De Zaak van de 9000 kilo
Zomer 1996, niet eerder gepubliceerd
Een infiltrant van het Duitse Bundeskriminalambt bracht ruim 9000 kilo marihuana Nederland binnen. Als lijntester, duizenden kilo’s cocaïne zouden snel volgen. Pas anderhalf jaar rolde de politie de Kike-groep op. Inbeslaggenomen cocaïne: 250 kilo.
Het onderwerp buitenlandse infiltranten in Nederland bleef tot grote spijt van Maarten van Traa een ondergeschoven kindje bij de parlementaire enquête. De betrokken buitenlandse politiediensten weigerden iedere medewerking.
Wij wisten de hand te leggen op het opsporingsdossier in de Kike-zaak. Uit de tot nu toe geheime operationele details blijkt dat de BKA-infiltrant kon opereren onder de vlag van het Haagse IRT.
Had de politie voldoende grip op deze infiltrant? En hoe groot was de rol van het BKA in dit infiltrantieproject? De Tweede Kamer wil een algemeen verbod op het doorlaten van drugs. Wat betekent dat voor de berechting van de Kike-groep eind deze week in Den Haag?
Van Traa: ‘Het heeft ons verbaasd, dat nadat de IRT-kwestie gelopen was, niemand zich de zaak van die 9000 kilo kan herinneren. De heer Kosto kon zich het absoluut niet herinneren. Er is niet veel over gesproken.’
Suyver: ‘Dat was in de korte ministersperiode van de heer Kosto.’
Van Traa: ‘Waarom zat hij daar? Omdat Hirsch Ballin afgetreden was.’
De toenmalige Secretaris Generaal van het Ministerie van Justitie heeft geen antwoord op de vraag hoe het komt dat op het departement de bellen niet zijn gaan rinkelen.
En hij is niet de enige, blijkt bij de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie. Geen van de verantwoordelijke ambtenaren heeft speciale aandacht besteed aan het doorlaten van 9000 kilo marihuana. Ook niet nadat de IRT-affaire in volle omvang duidelijk werd.
Van Traa: Het gaat niet over die kilo’s, maar over het feit dat de attentie voor dit soort dingen niet verhoogd lijkt.
9200 kilo marihuana werd er doorgelaten, in augustus 1994. De partij was bedoeld als ‘lijntester’ voor een grote partij cocaïne van 3000 kilo, die snel daarop zou volgen.
Die partij liet nogal op zich wachten. Uiteindelijk werd er op 5 december vorig jaar 250 kilo cocaïne inbeslaggenomen. Twee van de belangrijkste verdachten ontsprongen de dans.
Een sleutelrol in deze affaire speelde de infiltrant, een zakenman die in het opsporingsdossier schuil gaat achter de code A476. Hij benaderde het BKA met een verhaal over Colombianen die nieuwe invoermogelijkheden zochten in Noordwest Europa. Hij beweerde in contact te staan met Roberto Orejuela, met de top van het Cali-kartel. Hij kreeg een frontstore ter beschikking van de Duitse autoriteiten om de import van de drugs te regelen.
Omdat de Colombianen in Nederland afnemers vonden voor de marihuana werd het infiltratietraject hier ten lande voortgezet. Het opsporingsonderzoek kwam in handen van het IRT Haaglanden, gespecialiseerd in drugsmokkel uit Zuid Amerika. De operatie kreeg de codenaam Prisma-project. Voor de begeleiding van de infiltrant werd het politioneel infiltratieteam Oost Nederland vrijgemaakt.
Terwijl de IRT-affaire losbarstte – het rapport van de commissie Wieringa lag al op tafel – gaf de Haagse officier van Justitie mr. Ch. van der Voort toestemming voor de gecontroleerde doorvoer van ruim 9000 kilo marihuana.
Het Haagse IRT was niet blij met alle aandacht voor bijzondere opsporingsmethoden. Tijdens de openbare verhoren van de parlementaire enquêtecommissie moest het politieonderzoek een tijdje stilgelegd worden. De 9000 kilo komt een aantal keer ter sprake bij de verhoren en het is niet uitgesloten dat de Kike- groep tv kijkt of kranten leest.
Het ging Van Traa met name over de besluitvorming rond de doorlating van de marihuana. In het Eindrapport van de Commissie is slechts één conclusie te vinden die betrekking heeft op de Kike-zaak: ‘De ambtelijke top had de minister beter moeten informeren.’
De operationele details over de Kike-zaak waren destijds nog niet bekend, de zaak liep nog.
Bovendien weigerde het BKA de enquête-commissie opening van zaken te geven over acties op Nederlands grondgebied. Uit het opsporingsdossier blijkt nu hoe groot de rol van het BKA was bij de doorvoer van drugs.
In de Kike-zaak kon een buitenlandse infiltrant opereren onder de vlag van het Haagse IRT.
De zakenman reisde in het voorjaar van 1994 als burger- infiltrant naar Colombia, in opdracht van het BKA. Hij sloot daar een deal over 9200 kilo marihuana. De partij kwam op 27 juli 1994 aan in Hamburg, verstopt in een container cacao. Het BKA haalde in samenwerking met de douanerecherche Hamburg de buit van boord.
Een expediteur kreeg de opdracht de container over te brengen naar een magazijn van de frontstore in de buurt van Wiesbaden. Daar is de container gelost, door medewerkers van het BKA. Het Kriminal Technisch Institut van het Kriminalamt heeft vervolgens het THC-gehalte van de marihuana getest, en goedgekeurd. Op 15 augustus is de partij door de Duitse politie verdeeld over drie vrachtwagens, en naar de Nederlandse grens gereden. De chauffeurs van het BKA zorgden ook voor de aflevering. De overdracht aan de Kike-groep gebeurde in drie keer, steeds op de parkeerplaats van wegrestaurants in Nederland, in aanwezigheid van de infiltrant.
Vanaf het moment dat de drugs de grens passeerde, is officieel alles onder Nederlandse verantwoordelijkheid gebeurd. Maar het BKA hield een stevige vinger in de pap.
De zakenman, die de code A476 kreeg, moest samenwerken met een Duitse politie-infiltrant. Tot april 1995 was dat A475 en daarna A555. Ook hun identiteit blijft geheim. Deze BKA-er had een voor Nederlandse begrippen wat vreemde combinatie van functies. Hij was in de hoedanigheid van politie-infiltrant aanwezig bij ontmoetingen met de Colombianen in Europa. Tegelijkertijd trad hij op als runner van A476. Hij was degene naar wie de burger- infiltrant belde na contacten met de Colombianen. De Duitse runner meldde dat weer aan de chef van het infiltratieteam, C. Brinkman, èn aan Hauptkommissar O. Korn van het BKA in Wiesbaden, net wie hij het eerst te pakken kreeg. Na een reis of een ontmoeting in Europa vond een debriefing met het infiltratieteam plaats. Korn was daar vaak bij aanwezig.
Brinkman deed van ieder contact verslag in een ‘procesverbaal van bevindingen inzake het optreden van de infiltranten’. De notities van de Duitse politiemensen zitten niet in het opsporingsdossier. Die zijn vertrouwelijk.
Uit de Bevindingen van Brinkman is de volgende reconstructie te maken van het infiltratietraject.
Onmiddellijk na de aflevering van de marihuana, de lijntester, begint de organisatie van het transport van een grote lading cocaïne. De voorbereiding gaat niet van een leien dakje. Eerst is A476 zelf een maand niet bereikbaar. In november versturen de Colombianen een tweede container richting Hamburg, dit keer met 21.000 kilo marihuana. De infiltrant houdt vol dat dit buiten zijn medeweten is gebeurd. De container wordt door de Duitse autoriteiten in beslag genomen.
Desondanks blijft er zicht op een partij van 1000-3000 kilo cocaïne. Na de jaarwisseling vertrekt A476 wederom naar Colombia om de details te bespreken. De boot zou in maart vertrekken, nu zijn het arrestaties binnen het Cali-kartel in Colombia die zorgen voor vertraging. Dan zijn er moeilijkheden met het transport in Colombia en met de financiering. In de zomer werd een container vlak voor vertrek in de haven opengebroken, de inhoud gestolen. Degene die verdacht werd van deze diefstal, zou zijn geliquideerd.
Na maandenlang uitstel gaat in november eindelijk de container met verdovende middelen op de boot.
Dan komt het BKA weer in actie. Duitse politieambtenaren stellen de container veilig en vinden 20 kartonnen dozen met 270 kilo cocane tussen een lading ananas in blik. Het BKA transporteert de drugs naar Nederland, waar het infiltratieteam de cocaïne op verzoek van de Kike-groep verpakt in 11 felgekleurde sporttassen.
Vijf december 1995 is dag-X.
Een chauffeur van het infiltratie-team rijdt met iemand van het BKA een busje met de sporttassen naar hotel Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Zoals afgesproken laten ze de auto achter op de parkeerplaats, met de contactsleuteltjes verstopt in de asbak.
Infiltrant A476 heeft dan zojuist een bedrag van 200.000 gulden van Kike ontvangen als transportloon. De rest zou later volgen. Op de parkeerplaats stapt een compagnon van Kike in de bus, zonder de inhoud te controleren. Iemand anders van de Kike-groep rijdt achter de bus aan, om hem leeg weer terug te brengen. Omdat hij daardoor zelf geen vervoer meer heeft, vraagt Kike de infiltrant hem thuis te brengen.
A476 pikt eerst de oorspronkelijke chauffeurs van de bus op en rijdt dan Kike naar het winkelcentrum in Sloten.
Op dat moment valt de politie binnen op verschillende adressen in Amsterdam en omstreken. Kike zelf wordt later die dag opgepakt in Den Haag.
Van de 22 toen gemaakte arrestanten moeten er twaalf eind deze week voorkomen bij de rechtbank Den Haag.
De processen verbaal van bevindingen lieten veel vragen onbeantwoord. De advocaten van de Kike-groep wilden vooral meer weten over de rol van de infiltrant. Op verzoek van de verdediging riep de rechter-commissaris in het kader van het gerechtelijk vooronderzoek een groot aantal getuigen op. Niet alleen de opeenvolgende leiders van het onderzoek in Nederland, de officier van justitie en de verantwoordelijken uit Duitsland werden gehoord. Ook de infiltrant en zijn runners verschenen, dat wil zeggen, de advocaten mochten hen via een telefonische conferentie vragen stellen. Verder bepaalde de RC ter bescherming van hun anonimiteit welke antwoorden de verdediging niet mocht horen.
Advocaat Marq Wijngaarden: ‘We moesten heel erg trekken om iets te weten te komen. Steeds werd er verwezen naar dienstvoorschriften, het belang van andere lopend onderzoek of vertrouwelijke notities. Zelfs de infiltrant probeerde zich te beroepen op ‘tactical reasons’ (A476 spreekt Amerikaans), om de hoogte van zijn beloning van het BKA te verzwijgen. De RC moest hem terechtwijzen: u bent geen politieman, u moet antwoorden!’
Hoe betrouwbaar was deze infiltrant? De Nederlandse politie ging af op het oordeel van de Duitse collega’s. Die kenden hem goed en zeiden dat hij goed te sturen was. Want ze hadden al eerder met hem gewerkt. De Nederlanders vonden het niet hun taak om dat te controleren. Het feit dat hij bereid was te komen getuigen, anoniem weliswaar, telde zwaar in zijn voordeel.
Hoeveel grip had de politie op deze infiltrant?
Uit de verslagen van de verhoren ontstaat de indruk dat de politie A476 dicht op de huid zat. De infiltrant bij de RC: ‘Als ik in Europa was had ik constant contact met mijn runners van het BKA. Mij wordt gevraagd dag en nacht. Zij brachten me naar bed.’ Runner A555: ‘Dat noemen wij ‘Enge Fürhung’.’
Dat gebeurde drie keer een week of korter, tussen april en december 1995. Hoe vaak was de infiltrant in Europa? Bij doorvragen van de advocaten blijkt ook in de periode daarvoor het aantal bezoekjes op één hand te tellen. De rest van de tijd zat A476 in het buitenland, en ging hij zijn eigen gang.
De politie-infiltrant was aanwezig bij telefoontjes van A476 met de Colombianen, en bij de meeste ontmoetingen. Maar hoe zinnig was deze aanwezigheid? De gesprekken verliepen in het Spaans.
Gevraagd naar zijn kennis van die taal bluft A555 dat hij op school 13 jaar Latijn heeft gehad. De politie-infiltrant beweert dat hij gesprekken over aflevertijden, hoeveelheden en prijzen tussen de infiltrant en de Colombianen qua inhoud steeds kon volgen. Als advocate Adèle van der Plas hem vraagt de getallen 89, 32.000 en 200.000 in het Spaans te vertalen, moet A555 het antwoord schuldig blijven. Bovendien waren de gesprekken met de Colombianen, zo verklaart hij desgevraagd, meestal kort, en deels in codetaal.
Voor ontmoetingen met de leveranciers van de drugs, moest er iemand naar Colombia. Bij zijn rol van internationaal transporteur paste dat de burger-infiltrant reisde. Officier van Justitie Van der Voort: ‘Als een politieman richting Zuid-Amerika gaat is er een groter veiligheidsrisico. Hij heeft geen speciale attitude voor het milieu daar.’ Bovendien zouden dan de Colombiaanse autoriteiten op de hoogte gesteld moeten worden en dat was niet gewenst. Van der Voort: ‘Wij vonden dat niet verantwoord. Je kon er niet vanuit gaan dat deze informatie vertrouwelijk zou blijven.’
Voor zijn reizen vroeg de infiltrant zijn Duitse runner tevoren toestemming; som nam het Nederlandse OM besloot de beslissing of hij mocht gaan. De duur van zijn verblijf kon niet vooraf worden bepaald. A476: ‘In Colombia moest ik wachten tot de groepering zelf contact met mij opnam. (..) Ik had daar geen controle over.’
Meestal hield A476 zich aan de afspraken, maar die keer dat hij zijn Duitse runner niet kon bereiken, vertrok hij desalniettemin. Of de politie dacht dat hij weg was, en dan bleek na vijf dagen dat hij niet was gegaan. Of hij zou met een bepaalde vlucht terugkomen en arriveerde dan pas een paar dagen later.
Telefoneren vanuit Colombia over de zaak werd te riskant geacht, vanwege mogelijke infiltratie van telefooncentrales door de drugskartels. A476 was daardoor verschillende keren weken achter elkaar niet te bereiken.
De tweede runner, A555, bij de RC: ‘Ik weet uit ervaring dat A476 zich uiterst professioneel gedraagt. Het runnen van hem is ook mogelijk als er gedurende een langere periode geen contact is.’ Van het feit dat A476 vaker in Colombia is, voor zijn eigen zaken, blijken niet alle betrokkenen op de hoogte. Officier van justitie Van der Voort: ‘Ik ga ervan uit dat hij in de periode dat hij voor ons werkte alleen in Colombia is geweest onder onze regie en met onze wetenschap.’
Zijn Duitse runners wisten het wel. Ondanks het feit dat hij daarbij naar eigen zeggen zijn Kike-contacten wel eens tegenkwam, werd de infiltrant over zijn priv-reizen niet gedebriefd.
De politie kwam wel vaker voor verrassingen te staan met A476. Met een tweede container bijvoorbeeld die in november 1994 onderweg blijkt te zijn naar Hamburg, nu met 21 ton marihuana. De precieze rol van de infiltrant hierbij blijft onduidelijk. Het Openbaar Ministerie in Duitsland is in ieder geval woedend. Staatsanwalt H. Krauth: ‘Wij laten ons niet misbruiken door een leverancier die tonnen marihuana op een schip zet en op de markt wil brengen. De VP werd hier als drukmiddel gebruikt door de leveranciers.’ De partij is inbeslaggenomen.
De infiltrant betrekt ongevraagd zijn zakenpartner bij de operatie. De politie had deze man -‘iemand die zich bezighoudt met financiële zaken op wereldwijde schaal’- noodgedwongen te accepteren.
De vraag hoe diens introductie bij de Kike-groep verliep levert wel zeer tegenstrijdige verklaringen op.
Volgens het proces-verbaal van C. Brinkman van het infiltratieteam (op ambtseed opgemaakt) van 29 augustus 1994 ging het als volgt. De infiltrant moest die dag in opdracht van de politie met A475 naar Scheveningen. Om met de Colombianen afspraken te maken over de derde levering marihuana.
De infiltrant vertelt Brinkman dat hij zijn contacten telefonisch niet te pakken kreeg, maar hen even later buiten zag lopen. Zo kon het gesprek over problemen met de opslag en uitstel van de overdracht toch nog doorgaan.
Bij de debriefing biecht de infiltrant op dat in Scheveningen nog een ‘bekende’ van hem aanwezig was geweest. Hauptkommissar Korn van het BKA voegt daar aan toe dat deze ‘bekende’ bij zijn dienst geregistreerd staat als ‘betrouwbare vertrouwenspersoon’. Aan de gesprekken heeft de bekende volgens het ambtsedig proces-verbaal niet deelgenomen.
Politie-infiltrant A475 geeft bij de rechter-commissaris een heel andere versie van het gebeurde. Hij wist dat A476 bezoek zou krijgen van een oude zakenpartner. Die is ongewild bij deze operatie betrokken geraakt. A475: ‘Ik vind het vandaag de dag nog steeds zeer pijnlijk. Hij was met ons meegekomen vanuit Duitsland naar Nederland. De VP en hij hadden elkaar lang niet gezien. Wij hebben een hotel in de buurt van de zee gekozen zodat zij rustig konden praten. Toevallig liepen F. en zijn vrouw langs toen wij in het restaurant zaten. Op dat moment was er geen afspraak met F.’
Ook de infiltrant zegt bij de RC dat het geen afgesproken ontmoeting was. Of ze het toen over de zaak hebben gehad, kan hij zich niet goed herinneren.
In ieder geval kwam deze kennismaking korte tijd later goed van pas.
Meteen na de afhandeling van de container marihuana vertrok de burgerinfiltrant naar Colombia, voor de volgende deal. Dat was op 9 september 1994. Hij kwam daar niet aan.
Bij de RC bleek wat er precies aan de hand was geweest. Van der Voort: ‘Hij was opgehouden in de Verenigde Staten. Hij zat daar vast. Het bleek dat het ging om een weigering een getuigenverklaring ter terechtzitting af te leggen. Kennelijk stond hij op de telex.’
Runner A475: ‘Door zijn detentie hadden wij een probleem. De contacten moesten doorgaan.’
Nu pas werd duidelijk dat de Colombianen ook telefoonnummers hadden waarop de infiltrant en zijn zakenpartner in Amerika te bereiken waren. Dat had nergens in de stukken gestaan. De zakenpartner krijgt dan instructie uit de gevangenis en toestemming uit Europa om de Colombianen zoet te houden met een verhaal over de infiltrant, zijn stervende moeder en haar hartaanval.
Op beleidsniveau wordt pas op 27 september een besluit genomen over de inzet van de zakenpartner als infiltrant A488 (door zaaksofficier R. Gerardts en IRT-leider H. van Dolderen)
De nieuwe infiltrant is dan al wekenlang de facto de vervanger van zijn zakenparter.
A476 komt na bijna vier weken vrij, door een vormfout. De zaak waarin hij had moeten getuigen, een infiltratietraject voor de US-customs, was sowieso al voorbij. De twee infiltranten vertrekken onverwijld naar Colombia om daar de gemoederen te kalmeren.
A488 de afgelopen maanden onvindbaar voor de Nederlandse justitie.
Over de hoeveelheid geld die de infiltrant met deze klus heeft verdiend, bestaat grote onduidelijkheid. Dertig procent van de opbrengst van de marihuana zou voor de transporteur zijn, zegt het BKA. Twintig procent, zegt hij zelf. De opbrengst viel tegen vanwege de slechte kwaliteit van de drugs, maar was nog altijd meer dan 4 miljoen dollar. ‘Uitgaande daarvan is mijn aandeel 900.000 dollar geweest’ zei A476 bij de RC. Dat geld heeft hij echter nooit gezien. De Colombianen besloten de gehele opbrengst te investeren in de volgende lading. ‘Ik had daarover niets te zeggen’. Toen de tweede container marihuana werd onderschept, was alle winst verloren. Ook voor de uiteindelijk inbeslaggenomen cocaïne werd hij niet betaald.
Het geld dat de infiltrant voor de onkosten van het transport van Duitsland naar Nederland kreeg, leverde hij keurig in bij de BKA. Die hadden immers ook investeringen gedaan.
Maar wat heeft A476 dan wel verdiend aan deze actie? Van het BKA kreeg hij 300.000 dollar, als voorschot. Bovendien vergoedden de Duitsers zijn onkosten als hij naar Colombia ging. Over verdere betaling zijn geen afspraken gemaakt. De infiltrant: ‘Ik merk vanzelf of ik iets krijg.’ Korn dacht dat A476 inmiddels zijn beloning heeft ontvangen, van het BKA. Overigens was het volgens de Hauptkommissar de afspraak dat de Nederlandse justitie de beloning voor zijn rekening zou nemen, als het BKA nooit iets van de drugsgelden zou hebben gezien.
Van de Colombianen heeft de infiltrant nimmer iets gekregen zegt hij. Dat klopt, zegt de politie, wij hadden ‘bepaalde tactische mogelijkheden’ om dat te controleren.
‘Onzin,’ zegt Adèle van der Plas, een van de advocaten van de Kike-groep, ‘volgens mijn cliënten heeft hij tweeënhalf miljoen gulden gehad voor de 9000 kilo. In de tapverslagen is ook te lezen dat hij in oktober 1994 naar Colombia is afgereisd om af te rekenen met de Kike-groepering. De politie kan dat ontkennen, maar waar zou hij het anders voor doen?’
De motieven van de zakenman voor samenwerking met de politie blijven duister. Hij doet het ‘niet uit ideële overwegingen’, maar ook niet voor het geld. Voor hem zijn het gewoon zaken. A476 doet wel meer van die zaken. Uit verschillende verhoren bij de RC is het volgende lijstje samen te stellen. De infiltrant kent zijn Duitse runner A475 sinds 1991, en met A555 heeft hij in ieder geval drie keer eerder voor het BKA gewerkt. Tenminste één zaak daarvan is afgerond. Het ging daarbij niet om kleine hoeveelheden marihuana. Voor die tijd was er nog een andere BKA- runner. Er lopen nog zaken gericht op de top van het Cali-kartel. A476 werkte ook voor de Italiaanse autoriteiten. Tijdens de Kike-zaak werd hij over andere zaken ook gerund door de US Customs. Er loopt nog een zaak gericht op Nederland. (Zijn daarbij drugs inbeslaggenomen? A476: ‘Bij mijn weten niet. Die zaak is nog niet afgelopen.’ Wordt in die zaak samengewerkt met het BKA? ‘Dat is mogelijk’). Bij elkaar heeft hij tien tot twintig operaties gedaan, schat de infiltrant zelf, dertig waren het er zeker niet. Een operatie kan weer bestaan uit meerdere onderzoeken, legt hij uit.
Wat hij van andere diensten in totaal aan beloning heeft ontvangen is uit het blote hoofd niet te zeggen. Wel verklaart A476 desgevraagd dat het ene jaar zijn inkomsten uit legale zaken hoger zijn en het andere jaar die uit beloningen.
‘Hij leefde op grote voet’ zegt zijn runner bij de RC. Dat was te zien aan de locaties van zijn kantoren en het onroerend goed dat hij bezat. ‘Die verhouding tussen zijn verschillende inkomsten is erg belangrijk.’ zegt advocaat Marq Wijngaarden. ‘Als zo’n groot deel van beloningen afkomstig is, wordt hij voor zijn levensstandaard afhankelijk van infiltratiewerk. Hij heeft er belang bij dat mensen in cocaïne handelen, en dat maakt hem per definitie onbetrouwbaar.’
‘Dat maakt hem een beroepsinfiltrant’ zegt Adèle van der Plas, ‘een drugshandelaar die van twee wallen snoept’
Ondanks de grote invloed van het BKA op het optreden van A476, is Nederland verantwoordelijk voor dit infiltratietraject.
Hauptkommissar Korn distantieert zich zelfs nadrukkelijk van het Nederlandse beleid. Met het op de markt brengen van de doorgeleverde partij heeft de Duitse justitie niets van doen, zegt hij bij de RC. Dat zou ingaan tegen het Duitse legaliteitsbeginsel.
Adèle van der Plas: ‘Op 17 augustus 1994 heeft Nederland de strafvervolging overgenomen, en daarmee ook de verantwoordelijkheid voor het voortraject dat zich in Duitsland afspeelde. Dat levert grote problemen op. Bij het laatste verhoor van politie-infiltrant zegt A475 voortdurend: dat weet ik niet meer, ik heb alles destijds opgeschreven. Hij verwijst naar vertrouwelijke notities, die wìj niet mogen zien. Terwijl de Nederlandse justitie verantwoordelijk is. Het is een draaien, liegen en bedriegen. Daar kan de Nederlandse justitie toch niet aan mee doen?!’
Vijftien maanden lang werd de Kike-groep in de gaten gehouden. De drugshandelaars riepen elkaar op via semafoons en maakten gebruik van steeds andere gehuurde mobiele telefoons. De politie luisterde alles af, ook aansluitingen thuis, en zelfs een klein dozijn publieke telefooncellen in Amsterdam vanwaaruit regelmatig gebeld werd. (Niet alleen door de Kike-groep. Ook de dierenrechtenactivisten van RAT konden getraceerd worden, omdat zij toevallig een van die afgeluisterde cellen gebruikten om hun aanslagen op slagerijen te claimen. Zie VN 11-5-96)
De Kike-groep wordt, behalve van de invoer van de 9200 kilo marihuana en de inbeslaggenomen drugs, beschuldigd van de handel in tientallen kilo’s cocane. Over deze activiteiten in de tussenliggende periode staan maar liefst tien aparte zaken op de dagvaarding.
Had de politie niet eerder kunnen ingrijpen?
Bij de rechter-commissaris hielden alle betrokken politie- ambtenaren vol dat ingrijpen niet mogelijk was geweest. Er waren wel vermoedens van handel, maar steeds kon pas na afloop vastgesteld worden dat ergens een partij cocaïne had gelegen. De taps werden zoveel mogelijk live meegeluisterd, maar de gesprekken moesten ook vertaald worden. En men had moeite met de interpretatie van de verschillende gebruikte codes. Of er was geen observatieteam beschikbaar om de gegevens te verifiëren.
Officier van justitie Van der Voort geeft toe dat het infiltratietraject van zwaarder gewicht is dan dealen op lokaal niveau. Zich baserend op informatie die via de tap kwam, duidt hij dat lokaal dealen aan als ‘onsjes-werk’. Besloten is in dit verband niet extra te investeren, vertelt hij bij de RC.
Advocaat Marq Wijngaarden: ‘Het is nogal vals dat de tapverslagen nu dienen als het belangrijkste bewijs dat er wel in cocane gehandeld is. De politie heeft het laten gebeuren, ze bleven liever wachten op die-ene-grote-partij.’
Adèle van der Plas: ‘Er liepen voortdurend telefoontaps. Over telefoon werden afspraken gemaakt over tijd en plaats, en in code over hoeveelheden en soorten drugs. Wij hebben van begin af aan gevraagd om de observatieverslagen. Daarin moet staan wanneer welke mensen zijn geobserveerd. Misschien blijkt dan dat men bij overdracht van toch wel aanzienlijke pakketten cocaïne aanwezig was, en dat heeft gezien.
Dat is dan geen cocaïne die onder toezicht van Justitie binnenkwam, maar wel met een dichtgeknepen oog van Justitie. Wij achten dat, ook gezien de laatste debatten in de Kamer, ontoelaatbaar.’ De Tweede Kamer verbood onlangs -op advies van de Commissie van Traa- de gecontroleerde doorvoer van drugs.
Op lopende zaken ging de parlementaire enquete niet in bij de openbare verhoren.
Officier van justitie van der Voort wilde alleen in zijn algemeenheid iets zeggen over de werkwijze van zijn IRT. Bij de gewraakte Delta-methode mocht de informant een tijd z’n gang gaan om vertrouwen te kweken. De Haagse Prisma-methode is heel anders.
Van der Voort: ‘De bedoeling van onze methode is dat het beperkt blijft tot een enkele proefzending, een enkel transport. Terwijl het opbouwen van vertrouwen in een informant en een infiltrant m.n. zit in de veelheid van goed uitgevoerde transporten en de grootte van partijen, is een lijntest er alleen maar voor om te bekijken of de lijn deugt. Dat weet je met één transport.’
De Commissie snapt het verschil niet zo goed. Bij de Prisma- methode gaat het om het vertrouwen in de lijn, maar daartoe zijn wel degelijk drugs doorgelaten. En er wordt, net bij de Delta- methode, gebruik gemaakt van informanten bijgestaan door politie-infiltranten.
Van der Voort: ‘Het verschil is dat het de bedoeling is dat direct na de lijntester wordt ingegrepen.’
De lijntester in de Kike-zaak arriveerde in augustus 1994. Het duurde meer dan vijftien maanden voor het Prisma-team de Kike- groep uiteindelijk oprolde met een partij cocaïne.
Sorgdrager hoorde over de goedkeuring van de doorlevering van de 9000 kilo toen ze net minister was geworden.
Een routinezaak is het volgens haar niet geweest, vertelde ze de Commissie Van Traa, maar alles was met berichten belegd dus had ze het niet nodig gevonden verder te vragen. Het bevreemdt haar dat niemand van de ambtenaren zich de zaak kon herinneren.
Sorgdrager: ‘Er is een heel dossier van, met aantekeningen erop, ook van mij.’
De Haagse hoofdofficier van Justitie, J. Blok, had afspraken die voor haar tijd gemaakt waren over doorlevering van drugs, wel wat uitdrukkelijker kunnen melden.
Sorgdrager: ‘Er is nog meer gebeurd in die operatie, waarvan ik vind dat hij dat wel had moeten melden.
Koekoek: Wat?
Sorgdrager: Ik geloof dat het niet goed is om dat precies te zeggen.
Koekoek: Operationele gegevens?
Sorgdrager: Ja.
Koekoek: Wilt u die nog op een andere manier meedelen aan de commissie?
Sorgdrager: Ik wil het vertrouwelijk wel meedelen.
De rechtbank heeft een verzoek de minister in de Kike-zaak te horen bij de rechter-commissaris afgewezen. De verdediging gaat Sorgdrager nu oproepen als getuige op de zitting.