Ervaringen met de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
De asielzoeker en de geheim agent
NRC , 8 mei 2003
De macht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst neemt toe sinds de moslimextremistische aanslagen. De AIVD krijgt steeds meer bevoegdheden om terreur op te sporen. Maar houdt de geheim agent zich aan de wet? ‘Freek beloofde me een verblijfsvergunning in ruil voor informatie.’
Wil van der Schans en Erik Timmerman
Het is begin 1998 als asieladvocaat Cornhert Schoorl uit Alkmaar tegen een bijzondere zaak aanloopt met twee Iraakse vluchtelingen. ,,De één was persoonlijk secretaris van Saddam Hussein geweest”, vertelt Schoorl, ,,de ander was advocaat. Ze waren via Noord-Irak naar Nederland gevlucht.”
Hulp hadden ze naar eigen zeggen gekregen van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA. Met vervalste paspoorten waren ze op het vliegtuig gezet. Vanuit Schiphol werden ze naar het grenshospitium in Amsterdam-Zuidoost gebracht. Daar verbleven ze op een aparte afdeling waar ze dagenlang werden verhoord, aldus Schoorl. ,,Later begreep ik dat dat door de Binnenlandse Veiligheidsdienst (tegenwoordig AIVD) was.”
Schoorl werd de toegang tot z’n cliënten ontzegd. Na een week kreeg hij één van de twee cliënten te spreken, de advocaat. De ander bleek spoorloos verdwenen. Schoorl hielp de gevluchte Iraakse advocaat gedurende de rest van zijn asielprocedure.
Zijn cliënt werd nog regelmatig bezocht door ene meneer ‘Bert’ van de BVD. ,,Deze BVD’er had mijn cliënt een verblijfsstatus beloofd als hij door zou gaan met informatie geven”, zegt Schoorl. Toen Schoorl daarover bij de Adviescommissie Vreemdelingenzaken in Den Haag een hoorzitting aanvroeg ,,zakten hun monden open en de voorzitster nam het erg serieus. Ik heb haar ook gevraagd dit aan te kaarten bij de IND: zo mag het niet en doe dat niet meer, maar nu je het wel gedaan hebt, doe er alles aan om deze meneer nog tegemoet te komen. Kort daarna kwam de status, ik denk niet dat dat los te koppelen valt.”
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, de vroegere BVD, krijgt steeds meer macht. Zo zal vertrouwelijke informatie van de AIVD worden toegelaten als bewijs in strafzaken tegen verdachten van terreur. Minister Donner (Justitie) heeft daarvoor, zonder de gebruikelijke consultatie van de rechterlijke macht en de advocatuur, een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarnaast moet de AIVD een kruispuntdatabank gaan beheren waarin informatie over vreemdelingen gekoppeld wordt aan die van de dienst zelf. Wanneer hieruit een ernstig vermoeden volgt dat iemand betrokken is bij terrorisme, zou hem toegang tot Nederland moeten worden ontzegd.
Of de AIVD zelf zich aan de wettelijke voorschriften houdt is nauwelijks na te gaan: publieke controle is nagenoeg onmogelijk. De parlementaire commissie die de dienst controleert mag niets naar buiten brengen over bijeenkomsten met de AIVD. Sinds maart 2003 buigt een commissie van toezicht zich over de rechtmatigheid van de uitvoering van de wet door de AIVD, maar die commissie heeft geen corrigerende bevoegdheden. Ook een onlangs door minister Remkes ingestelde onderzoekscommissie Bestuurlijke Evaluatie AIVD zal niet onderzoeken of de dienst over de schreef gaat. Zij zal zich vooral richten op de effectiviteit.
Het afgelopen decennium hebben wij voor Buro Jansen & Janssen (een Amsterdams onderzoeksbureau dat politie en inlichtingendiensten kritisch volgt, red.) via AIVD-informanten inzicht gekregen in de werkwijze van de inlichtingendienst AIVD. Uit onderzoek gepubliceerd in het boek ‘Misleidende Methode’, blijkt dat de AIVD intensief informatie betrekt van asielzoekers. Het betrof onderwerpen als terrorisme, de islam, de militaire en politieke situatie in de landen van herkomst, politieke organisaties van buitenlanders in Nederland en mensensmokkel.
Uit de ervaringen blijkt dat de AIVD meermalen asielzoekers in ruil voor informatie een verblijfsvergunning belooft, hoewel opeenvolgende ministers van Binnenlandse Zaken dit met steun van de Tweede Kamer nadrukkelijk hebben verboden. ,,Er wordt slechts op vrijwillige basis door de asielzoeker informatie aan de BVD verstrekt”’, schreef verantwoordelijk minister Dales in 1992. ,,De beleidslijn is dat in contact met asielzoekers geen positieve of negatieve sancties in het vooruitzicht worden gesteld.” Halverwege de jaren negentig bevestigde minister Dijkstal dit beleid: meewerken met de geheime dienst mag niet afgedwongen worden. Gebeurt dit toch, dan schendt dat het recht van asielzoekers op een eerlijke en gelijke behandeling bij hun verzoek tot verblijf in Nederland. Er wordt een bepaalde verwachting gewekt, waarna (met alle risico’s van dien) een relatie wordt opgebouwd met de Nederlandse geheime dienst.
Contact met terroristen
Het was 1997 toen de Egyptische asielzoeker Ahmed door een medewerker van de Vreemdelingenpolitie werd voorgesteld aan ‘Freek’, een agent van de BVD. ,,Hij toonde me een brief van de Veiligheidsraad, waar volgens hem in stond dat ze een onderzoek naar me deden.” Er volgden tientallen gesprekken, die vooral gingen over de organisaties waarin Ahmed actief was geweest. Freek wilde die gesprekken buiten het asielzoekerscentrum voeren. ,,Hij vroeg me het gesprek geheim te houden en niet aan mijn advocaten en mijn vrouw te vertellen. Bovendien beloofde hij dat meewerken met de geheime dienst een positieve invloed zou hebben op mijn asielprocedure.”
Later vroeg Freek of Ahmed geen computer met internetaansluiting wilde, zodat hij gemakkelijker contact kon opnemen met bepaalde mensen. Ahmed weigerde, maar Freek ,,bleef erover doorgaan. Hij gaf me namen van mensen waar ik dingen aan moest vragen. Daarnaast nam hij ook wel Arabische en Egyptische kranten mee en vroeg hij mij wat bepaald nieuws betekende.”
Ondanks de belofte van de BVD dat meewerken met de dienst een positieve invloed zou hebben, startte de IND in 1998 een uitzettingsprocedure tegen Ahmed. Hij zou oorlogsmisdadiger zijn en niet in aanmerking komen voor asiel. ,,,Volgens Freek moest ik me daar niet druk overmaken.” In 1999 werd Freek vervangen door de BVD’er Voortman die harder aandrong op een internetverbinding. ,,Ik heb de computer en internet toen genomen, ik was echt heel bang uitgezet te worden. De gesprekken werden plotseling één keer per week en steeds moest ik via het internet contact leggen met mensen in Nederland, Duitsland en Engeland.” In de IND-procedure werd Ahmed in 2001 geconfronteerd met een ambtsbericht van het ministerie van Binnenlandse Zaken, waarin hij werd beschuldigd van het onderhouden van contacten met terroristen. De rechter kan hem op basis van deze beschuldiging uitsluiten van de asielprocedure.,,Ik was verbaasd en boos tegelijk, die contacten onderhield ik op verzoek van de AIVD en nu kwam hetzelfde ministerie met zulke beschuldigingen aanzetten.”
Ahmed vroeg Voortman of ,,hij iets kon doen, bijvoorbeeld duidelijk maken dat ik in opdracht van de AIVD werkte” Maar Voortman beweerde dat de AIVD niets met dat rapport te maken had, en hield vol dat hij er ook niets tegen kon doen. ,,Ik heb hem nogmaals om een schriftelijke bevestiging gevraagd van onze contacten en mijn hulp aan de AIVD. Toen hij dat bleef weigeren, ben ik onmiddellijk gestopt met de ontmoetingen.”
Runner
Deze werkwijze van de AIVD komt vaker voor en het vervelende is: gedupeerden kunnen nergens terecht met hun verhaal. Toen Ahmed probeerde zijn contacten met de AIVD bevestigd te krijgen en inzage vroeg in zijn dossier op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur, kreeg hij nul op het rekest: de AIVD kan inzage weigeren als de gegevens nog actueel zijn. De dienst zal nooit openbaar maken wie hij runt als informant, ook niet als betrokkene daar zelf om vraagt. Ook een recent telefoontje van Ahmed met zijn laatste runner, Voortman, leverde niets op. Toen hij aangaf Freek te willen spreken, antwoordde Voortman dat hij alleen nog met hem kon spreken. Hij zei niets te kunnen doen. Ahmed kreeg uiteindelijk geen verblijfsvergunning maar heeft daartegen beroep aangetekend.
Naar aanleiding van dergelijke verhalen hebben de Tweede-Kamerleden Jan de Wit (SP) en Boris Dittrich (D66) vragen gesteld aan de ministers Remkes (Binnenlandse Zaken) en Verdonk (Integratie) over de werkwijze van de AIVD. Zij kregen te horen dat ,,het natuurlijk geen betoog hoeft dat de AIVD zich houdt aan de beleidslijn waarin is verwoord dat aan asielzoekers geen positieve of negatieve sancties in het vooruitzicht worden gesteld”.
Maar in uitzonderlijke gevallen regelt de AIVD wél een verblijfsstatus voor een informant. Zo werd een verblijfsdocument gegeven aan een Iraakse oorlogsmisdadiger, iemand die een hoge functie had bekleed in de Mughabarat, de geheime dienst van Irak. Zijn carrière was sterk verbonden met die van zijn broer, die nog hogere functies had en betrokken was bij wapenaankopen in Europa. De broer is uiteindelijk geëxecuteerd op verdenking van een complot tegen Saddam Hussein. Zelf zat hij een aantal jaren gevangen.
Eind jaren zeventig was de man betrokken bij grensoverschrijdende acties tegen het bewind van de sjah van Perzië. Hij runde informanten en mensen die in het buitenland voor de Mughabarat werkten. Hij was lange tijd actief in Iraaks Koerdistan en als zodanig in het verleden ook betrokken bij gifgascampagnes. Zijn verhaal gaat over talloze liquidaties, die met wreedheden gepaard gingen en werden bijgewoond door veel leden van de veiligheidsdienst. Ze werden medeverantwoordelijk gemaakt om te zorgen dat zij hun mond zouden houden. De man was niet zozeer een politiek vluchteling. Hij was op de vlucht voor represailles, nadat zijn familie bij Saddam uit de gratie was geraakt. Iraakse Koerden in de verschillende asielzoekerszoekerscentra herkenden hem en zijn aanwezigheid veroorzaakte grote onrust.
Voor de inlichtingendienst moet deze man, en wat hij wist over het werk van zijn broer, erg interessant zijn geweest. Uit interne stukken van de IND blijkt dat de man inderdaad veel wist, heel wat op zijn geweten had, en graag wilde praten. Op basis van de informatie die deze man zelf verstrekt heeft, zou hij eigenlijk vervolgd moeten worden als oorlogsmisdadiger (via de zogeheten 1f-procedure). In plaats daarvan kreeg hij een A-status.
Wapenfabrieken
De AIVD ondervraagt regelmatig vluchtelingen zonder zichzelf bekend te maken. Dat ondervond de Iraanse asielzoeker Kader, die in 1993 naar Nederland vluchtte. Kader ging, zoals gewoonlijk, in oktober 1993 naar de vreemdelingenpolitie voor verlenging van zijn voorlopige verblijfsvergunning. Dit keer werd hij door de baliemedewerker doorverwezen naar een apart kamertje. ,,Daar zat een man van een jaar of veertig, die zich voorstelde als Van Boven”, aldus Kader. ,,Hij zei alleen z’n naam en you must answer my questions. Ik wist niet beter dan dat het bij de procedure hoorde.” ‘Van Boven’ was een expert in militaire zaken. Hij vroeg Kader informatie over raketten, over de samenwerking van Iran met andere landen op militair gebied, de gebruikte technologieën, de herkomst van het materiaal, de locaties van wapenfabrieken enzovoort. Er volgden meerdere gesprekken, maar toen het Engels een obstakel werd, nam Kader een tolk mee. Het was deze tolk, een bekende van de Iraniër, die Kader na dit gesprek waarschuwde dat Van Boven van de geheime dienst was. Van Boven hield het contact daarna af.
Een oud-medewerker van de vreemdelingenpolitie bevestigt bovenstaande werkwijze van de inlichtingendiensten. ,,Ze wisten op de een of andere manier bijvoorbeeld wanneer bepaalde mensen vanuit Suriname kwamen. Ze vroegen dan: ‘Mag ik bij het verhoor zitten, of kunnen jullie een paar vragen stellen?’ Ze werden aan de asielzoekers voorgesteld als mensen van de vreemdelingendienst. Zelf stelden zij geen vragen. Wij moesten ons houden aan de vragen in het kader van een vreemdelingenverhoor. In de pauzes gaven ze aan waarover zij meer wilden horen. En dan gingen wij daar ook vragen over stellen.”
In antwoord op vragen van Groenlinks en SP verklaarde de verantwoordelijk minister Klaas de Vries op 2 januari 2002 dat de IND geen vragen stelt aan asielzoekers op verzoek van de BVD. Hilbrand Nawijn (LPF) vertelde echter, voordat hij minister van Vreemdelingenzaken werd, dat hij in de periode 1990-1996 als hoofd van de IND de contacten tussen die dienst en de BVD herstructureerde. Tot begin jaren negentig verliep dat contact informeel. Nawijn bepaalde dat de BVD slechts via het door hem opgerichte Bureau Bijzondere Zaken (BBZ) contact kon opnemen met de IND. Vragen aan asielzoekers van BBZ kunnen volgens Nawijn indirect afkomstig zijn van de BVD.
Ook interne documenten van de IND en de AIVD die zijn bemachtigd met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur weerspreken de ontkenningen van opeenvolgende verantwoordelijke ministers. Uit een brief van de BVD uit 1995 blijkt dat er gedurende driekwart jaar een medewerkster van de BVD gedetacheerd was bij de IND. Volgens de BVD ,,was de tewerkstelling nuttig voor de relatieontwikkeling. Een permanente plaatsing van een BVD-functionaris bij BBZ voegt echter te weinig toe aan de reeds opgezette contacten.” Verschillende bronnen stellen dat de AIVD tenminste tot 2002 medewerkers gedetacheerd had binnen de IND. In juni 2003 hebben de diensten in een convenant afgesproken de wederzijdse informatieuitwisseling te verbeteren. Daarnaast zal op een aantal onderwerpen structureel worden samengewerkt.
In een aantal brieven uit 1997 wordt gesproken over een categorie ,,vreemdelingen die niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning maar beschikken over informatie die van wezenlijk belang is voor een adequate taakuitvoering van de BVD”. Volgens de brief van het BBZ aan de BVD, gedateerd 7 januari 1997, is het ,,aan de staatssecretaris van Justitie om te beoordelen of het oorspronkelijke beleidsvoornemen om betrokkene uit te zetten moet worden gehandhaafd”. Uit een brief van de directie Staatsveiligheid van 14 februari 1997 blijkt dat er om pijnlijke situaties te voorkomen apart overleg is. Medewerkers van de IND en de BVD zorgen voor ,,afstemming om te voorkomen dat de dienst activiteiten onderneemt die mogelijk tot complicaties zoals bijvoorbeeld Kamervragen zullen kunnen leiden”.
De IND wil niet zeggen of de staatssecretaris gebruik gemaakt heeft van zijn bevoegdheid om asielzoekers een verblijfsvergunning te geven als ze meewerken met de AIVD. De vraag blijft waarom er er op papier dan wel afspraken zijn gemaakt.
Dit is een bewerkte versie van een artikel dat komende week verschijnt in een themanummer over inlichtingendiensten van Justitiële Verkenningen. Dat is een uitgave van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie. Beide auteurs zijn werkzaam bij het Buro Jansen & Janssen dat kritisch onderzoek verricht naar politie en inlichtingendiensten.
Misleidende methode, Buro Jansen & Janssen
ISBN 90 6728 162 X
Uitgeverij Papieren Tijger
prijs €12,50
Bestellen:
Stort € 14,- (incl. porto) op giro 603904
tnv Stichting Res Publica
o.v.v. Misleidende Methode