporten (2)
In uw opdracht heeft TNO in 1996 en 1998 twee onderzoeken uitgevoerd naar de toxicologische effecten en de veiligheid van pepper spray. Eindconclusie van laatstgenoemd onderzoek luidt dat, onder voorbehoud van onzekerheden met betrekking tot vertaling van proefdier naar mens, en onder een aantal gebruiksvoorwaarden, gebruik van pepper spray door de politie niet extra gevaarlijk is voor astmatische personen. Daaraan voegt TNO toe de aanbeveling dat vervolgonderzoek met menselijke vrijwilligers wenselijk is met het oog op het verkrijgen van de grootst mogelijke zekerheid omtrent gevoeligheid van astmatische individuen. Wij onderschrijven deze aanbeveling.
Voorts stelt TNO (3) vast dat pepper spray in het algemeen een veilig wapen genoemd kan worden, (wat) niet aangeeft dat gebruik per definitie zonder nadelige gevolgen blijft en zo wordt verder opgemerkt ..zal steeds de afweging moeten worden gemaakt of de ernst van de situatie voldoende dreigend is om een dergelijk middel te gebruiken. Wij komen hierna op deze overweging terug.
Het KLPD/LSOP-rapport (4)
De onderzoeksgroep KLPD/LSOP heeft een uitgebreid literatuuronderzoek verricht naar de ervaringen met pepper spray in het buitenland. Daarnaast zijn enkele tientallen (politie)functionarissen geraadpleegd. Ten aanzien van pepper spray concludeert de onderzoeksgroep .. kan onder voorwaarden een geschikt middel zijn voor gebruik in de basispolitiezorg, maar is beslist geen opvulling van het zogenaamde gat tussen wapenstok en pistool. Op deze conclusie komen wij hierna terug.
Overwegingen
Ten aanzien van de invoering van pepper spray hebben wij in ons hiervoor genoemd advies van
20 februari 1997 opgemerkt dat wij op dát moment invoering van pepper spray als geweldsmiddel voor de politiepraktijk vanuit een oogpunt van geweldsbeheersing niet gewenst achtten. De nu uitgebrachte TNO- en LSOP/KLPD rapporten hebben helderheid gebracht op een aantal destijds bij ons levende vragen. Omtrent de gezondheidsrisicos merken we op dat deze in het TNO-onderzoek (1998) niet geheel konden worden uitgesloten. In dit verband wijzen we ook op de opmerkingen in het TNO-rapport (1996) (5) naar de acuut schadelijke effecten op het menselijk lichaam.
Ervaringen in het buitenland leren dat pepper spray een middel is dat, onder bepaalde gebruiksvoorwaarden, effectief is in die zin dat in 85 tot 90% van de gevallen een aanhouding vergemakkelijkt wordt. Dit percentage ligt lager in het geval van agressieve doelgerichte verdachten, zwaarlijvige verdachten en verdachten onder invloed van geneesmiddelen en drugs. Naar schatting in 25% van deze gevallen is pepper spray niet effectief.
Advies
Wij zijn van oordeel dat pepper spray onder strikte voorwaarden en gereglementeerd een aanvulling kan zijn op de bewapening van de politie. Daarbij merken wij op dat pepper spray geenszins het door sommigen gevoelde gat tussen wapenstok en vuurwapen dicht. Het is een middel dat in specifieke gevallen een goed alternatief kan vormen indien gebruikmaking van het vuurwapen daardoor kan worden voorkomen. Onder alle omstandigheden heeft de politie een zorgplicht naar de besprayde persoon. Wij kunnen ons ook zeer vinden in de opmerking in het LSOP/KLPD rapport dat de uiteindelijke keuze tot nieuwe wapens voor de politie niet puur op wetenschappelijke gronden gemaakt wordt maar onder meer afhankelijk is van een politieke keuze.
Dit brengt ons tot de opvatting dat uw voornemen tot invoering van pepper spray in de basispolitiezorg, uiteraard met inachtneming van de resultaten van een uit te voeren pilot, door ons niet meer ongewenst wordt geacht. Wij gaan er vanuit dat het daadwerkelijk gebruik van pepperspray in een relatief laag aantal gevallen zal plaatsvinden en wellicht leidt tot afname van het gebruik van het dienstvuurwapen.
De korpsen Rotterdam-Rijnmond en Brabant-Noord hebben zich bereid verklaard aan een pilotproject mee te werken. Wij stellen u voor dat de daadwerkelijke inrichting van de pilot onderwerp van nader overleg is tussen u en het driehoeksoverleg van respectievelijk de regio Rotterdam-Rijnmond en Brabant-Noord.
Het gebruik van pepper spray tijdens het pilotproject dient in onze opvatting minimaal aan de hierna volgende voorwaarden te voldoen.
Voorwaarden gebruik pepper spray
In onze opvatting dient het gebruik van pepper spray -inclusief het dreigen met gebruik- strikt te zijn gereglementeerd, minimaal waar het gaat om de inzetcriteria, (technische) gebruikseisen, meldingsplicht en opleidingseisen. Voorts dient de pilot aan een aantal randvoorwaarden te voldoen.
reglementering
a. inzetcriteria
Wij staan op het standpunt dat het gebruik van pepper spray niet moet worden toegestaan:
– tegen groepen (bijv. voetbalsupporters);
– ter verspreiding groepen;
– ter handhaving of herstel van de openbare orde.
Het gebruik van pepper spray kan daarentegen wel worden toegestaan in de volgende situaties:
Individuele toepassing in zeer ernstige situaties ter aanhouding van een persoon (vlak voor gebruik vuurwapen) en situaties waarin sprake is van noodweer of noodtoestand en het alternatief het gebruik van het vuurwapen zou zijn (proportionaliteit en subsidiariteit).
Een voorbeeld hiervan is het ter beëindiging van gepleegd ernstig geweld door een verdachte, of ter voorkoming dat door een verdachte ernstig geweld wordt uitgeoefend (dus niet het beëindigen van een lichte mishandeling, wel ter uitschakeling/aanhouding van een verdachte die zojuist iemand heeft neergestoken, wel ter uitschakeling en aanhouding van iemand die op het punt staat op enige wijze ernstig lichamelijk letsel aan een ander toe te brengen).
b. richtlijn gebruik
Als onderdeel van de reglementering dient een richtlijn met betrekking tot het gebruik van pepper spray te worden opgesteld. In deze richtlijn dient in elk geval aandacht te worden besteed aan de technische eisen (spray-afstand en tijdsduur) en de wijze waarop nazorg moet worden verleend.
Het gebruik van pepper spray dient zo mogelijk vooraf te worden gegaan door een waarschuwing. Het gebruik en het dreigen met gebruik dient onderworpen te zijn aan een meldingsplicht.
c. opleidingseisen
De opleiding en training in het gebruik van pepper spray dient integraal onderdeel uit te maken van de opleiding en training in gevaar- en geweldsbeheersing (IBT) en te leiden tot een certificaat met een beperkte geldigheidsduur. In de opleiding dient aan de inzetcriteria, de richtlijn voor het gebruik en de effecten van het gebruik van pepper spray aandacht te worden besteed. Eerst nadat het certificaat is behaald kan het middel ter beschikking worden gesteld.
randvoorwaarden pilotprojecten
In het TNO rapport (1998) (6) is gesteld dat de gevonden onderzoeksresultaten voortkwamen uit proefdierexperimenten. Om de grootst mogelijke zekerheid omtrent een aantal nadere vragen (met name de gevoeligheid van astmatische individuen) te kunnen krijgen zou, zo stelt TNO, een studie met menselijke vrijwilligers kunnen worden uitgevoerd. Wij hechten eraan dat deze zekerheid wordt verkregen alvorens de pilotprojecten van start gaan.
Wij onderschrijven uw opvatting dat de uitvoering van de pilotprojecten wetenschappelijk wordt begeleid. Wij stellen u voor dat in de wetenschappelijke evaluatie in elk geval aandacht wordt besteed aan:
– effectiviteit pepper spray;
– invloed op aanwending andere geweldsmiddelen (toe/afname);
– invloed op gezondheid van de besprayde personen;
– ervaringen politiepersoneel, inclusief subjectieve veiligheidsgevoelens;
– (niet beoogde) effecten op surveillancehonden;
– beoordeling door de politiefunctionarissen van de juistheid en volledigheid opleiding en training;
– eventuele ervaringen met kruisbesmetting en zelfbesmetting;
– zo mogelijk een 0/1 meting.
Tot slot merken wij op dat de ontwikkelingskosten van de pilotprojecten waaronder de kosten die verbonden zijn aan de opleiding van kerninstructeurs, materiaalkosten en kosten van studiemateriaal onzes inziens niet ten laste behoren te komen van de pilotregios.
Met bovengenoemde opmerkingen hopen wij u voldoende van advies te hebben gediend.
drs. W.J. Deetman,
voorzitter Korpsbeheerdersberaad
mr. I.E. Klopper-Gerretsen,
voorzitter Hoofdofficierenberaad
B.A. Lutken,
voorzitter Raad van Hoofdcommissarissen
Noten
1 Timmer, Naeyé, van der Steeg (1996) Onder schot, vuurwapengebruik van de politie in Nederland (1978-1995), Deventer: Gouda Quint
2 TNO, Busker en van Helden (1996): Toxicologische evaluatie van Pepper Spray als mogelijk wapen voor de Nederlandse politie, PML 1996-C61, Rijswijk: TNO en TNO, Busker, van Helden e.a. (1998): Experimenteel onderzoek naar de veiligheid van Pepper Spray in de met ovalbumine gesensibiliseerde cavia, Rijswijk: TNO.
3 TNO (1998), p. 41
4 KLPD/LSOP, Adang, van der Wateren, Steernberg (1998): Netten, stokken en sprays, KLPD/LSOP
5 TNO (1996)
6 TNO (1998), p. 37, p.41