• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Mogelijkheden voor een ander beleid.

    Uit: Nederland Open U!, 1994,  XminY en Buro Jansen & Janssen

    “Mijn stelling is dat er een ideologische tegenstelling door alle landen heen loopt tussen degenen die kiezen voor een samenleving die open is, waarin wordt geluisterd, waar mensen bij mogen komen, en een samenleving waarin je wordt beoordeeld en waarin je er pas bijhoort als je net zo bent als de ander, gesloten, naar binnen gekeerd.”
    (Minister Pronk, in het programma J’accuse RVU, 1993)

    In Nederland bestaan nog veel hardnekkige misvattingen over migranten en migratie. Een restrictief en stigmatiserend overheidsbeleid versterkt dit en zorgt er zo voor dat migranten en migratie in toenemende mate als probleem worden ervaren.

    Eén van deze misvattingen is dat Nederland een tolerant en gastvrij land zou zijn. Van de twintig miljoen vluchtelingen in de wereld neemt Nederland nog geen twee promile voor haar rekening, terwijl Nederland een van de rijkste landen ter wereld is. Bovendien wordt de mogelijkheid tot gezinshereniging steeds verder aan banden gelegd, is arbeidsmigratie van buiten de EG zo goed als onmogelijk gemaakt en heeft Nederland onder andere met de pas herziene Vreemdelingenwet een steeds effectiever beleid ontwikkeld om de reeds aanwezige migranten zonder verblijfsvergunning van de samenleving uit te sluiten.

    Een tweede misvatting is het idee – schijnbaar in tegenstelling met de mythe van tolerantie en gastvrijheid – dat ‘Nederland geen immigratieland is’. Het vormt de kerngedachte van het Nederlandse overheidsbeleid. Alleen op legale wijze komen er al meer mensen Nederland binnen dan dat er uit gaan. Daar is weinig tot niets meer aan te sturen. Internationale afspraken rond asielrecht en gezinshereniging verhinderen dat. Maar ook op niet-legale wijze is er een migratie-overschot. Nederland kan dus niet anders dan erkennen dat het feitelijk een immigratieland is.

    Bovendien wil Nederland ook een immigratieland zijn. EG-burgers kunnen vrij naar Nederland reizen en zich hier vestigen. Ook wat dat aangaat is de gedachte ‘Nederland is geen immigratieland’ dus wezenlijk onjuist.
    Toch gaat de overheid van deze gedachte uit bij het formuleren en uitvoeren van haar beleid. Daardoor verdiept ze de toch al pijnlijke onderscheiding tussen legale en illegale migranten en creëert ze nieuwe scheidingen: tussen individueel vervolgde vluchtelingen en vluchtelingen met (vaak even goede) andere motieven en tussen EG-burgers en niet-EG-burgers.

    Dat dit steeds scherpere en restrictieve beleid echt een oplossing biedt is een derde misvatting. Migratie is maar zeer beperkt te beheersen. Als bijvoorbeeld gezinshereniging niet meer op een legale wijze mogelijk is, zal dat illegaal gebeuren. Door dit beleid wordt de thuissituatie van vluchtelingen niet verbeterd, evenmin als de internationale verhoudingen. Kortom: de oorzaken worden niet aangepakt. Je kunt eerder stellen dat die door zulk restrictief beleid in stand worden gehouden: met de boodschappers wordt immers ook de boodschap buiten gehouden. Een boodschap die als die hier luider gehoord zou worden ongetwijfeld ook meer ter harte genomen zou worden.

    Een laatste waanidee is dat migranten zonder verblijfsvergunning op grote schaal misbruik maken van de verzorgingsstaat. Keer op keer hebben onderzoeksrapporten aangetoond dat het hier om minimale aantallen gaat. Ook hier lijkt eerder het omgekeerde het geval: niet de illegalen maken misbruik van de verzorgingsstaat, maar de verzorgingsstaat maakt op grote schaal misbruik van hen. Diverse economische sectoren zoals de tuinbouw, de horeca en de confectie-industrie drijven al jarenlang grotendeels op de goedkope arbeid en rechteloze status van illegale arbeiders.

    Ontbreken van overzicht

    Veel progressieve maatschappelijke groepen benaderen migratie nog steeds voornamelijk vanuit hun eigen achtergrond. De vakbonden hebben met name een mening over arbeidsmigratie; de politieke partijen benadrukken het aspect van de beheersbaarheid van migratie; Vluchtelingenwerk heeft het vooral over het asielbeleid en InZet denkt in het bijzonder aan de internationale aspecten van migratie. Allen ruiken ze aan elkaars werkterrein, maar happen doen ze niet.

    Wel wordt steeds meer beseft dat het thema migratie niet op zichzelf staat, maar samenhangt met bijvoorbeeld internationale handel, internationale vrede en veiligheid, racisme en vreemdelingenhaat, werkloosheid in het Noorden, milieuvernietiging, bevolkingsgroei en mensenrechtenschendingen. Maar hoe deze samenhang precies in elkaar zit en wat daar vervolgens mee te doen is, komt niet uit de verf. Men lijkt (nog) niet in staat een stap verder te gaan.

    Wat ontbreekt is een samenhangend progressief verhaal over migratie en alle thema’s daaromheen. Op basis daarvan zouden de diverse maatschappelijke groepen zich – verwijzend naar elkaar – gefundeerder kunnen uitspreken over migratie en zich er mee bezighouden. De maatschappelijke druk voor een alternatief migratiebeleid kan daarmee worden vergroot.

    Een gezamenlijk protest

    Uit hoofdstuk drie blijkt dat tussen progressieve maatschappelijke groepen een brede consensus bestaat over de onaantastbaarheid van het asielrecht en het recht op gezinshereniging. Nederland zou een ruimhartig asielbeleid moeten voeren en de huidige beperkingen op gezinshereniging moeten opheffen. Alleen D66 vindt dat bepaalde beperkingen op gezinshereniging verdedigbaar zijn. Deze consensus biedt perspectieven voor een gezamenlijk protest tegen het huidige regeringsbeleid.

    Verder is men unaniem tegen het sluiten van onderwijs- en gezondheidszorgvoorzieningen voor illegalen; het aan de grens tegenhouden van asielzoekers; verlaging en vervuiling van het budget van Ontwikkelingssamenwerking; handhaving van de schuldenlast van Derde Wereldlanden en het opwerpen van handelsbarrières ten aanzien van die landen.

    D66 uitgezonderd is men het er tenslotte ook over eens dat het gevangen zetten van vluchtelingen stop gezet zou moeten worden, dat de huidige legitimatieplicht te stigmatiserend werkt en dat het actieve illegalen oppak en -uitzetbeleid een zeer onrechtvaardig doekje voor het bloeden is.

    Toch voldoende aanknopingspunten voor samenwerking lijkt ons zo. Waarom gebeurt dat dan zo weinig? Ondanks duidelijke overeenstemming in kritiek op diverse onderdelen van het huidige migratiebeleid is een gezamenlijk maatschappelijk protest tot nu toe niet van de grond gekomen. Af en toe wordt er op afzonderlijke punten samengewerkt, zoals in het antiracismecomité ’21 maart’, maar veel verder gaat het niet. Ook hier lijkt zich weer te wreken dat een samenhangend verhaal ontbreekt en de organisaties dus snel geneigd zijn zich maar weer met hun eigen thema’s bezig te houden.

    Samenwerking

    Als we constateren dat er te weinig wordt samengewerkt tussen de diverse sociale bewegingen om tot een goed geïntegreerd antwoord te komen, betekent dat niet dat men niet wil samenwerken. Uit een onderzoek naar samenwerking tussen milieu-, Derde-Wereld- en vredesorganisaties door sociaal onderzoeker Bas Arts 1* blijkt dat in 1992 elke organisatie aan gemiddeld zeven verschillende samenwerkingsverbanden deelnam. Arts vindt de meeste samenwerking binnen de Derde-Wereldbeweging, vervolgens bij de milieu- en dan bij de vredesbeweging. Factoren die samenwerking frustreren zijn bij de vredesbeweging vooral levensbeschouwelijke verschillen en bij de milieubeweging met name concurrentie-overwegingen. Bij de Derde-Wereldbeweging spelen beide factoren een rol. Arts: “Begin jaren tachtig veronderstelde men dat de verschillende nieuwe, sociale bewegingen, omdat zij gemeenschappelijke post-materialistische normen en waarden deelden, als vanzelf naar elkaar toe zouden groeien. In feite zouden de vrouwen-, milieu- solidariteits-, vredesbeweging, etcetera allen voor een gelijksoortige mens- en milieuvriendelijke samenleving pleiten. De vorming van één beweging zou een kwestie van tijd zijn (…). Toen het in de tweede helft van de jaren tachtig slechter leek te gaan met de bewegingen, werd het optimisme voor cynisme verruild. Sociale bewegingen zouden slechts optelsommen zijn van op eigen belangen gerichte organisaties die – als waren zij bedrijven in de marktsector – produkten aan de man of vrouw wilden brengen. Dat betekent dat er sprake zou zijn van onderlinge concurrentie.” Volgens Arts is het optimisme noch het cynisme gerechtvaardigd. Sociale bewegingen gaan over het algemeen heel pragmatisch met samenwerking om: samenwerken doet men alleen om een inhoudelijke doelstelling te bereiken, maar niet tegen elke prijs.

    Naar ons idee wordt hetgeen Arts aan het begin van de jaren tachtig situeert ook nu sterk gevoeld, alleen nu niet vanuit een theoretisch concept, maar vanuit praktisch inzicht. Met de steeds nijpender wordende situatie op het gebied van migratie, milieu en gewapende conflicten groeit het besef bij sociale bewegingen dat men, om naar oplossingen te zoeken, over de grenzen van de eigen thema’s heen moet gaan kijken. Vanuit inhoudelijke en pragmatische redenen.

    Concrete samenwerkingsverbanden

    De Derde-Wereldbeweging en de vluchtelingenbeweging stonden in 1993 meer met elkaar in contact dan ooit. Mede door bijdragen van minister Pronk van Ontwikkelingssamenwerking is de Derde-Wereldbeweging migratie gaan beschouwen als een overlevingsstrategie van het Zuiden om aan armoede, oorlog, mensenrechtenschendingen en milieuvernietiging te ontkomen. Migrantenopvang is men gaan zien als een vorm van noodhulp; directe steun aan vluchtelingen als een vorm van humanitaire hulp; het verschaffen van werk aan arbeidsmigranten als een vorm van economische hulp, alleen al door de cheques die de arbeidsmigranten naar huis kunnen sturen. Bovendien beseft de Derde-Wereldbeweging steeds meer dat via de migrant de Noord-Zuid problematiek weer wat hoger op de publieke agenda kan komen: de migrant is geen probleem, maar heeft er één. Dus laten we daar iets aan doen. De vluchtelingenbeweging is zich op haar beurt gaan realiseren dat de opvang van vluchtelingen noodzakelijk is, maar niet meer dan een doekje voor het bloeden kan zijn zolang de oorzaken van het vluchten niet worden aangepakt. In 1993 organiseerde de vluchtelingenbeweging twee druk bezochte conferenties over die oorzaken 2*.

    Ook bij de milieu- en vredesbeweging werd in 1993 meer dan voorheen over de eigen grenzen heen gedacht. Met betrekking tot migratie zien ook zij dat aan de hand van respectievelijk ecologische- en oorlogsvluchtelingen nog beter duidelijk gemaakt kan worden waarvoor zij staan. De milieubeweging heeft een goede term voor haar verhaal gevonden: de milieugebruiksruimte (zie hoofdstuk drie). Vanuit dit concept pleit zij voor een meer duurzame levensinstelling in het Noorden. De Derde-Wereldbeweging heeft dit concept overgenomen en verbreed naar internationale verhoudingen: om het Zuiden een kans te geven ook duurzaam met het milieu om te gaan, is het niet alleen noodzakelijk dat het Noorden anders gaat leven, maar ook dat er een rechtvaardiger verdeling van produktiemiddelen op wereldniveau komt. Hoe krijgen ze anders de financiële ruimte om niet meer aan kaalslag te hoeven doen?

    De vredesbeweging heeft geen term gevonden, maar een gebied: Oost-Europa. Met het gewelddadig uiteen vallen van Joegoslavië is men zich gaan realiseren wat er in Oost-Europa nog meer in het vat zit. Daarom haalt de vredesbeweging de relaties met vredesgroepen in die landen aan om in Nederland aan een soort ‘early warning’ te kunnen gaan doen. Het IKV en Pax Christi zijn hierin voortrekkers. Een flink deel van de Kerken in Nederland houdt zich actief met de problemen van vluchtelingen bezig. Hierbij wordt sinds enige jaren intensief samengewerkt met vluchtelingenorganisaties. Hoofdactiviteit is de directe opvang, maar sinds kort is men ook meer bezig met politieke lobby. Via het Platform Illegale Vluchtelingen zoekt men naar samenwerking voor de oorzaakbestrijding.

    De vakbonden zijn de afgelopen jaren vooral veel gaan samenwerken met de Derde-Wereldbeweging. Ze zijn in een ‘Brede Coalitie’ rond Ontwikkelingssamenwerking gestapt, hebben samen met de ontwikkelingsorganisatie InZet een aantal aanbevelingen gedaan rond de volgende GATT-onderhandelingsronde en ontwikkelen samen met de Schone Kleren Kampagne een zogenaamd Eerlijk Handels Handvest om consumenten en bedrijven een handvat te geven om voor eerlijke handel te kiezen.

    Kortom: ondanks onze constatering dat er nog te weinig wordt samengewerkt tussen sociale bewegingen, liggen de kiemen er voor een meer integrale benadering van de eigen thema’s. Met name ten aanzien van punten als migratie, milieu en gewapende conflicten raakt men er steeds meer van doordrongen dat een meer gezamenlijk optreden noodzakelijk is.

    Strategie

    Wat zou een goede strategie voor zo’n meer geïntegreerde beweging kunnen zijn? Door mensen als Abram de Swaan en door politieke organisaties als GroenLinks en de Wiardi Beckman Stichting is gepleit gezamenlijk te streven naar een soort mondiale verzorgingsstaat, met als economisch stelsel een wereldwijd sociaal en ecologisch verantwoord kapitalisme. Op zich een goede gedachte, maar hoe bereik je zoiets?

    Allereerst zou de internationale rechtsorde versterkt moeten worden. Een mondiale verzorgingsstaat betekent, naar analogie met de Nederlandse verzorgingsstaat, dat in principe iedere wereldburger recht heeft op een pakket basisvoorzieningen. Dat bereik je alleen als de individuele korte-termijnbelangen van de afzonderlijke naties op een effectieve wijze ondergeschikt worden gemaakt aan de lange-termijnbelangen van de gezamenlijke naties. Op den duur is iedere afzonderlijke natie en ‘de gemiddelde wereldburger’ daar immers het meest bij gebaat. Om dat aspect van de mondiale verzorgingsstaat te bewaken is een versterking van de internationale rechtsorde onontbeerlijk. Het is opvallend dat van de geïnterviewde maatschappelijke organisaties in hoofdstuk drie slechts een enkeling een enigszins uitgewerkte visie op de VN en op een versterking daarvan heeft.

    Maatschappelijke organisaties zouden zich ook meer kunnen gaan bezighouden met de (on)mogelijkheden van een ‘mens- en milieuvriendelijk kapitalisme’. Hoe moeten we ons bijvoorbeeld opstellen ten opzichte van de in december 1993 met veel gejuich onthaalde GATT-afspraken over vrijere wereldhandel? Vrijere wereldhandel betekent hardere concurrentie en verdere monopoliseringsmogelijkheden voor multinationale ondernemingen. Dat zal ongetwijfeld meer machtsongelijkheid en sociale marginalisering met zich mee brengen. Ook zal vrijere wereldhandel meer transport en dus meer milieuvervuiling betekenen. Aan de andere kant kan je moeilijk naar een mondiaal verzorgingssysteem streven zonder een mondiale economie te omarmen. Is een internationale sociale belasting (bijvoorbeeld op omzet) en een internationale milieubelasting (bijvoorbeeld op produkten) hier een oplossing?

    Het zijn volgens ons juist zúlke vragen die wezenlijk kunnen bijdragen aan een betere benadering van het migratievraagstuk. Vragen die de diverse sociale bewegingen zich vaker en gezamenlijker zouden moeten stellen.

    Europese eenwording

    GroenLinks heeft het idee geopperd om in de loop van 1996, ter gelegenheid van de evaluatie van het Verdrag van Maastricht, een maatschappelijke discussie te organiseren met aansluitend een referendum over de Europese eenwording. Dit idee zou een goede concrete mogelijkheid zijn om de wenselijkheid van een Europese verzorgingsstaat publiekelijk af te wegen tegen die van een mondiale verzorgingsstaat. In tegenstelling tot de afwachtende en volgzame houding die de Nederlandse overheid op dit moment aanneemt, zou Nederland een voortrekkersrol op zich moeten nemen voor een gecoördineerd internationaal migratie-, milieu- en handelsbeleid, met de mondiale verzorgingsstaat als uitgangspunt. Zolang er internationaal nog geen gehoor voor te vinden is, zou in elk geval op nationaal niveau al een begin gemaakt kunnen worden. Van overheidswege wordt vaak tegengeworpen dat Nederland gebonden is aan internationale afspraken, met name in het kader van Europa ’92. Het gros van deze afspraken is echter op weinig democratische wijze (zonder effectieve controle door het Europese Parlement) en onder grote tijdsdruk tot stand gekomen, hetgeen de wijsheid en duurzaamheid van de afspraken niet ten goede is gekomen. Is het de EG ernst met een democratischer en breder gedragen besluitvorming, dan zou men mogelijkheden moeten bieden om de gemaakte afspraken opnieuw ter discussie te stellen. Bijvoorbeeld bij de herijking van het Verdrag van Maastricht in 1996.

    Het immigratiebeleid

    Vrijwel alle maatschappelijke organisaties die in hoofdstuk drie aan het woord komen, zijn voorstander van een ruimhartige opname van vluchtelingen en voor onbeperkte gezinshereniging en gezinsvorming. Dat is verheugend. Maar jammer genoeg kunnen weinig organisaties hard maken wat dat precies betekent. Naar ons idee houdt zo’n beleid in dat in elk geval een ruime interpretatie wordt gegeven aan de belangrijkste internationale verdragen hieromtrent.

    Voor het asielbeleid gaat het om het VN-vluchtelingenverdrag van Genève, in 1956 door Nederland ondertekend, en om het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens dat in 1954 werd ondertekend. Een vluchteling moet in Nederland anno 1994 kunnen aantonen dat ‘de aandacht van de autoriteiten in het bijzonder op hen gericht is geweest.’ Het Verdrag van Genève spreekt helemaal niet van een individuele benadering: asiel zou moeten worden verleend aan mensen die worden vervolgd op grond van ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of op grond van ‘het behoren tot een bepaalde sociale groep’. Aanleiding tot deze groepsbenadering was de groepsvervolging van de joden in de Tweede Wereldoorlog. Hoewel het verdrag blijkens deze groepsbenadering duidelijk bedoeld was als een mensenrechteninstrument, wil de Nederlandse overheid het verdrag steeds meer hanteren als een instrument in het kader van migratiebeheersing. Hierdoor is gaandeweg de ‘individuele benadering’ mogelijk geworden, waardoor het mensenrechtenaspect ondergesneeuwd is geraakt en waardoor de Geneefse afspraken wel zeer restrictief geïnterpreteerd worden. Maatschappelijke groepen die voor een ruimhartig asielbeleid zijn, zouden daar de Nederlandse overheid keer op keer aan moeten blijven herinneren. Een andere taak voor hen ligt bij het bestrijden van de onbillijke en ongelijke behandeling die vluchtelingen momenteel ten deel valt. Vluchtelingen worden zonder dat zij een criminele daad hebben begaan, gevangen gezet, hen wordt de mogelijkheid onthouden tegen een afwijzingsbeslissing in hoger beroep te gaan en ze kunnen vaak zelfs Nederland niet in om asiel aan te vragen. Dat vraagt om een krachtig gezamenlijk protest.

    Ontheemden

    Een laatste strijdpunt voor een ruimhartiger asielbeleid is het opeisen van een volwaardige plaats voor groepen vluchtelingen, waarvoor het Verdrag van Genève op het eerste gezicht te weinig soelaas biedt. Het gaat hier om mensen die bijvoorbeeld vluchten voor oorlog, voor een erbarmelijke mensenrechtensituatie, voor milieudegradatie of voor een hongersnood. Voor een deel van hen biedt artikel drie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens mogelijkheden. Dit artikel verbiedt het onderwerpen van mensen aan ‘folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen’. Uitzetting naar een land waar dat dreigt is verboden. De overheid gaat ook met deze afspraak restrictief om. Zaïrezen en Tamils worden bijvoorbeeld zonder pardon teruggestuurd, terwijl de situatie in hun land toch allesbehalve menselijk te noemen is. Sommige anderen mogen wel blijven, maar krijgen een ‘gedoogden- of ontheemden-status’. Dit zijn voorwaardelijke statussen met minimale rechten. Naar ons idee wordt met het verlenen hiervan niet alleen het Verdrag van Genève verder uitgehold, want diverse gedoogden zouden goed binnen een ruime interpretatie daarvan kunnen vallen, maar ook wordt een steeds grotere onduidelijkheid en ongelijkheid gecreëerd. Die statussen moeten dus worden afgeschaft. Een vluchteling is een vluchteling.

    Het belangrijkste verdrag rond gezinshereniging en gezinsvorming is het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hierin is onder andere afgesproken dat gezinshereniging en -vorming ten alle tijden gerespecteerd moeten worden, tenzij dat indruist tegen de openbare orde, de openbare zeden of de gezondheidszorg.

    De laatste jaren wordt ook deze afspraak steeds verder uitgehold en ontdoken. Men eist passende huisvesting voordat een gezin of partner over kan komen, terwijl die vaak pas verkregen kan worden als het gezin of de partner er is. De maximale leeftijd van kinderen die over kunnen komen is verlaagd van 21 naar zeventien jaar. Aan werklozen wordt de eis gesteld dat degene die een gezin of partner wil laten overkomen drie van de afgelopen vijf jaar in Nederland gewerkt moet hebben en gezinsherenigers komen pas na vijf jaar in aanmerking voor een zelfstandige verblijfsvergunning. Te vrezen valt dat het daar niet bij blijft. De overheid laat steeds meer geluiden horen dat gezinshereniging en -vorming voor haar niet meer heilig is. En D66, een goede kandidaat voor de nieuwe regering, kan het daar blijkens haar verkiezingsprogramma alleen maar mee eens zijn. Een stellingname voor een onaangetast gezinsherenigings- en gezinsvormingsrecht verlangt dat tegen bovenstaande punten geageerd wordt.

    Arbeidsmigranten

    Naast vluchtelingen en gezinsherenigers zijn er ook nog de arbeidsmigranten die een plaats in de Nederlandse maatschappij verdienen. De overheid vindt dit niet, evenmin als organisaties zoals Vereniging Vluchtelingenwerk, het Nederlands Centrum Buitenlanders en het kerkelijke Cura Migratorum, D66 en de vakbonden. Migrantengroepen als het Ondersteuningskomitee Illegale Arbeiders, het Turkse HTIB en het Komitee Marokkaanse Arbeiders in Nederland vinden dat wel. Zij worden daarin gesteund door kerkelijke instituties als de Generale Diaconale Raad en de Paus en politieke organisaties als Groenlinks en de Wiardi Beckman Stichting. Deze laatste twee organisaties stellen voor om, net als een enkele Europese kerkelijke organisatie, in het vervolg met immigratieplannen en daarin opgenomen quota voor arbeidsmigranten te gaan werken. Zo’n quotum heeft vele aantrekkelijke kanten. Een quotum is bijvoorbeeld goed meetbaar, hetgeen duidelijkheid verschaft. Een ander voordeel is dat zo op niet mis te verstane wijze erkend wordt dat Europa als onderdeel van het rijke Noorden een verantwoordelijkheid heeft die het niet uit de weg kan gaan. Zolang dat Noorden driekwart van de milieugebruiksruimte in de wereld in beslag neemt en tegelijkertijd een vrije beweging van goederen en kapitaal over de wereld propageert, zal het ook de verantwoordelijkheid op zich moeten nemen voor een vrijere beweging van arbeidskrachten over de wereld.

    Maar er kleven ook nadelen aan zo’n quotum-strategie. De kans bestaat dat wanneer lidstaten gebonden zijn aan een quotum inzake de toelating van arbeidsmigranten, zij zullen beknibbelen op de toelating van andere soorten migranten. Er moeten dan dus betere instrumenten komen om de rechten van asielzoekers, gezinsherenigers en gezinsvormers te garanderen. Zo zou bijvoorbeeld het hoger beroep weer mogelijk moeten worden en zou de gedoogstatus en de afhankelijke verblijfsstatus voor partners moeten worden afgeschaft.

    Een quotum zal in de praktijk als maximumaantal werken, ook al is ze als minimum bedoeld. Bovendien wordt het ideaal van vrije migratie en open grenzen losgelaten, een ideaal dat zeker op korte termijn onhaalbaar is, maar dat toch richtinggevend zou moeten zijn. Wil je ervoor zorgen dat ‘het oprekken tot de maximale opnamecapaciteit’ niet uit het oog verloren wordt, dan zullen bijvoorbeeld jaarlijks maatschappelijke discussies nodig zijn over in hoeverre de quota niet omhoog kunnen. Lastig, maar niet ondenkbaar.

    Het illegalenbeleid

    Niet alleen de toekomstige, maar ook de reeds aanwezige migranten zonder verblijfsvergunning worden in het Noorden steeds meer als probleem beschouwd. Uiteraard heeft het prioriteit om als beweging eerst de onjuiste beeldvorming hierbij te ontmaskeren.3* Maar dat is niet genoeg. Het restrictieve en uitsluitende beleid van de Europese overheden gaat gewoon door. Er worden razzia’s gehouden, een (beperkte) identificatieplicht is ingesteld, diverse bestanden worden gekoppeld, er wordt gewerkt aan een Europees vreemdelingen-administratiesysteem en de daadwerkelijke uitzetting van illegalen wordt nog voortvarender dan voorheen ter hand genomen. Hoe hiermee om te gaan?

    Naar ons idee kun je niet naar een mens- en milieuvriendelijker wereldmaatschappij streven en je tegelijkertijd afsluiten voor migranten die niet in de planning staan. Dat geeft een zeer gespleten situatie. Migranten en vluchtelingen zijn een soort interne wekker van de mondiale maatschappij. Gaat het ergens niet goed, dan zullen zij van zich laten horen. Niet zozeer passief, via de media, maar in levende lijve. Daar ligt hun kracht. Ontneem je hen dat, dan sluit je niet alleen de boodschapper uit, maar ook de boodschap die zich dan misschien pas zal openbaren als het te laat is.

    Hoe kunnen we ons bovendien moreel gezien een mens-en milieuvriendelijker wereldmaatschappij voorstellen als juist de rijkste landen hun geografische en sociale grenzen volledig gesloten houden voor ongewenste vreemdelingen? Dat is zoiets als een autoritaire dictator die democratie predikt. In een aantal landen waar zulke figuren de scepter zwaaiden, zijn nu gelukkig omwentelingen gekomen. Waarom kan dat hier niet?

    En hoe zit het op humanitair vlak? Nederland heeft het Universele Verdrag van de Rechten van de Mens ondertekend. Daarin worden basisrechten genoemd als recht op onderwijs, voedsel, onderdak en gezondheidszorg. Stuk voor stuk rechten die met de huidige Vreemdelingenwet niet gerespecteerd worden. Naast deze politieke en humanitaire argumenten gaf pleitbezorger van de mondiale verzorgingsstaat bij uitstek, Abram de Swaan nog een ander argument (zie hoofdstuk 1): veruit het grootste deel van de illegalen is probleemloos door de Nederlandse samenleving opgenomen. De meesten hebben zich ongemerkt een eigen plaats verworven, net als de Chinezen enige decennia geleden. Bijvoorbeeld in de confectie-industrie, de horeca, de tuinbouw, de schoonmaaksector, etcetera. Ze zijn een essentieel onderdeel geworden van de Nederlandse maatschappij en vormen zo eerder een verrijking dan een verarming van die samenleving 4*.

    Vanuit deze overwegingen is het naar ons idee hard nodig dat sociale bewegingen gezamenlijk stelling gaan nemen:

    • Tegen een vreemdelingen-administratiesysteem en een identificatieplicht. Deze tasten de privacy van migranten aan en ze hebben bovendien een stigmatiserende werking ten aanzien van minderheden in het algemeen, hetgeen integratie niet zal bevorderen;
    • Tegen een actief oppak- en uitzetbeleid t.a.v. illegalen;
    • Voor het verlenen van een pakket basisrechten aan illegalen op het gebied van arbeid, gezondheidszorg en onderwijs;
    • Tegen de ondertekening van verdragen die van Nederland een scherper (toelatings- en) illegalentoezicht verlangen;
    • Voor het uitvaardigen van woon- en werkvergunningen voor nader te omschrijven groepen illegalen.

    Voor de eerste drie punten is een brede consensus te vinden. Het vierde punt volgt eigenlijk logisch uit deze eerste drie en zou dus ook geen probleem moeten opleveren. Blijft over het pleiten voor woon- en werkvergunningen. Pleiten voor legalisering van bepaalde groepen illegalen in Nederland betekent op dit moment eigenlijk zoveel als vloeken in de Europese Kerk. Toch zijn er gelukkig nog een hoop lasteraars: in 1992 bijvoorbeeld deden zo’n zestig organisaties een verzoek aan de Kamer om voor legalisering van illegale confectiearbeiders te stemmen. Het verzoek werd in de Kamer helaas alleen ondersteund door GroenLinks, maar trok ook onverwachte aandacht van D66- en PvdA-kamerleden. Een roep om legalisering is dan misschien een vloek, maar als die maar consequent en gezamenlijk wordt herhaald, kan deze zeker ook wervend werken.

    Valkuil

    Toch ligt hier een valkuil. Om legalisering van een concrete groep illegalen kansrijker te maken, ontstaat snel de neiging akkoord te gaan met een serie onderscheidende maatregelen die het andere groepen illegalen juist moeilijker maken. Politieke partijen bleken bijvoorbeeld het pleidooi voor legalisering van illegale confectiearbeiders serieuzer te nemen naarmate de aanvragers zich plooibaarder opstelden ten opzichte van maatregelen als een legitimatieplicht, het koppelen van databestanden, razzia’s en het afzien van door illegale arbeiders opgebouwde WW- en ZW-rechten. Eenzelfde neiging bestaat ook wel bij sommige voorvechters van ruimere asielmogelijkheden: om voor meer asielzoekers een status te kunnen bewerkstelligen, lijkt het soms aantrekkelijk akkoord te gaan (of minder moeite te hebben met) een hardere uitsluiting van hen die niet zo’n sterk migratieverhaal hebben. Uiteraard een heilloze weg want het onderscheid tussen ‘legaal’ en ‘illegaal’, tussen een ‘politieke’ en een ‘economische’ vluchteling, wordt daarmee alleen maar groter. De gaatjes in de maatschappij die het voor illegalen nog enigszins mogelijk maken te overleven, worden daarmee gedicht waardoor het overheidsbeleid inderdaad effectief kan worden. Daarom zou naar ons idee naast ieder verzoek om verblijfsvergunningen, een krachtig pleidooi gehouden moeten worden om -zeker in Nederland- zo’n onderscheid juist te verkleinen. Ook illegalen moeten aanspraak kunnen maken op bepaalde basisrechten. Inhumane toestanden zijn niet nodig, zeker niet als Nederland zich er samen met andere westerse landen voor inspant dat mensen niet meer hoeven te migreren.

    Met zo’n pleidooi zal je hoogstwaarschijnlijk van alle kanten worden bestookt met de negatieve consequenties van zo’n ruimhartig beleid als dat alleen door Nederland zou worden uitgevoerd: Nederland zal overvol raken, het racisme zal toenemen, het verzorgingssysteem zal in de knel komen enzovoort.

    In hoofdstuk 1 probeerden we al om deze zaken in een wat reëler perspectief te zetten. Maar het is niet alleen een kwestie van kennis. Gevestigde belangen, hoog oplopende emoties en (partij-)politieke keuzes spelen hier ook een grote rol. Het is een schimmig zwart-witspel: Noord tegen Zuid, legaal tegen illegaal, autochtoon tegen allochtoon. Alleen als organisaties vanuit diverse disciplines gezamenlijk stelling nemen, kan naar ons idee een keerpunt in het denken worden bereikt. Een keerpunt in keuzes, in emoties en (daarmee) in belangen. Het belangrijkste daarbij is de keuze voor een open wereldsamenleving of een wereld met vele aparte gesloten samenlevingen. Nu Europa een beleid van restrictie en uitsluiting voert, gaat het in de richting van het laatste. Zo zorgt zij voor precies dezelfde angsten en gevoelens van overvolheid, racisme en belangenbeschadiging als waarvoor zij zich afsluit, zij het in een ander (zuidelijk) gebied en vele malen schrijnender. Abram de Swaan sprak in deze context over ‘extraterritoriale illegalen’.

    Het is daarom van groot belang dat sociale bewegingen gezamenlijk gaan pleiten voor een omschakeling naar een open wereldsamenleving, dat wil zeggen voor daadwerkelijke oorzaakbestrijding in combinatie met een ruimhartig toelatings- en vreemdelingenbeleid. Alleen dat zal uiteindelijk voordeel voor Europa opleveren.

    Die ene aardige Turk

    Een pleidooi voor een ruimhartiger beleid betekent uiteraard niet dat de bijbehorende negatieve ontwikkelingen niet serieus genomen hoeven te worden. Nu al is bijvoorbeeld de opkomst van het racisme zorgwekkend en het werd door vrijwel alle geïnterviewde organisaties als een van de grootste problemen van een ruimhartiger migratiebeleid genoemd. Tegelijkertijd gaf men ook een aantal oplossingen voor dit probleem, zoals een meer begeleide integratie, sociale en economische stimulering, juridische gelijkschakeling van EG-burgers en niet-EG-burgers, versterkte anti-discriminatiewetgeving en een herverdeling van de welvaart binnen de Nederlandse samenleving.

    Met name dit laatste punt- herverdeling van welvaart en arbeid in Nederland- is hard nodig. De oplopende werkloosheid in Nederland vormt één van de belangrijkste argumenten voor racisme en tegen een ruimhartiger migratiebeleid. Hoewel de overheid zegt dat ‘werk, werk, en nog eens werk’ de top-drie in haar prioriteitenlijst bezet, heeft zij tot nu toe geen radicale keuze daarvoor gemaakt. De economie blijft gericht op automatisering en winstmaximalisatie en niet op het creëren van arbeid. Ten tweede durft men het niet aan een sterke verkorting van de werkweek door te voeren.

    Een laatste punt dat van belang is voor een grondige aanpak van het racisme is voorlichting. De basis van radicaal nationalisme en vreemdelingenhaat is, naast algemene maatschappelijke ontevredenheid, ook de angst voor het onbekende. Het bekende voorbeeld van de CD-stemmer die er van overtuigd is dat hij toevallig net die ene aardige Turk naast zich heeft wonen. Voorlichting en activiteiten gericht tegen het straatracisme zijn nodig, maar ook voorlichting over ‘wereldzaken’: maak van de Nederlander een wereldburger. Publiekscampagnes als de Nieuwe Wereld Campagne en het Jaarlijkse Festival Mundial 5* zouden daarom veel meer aandacht moeten krijgen dan nu het geval is.

    Concrete initiatieven

    Na de voorgaande theoretische aanzetten tot een gezamenlijk antwoord op het migratievraagstuk, willen we ook een aantal concrete initiatieven noemen; ideeën die we bij diverse sociale bewegingen opgepikt hebben.

    Op dit moment is er geen breed platform of communicatieblad voor alle kleinere platforms, groepen en individuen die zich met een verbetering van de positie van illegalen bezig- houden. Een gezamenlijke organisatie, bijvoorbeeld een Vereniging Illegalenwerk Nederland, naar analogie met Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland, zou die functie kunnen vervullen. Het doel van zo’n organisatie is te komen tot een gecoördineerder verzet tegen de afbraak van de voorzieningen voor illegalen. Vanuit de principiële keuze voor een open, mens-en milieuvriendelijke wereldsamenleving zou een Vereniging Illegalenwerk Nederland consequent kunnen pleiten voor een pakket basisrechten voor iedereen die zich in Nederland bevindt.

    Ten tijde van het ter perse gaan van deze brochure werd door een aantal van de genoemde belangenorganisaties bekeken in hoeverre met bovenstaand doel voor ogen samengewerkt kan worden 6*. Nederland Immigratieland
    Naast een overleg dat specifiek op de rechtspositie van illegalen gericht is, zou er ook een samenwerkingsverband kunnen worden gestart met het oog op een geïntegreerder en ruimhartiger migratiebeleid. Deze noemen we hier voor het gemak maar even de stichting Nederland Immigratieland. Ook hier zou de principiële keuze voor een open, mens- en milieuvriendelijke wereldsamenleving de basisgedachte moeten zijn.

    Nederland kan zich als één van de rijkste landen in de wereld niet het recht toeëigenen een restrictief toelatingsbeleid te voeren. In een wereld waarin welvaart en milieugebruiksruimte eerlijk verdeeld is en waarin economische ondernemingen een grote mobiliteit hebben, zal een vrijere migratie eerder een natuurlijke, stabiliserende factor zijn dan een maatschappelijk probleem.

    Naar analogie van Nederland Bekent Kleur zou een stichting Nederland Immigratieland in principe open moeten staan voor alle organisaties die zich in zo’n basisgedachte kunnen vinden.

    Mondiale Omroep

     

     

    Een initiatief voor een ‘Sociale Omroep Nederland’ bestaat al 7*. Deze is eind 1991 opgericht om de eenzijdige berichtgeving rond werklozen en andere uitkeringsgerechtigden in Nederland te doorbreken en om een stem te geven aan de diverse kleinere organisaties die zich met dit onderwerp bezighouden. De omroep heeft nog geen zendtijd op de Nederlandse televisie, omdat het te weinig leden ingeschreven heeft staan. Om televisierechten te krijgen moet onder andere voldaan worden aan de eis van zestigduizend leden.

    Het probleem van te weinig mediale mogelijkheden bestaat ook voor de vredes-, milieu- en solidariteitsbeweging. Samen met de Sociale Omroep Nederland of naar analogie daarvan zou bekeken kunnen worden of het mogelijk is te komen tot een zogenaamde Mondiale Omroep. Een eerste doel van zo’n omroep zou kunnen zijn meer samenhang te brengen in het (tegen-)verhaal voor een open, mens- en milieuvriendelijke wereldsamenleving. Ook kan via zo’n Mondiale Omroep aan kleinere actie- en belangengroepen een mogelijkheid geboden worden hun ideëen aan een groot publiek te presenteren.

    De Derde Kamer

    Als laatste idee noemen we de oprichting van een buitenparlementaire Derde Kamer. Hierover bestaan al vergevorderde plannen. Zoals de organisatoren het zelf zeggen moet de Derde Kamer ‘een politiek orgaan worden dat door middel van discussies tot alternatieve beleidsvoorstellen komt.’ De Derde Kamer gaat er vanuit dat bij veel mensen in Nederland goede ideeën over oplossingen van maatschappelijke vraagstukken leven, maar dat deze geblokkeerd worden door ‘de crisis tussen de politiek en de burger’. Er moet een directere vorm van democratie komen. Op 23 april 1994 wordt de eerste zitting gehouden. Aan de hand van discussie over de thema’s ‘milieu’, ‘migratie’, ‘toekomstige welvaartsstaat’ en ‘nieuwe vormen van democratie’ zal een alternatief regeerakkoord worden vastgesteld. Hierna bekijken de initiatiefnemers of ze verder gaan en hoe. Het initiatief is genomen door een groep individuen uit kerkelijke groeperingen, werklozencomités, vredesgroepen, de Derde-Wereldbeweging en vluchtelingenwerk 8*.
    Noten
    1 ‘Duurzame ontwikkeling, duurzame samenwerking? Allianties tussen sociale bewegingen’. Cahier 54, Studiecentrum voor Vredesvraagstukken, Nijmegen 1993.
    2 ‘Anders denken over migratie; de oorzaken mondiaal bekeken’, op 25 september 1993, georganiseerd door het Platform Illegale Vluchtelingen en het solidariteitsfonds XminY.

    ‘International Conference on combatting rootcauses of (involuntary) migration’, georganiseerd door de vluchtelingenorganisatie INLIA op 15 oktober 1993.
    3 Zie ook de brochure ‘Feiten tegen vooroordelen’. Anne Frank Stichting, Amsterdam 1993.
    4 Argument uit een voordracht bij de conferentie ‘Anders denken over migratie; de oorzaken mondiaal bekeken’, op 25 september 1993, georganiseerd door het Platform Illegale Vluchtelingen en het solidariteitsfonds XminY.
    5 De Nieuwe Wereld Campagne loopt tot aan de Tweede Kamerverkiezingen van 4 mei 1994 en is een gezamenlijk initiatief van vakbonden, Kerken, vredesorganisaties en Derde Wereldorganisaties. Men pleit voor een actief internationaal beleid gericht op armoedebestrijding, milieubehoud en veiligheid. Migratie is helaas geen thema binnen de campagne.

    Het Festival Mundial is een jaarlijks terugkerend zomerfestival in Tilburg waar informatie over de Derde Wereld wordt verschaft en Derde Wereldcultuur wordt gepresenteerd.
    6 Voor meer informatie: XminY, Keizersgracht 132-II, 1015 CW Amsterdam. Telefoon: 020-6279661.
    7 Voor meer informatie: Sociale Omroep Nederland, Rob Brockus, Postbus 3030, 1270 EA Huizen. Telefoon: 02152-68153.
    8 Deze brochure is mede gebruikt bij het formuleren van de basistekst voor de eerste zitting van de Derde Kamer. Voor meer informatie: Initiatiefgroep Derde Kamer, p/a Pauluskerk, Mauritsweg 19, 3012 JR Rotterdam. Telefoon: 010-4135876.