Tot de negentiger jaren opereerde de BVD vooral als schimmige geheime dienst die communisten, spionnen en linkse activisten in de gaten hield. Tegenwoordig is dat anders. Arthur Docters van Leeuwen, hoofd van de BVD van 1989 tot 1994 wist zowel verstokte BVD’ers als de toenmalige minister van binnenlandse zaken Ien Dales te overtuigen van de noodzaak van een koerswijziging in plaats van een afslanking van de inlichtingendienst. Het terrein dat Docters zag braakliggen was het grensvlak van de onderwereld met de bovenwereld: de corrupte ambtenaar, de door criminelen beïnvloedde politicus.
In die jaren komen de verschillende opsporings- en inlichtingendiensten elkaar op de werkvloer al regelmatig tegen. Drugshandel vindt bij uitstek plaats vanuit die gebieden waar politieke spanning heerst. Suriname is natuurlijk het bekendste voorbeeld, maar wat te denken van Afghanistan, Pakistan of Columbia. Grootscheepse drugshandel wordt op dat moment door Docters van Leeuwen niet voor niets omschreven als de ‘aantasting van vitale belangen van de staat’. Mooi meegenomen is daarbij dat de BVD meer mag dan de politie. “We weten dat er in Nederland personen rondlopen met een hele staf om zich heen, die moet voorkomen dat men een bewijsbaar strafbaar feit pleegt. Daar kan de reguliere opsporing dus niet bijkomen. Niettemin hebben die mensen het niet echt goed voor met de Nederlandse samenleving. En dan kom je op de vraag of het interessant zou zijn iets van hun strategieën en doelstellingen af te weten. Ik vind uiteraard van wel,” aldus Docters van Leeuwen in 1990 in het Algemeen Dagblad. Overheid en samenleving vormen in zijn vertoog een organisch geheel. Aantasting van de samenleving is in die zin een aantasting van de overheid, en valt daarmee onder het werkterrein van de BVD.
De koerswijziging van de BVD wordt door de politiek in eerste instantie met argusogen bekeken. De parlementariërs hebben de principiële scheiding tussen opsporings- en inlichtingenwerk hoog in het vaandel. De BVD heeft nooit opsporingsbevoegdheden gekregen, omdat men bang is dat een soort Gestapo zou ontstaan; de manier waarop de inlichtingendienst informatie verzamelt is oncontroleerbaar en staat daarmee een eerlijk proces in de weg, was tot voor kort de gedachte. Dales zet echter door, en geeft de BVD in 1992 opdracht tot een inventariserend onderzoek naar de gevoeligheid van overheidssectoren voor infiltratie door de georganiseerde misdaad. Met grote nadruk op het belang van de staatsveiligheid weerstaat Dales kritiek van vooral D66, dat zich verbaast over de vanzelfsprekendheid waarmee de BVD te hulp wordt geroepen. Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Ed Nijpels (oud-fractievoorzitter VVD en burgemeester van Breda) keren zich tegen de bemoeienis van de BVD.
De BVD krijgt in 1993 onverwacht steun in de rug van de hoofdcommissaris van Amsterdam. Erik Nordholt maakt zich ernstige zorgen over infiltratie van de georganiseerde criminaliteit in politieke partijen. Hij stapt naar BVD-hoofd Docters en vindt daar een gewillig oor. Er komt permanent een BVD’er bij de Amsterdamse politie: “hij krijgt inzage in alle onderzoeken en zal daar ook aan mee doen,” vertelt Nordholt het Parool.LAchteraf blijkt het nogal mee te vallen met de ongeoorloofde infiltratie van de politiek. Een lid van een Turkse criminele organisatie had gepoogd zich verkiesbaar te stellen voor een Amsterdamse stadsdeelraad, maar komt niet ver. Sindsdien is de BVD wel hét aanspreekpunt geworden als het gaat om de aantasting van de integriteit van politieke partijen. In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen 1998 blijkt dat de PvdA inlichtingen inwint bij de BVD als er verdenkingen bestaan. Minister van Binnenlandse Zaken (in het vorige kabinet) Hans Dijkstal organiseert sinds kort regelmatig overleg met de partijvoorzitters en draagt de BVD op alert te zijn op dit terrein.
Bestuurlijke integriteit
Uit het BVD-jaarverslag van 1993 blijkt dat de BVD de bescherming van bestuurlijke integriteit als kerntaak opvat. In dat jaar start de BVD het ‘Meldpunt voor aantastingen van bestuurlijke integriteit’. De Dienst participeert in corruptie-onderzoek, waarbij in samenwerking met politie en bijzondere opsporingsdiensten, “zonodig bijzondere opsporingsmiddelen worden ingezet.” De vraag waarom juist de BVD deze taak krijgt — en niet een ander controleerbare en open afdeling van het ministerie van binnenlandse zaken — wordt in het parlement niet gesteld. Terwijl minister Dales de Tweede Kamer in januari 1993 voorhoudt dat de BVD niet zelf op pad hoeft te gaan in kringen van de georganiseerde misdaad omdat de CRI dit op zich neemt, wordt er binnen de BVD wel degelijk gewerkt aan actieve infiltratie in kringen van georganiseerde misdaad (zie Peter Klerks in Opening van Zaken, blz. 22). De politiek maakt zich in de daaropvolgende jaren weinig zorgen over dit onderwerp. In januari 1994 doet Prof. mr. Th.W. van Veen wat stof opwaaien met de suggestie dat de BVD voortaan de dienst moet worden die de zogenaamde ‘pro-actieve’ opsporing voor z’n rekening neemt. “De BVD heeft alles in huis om die criminele bolwerken bloot te leggen,” aldus van Veen in onder meer het Algemeen Dagblad. In de affaire die er rondom het opheffen van het IRT is losgebroken krijgt Van Veens idee weinig aandacht.
IRT-affaire
De IRT-affaire leidt in 1994 tot een parlementair onderzoek naar opsporingsmethoden door de commissie-Van Traa. De onderzoekers concluderen dat de BVD op verschillende manieren betrokken is bij de opsporing van de georganiseerde misdaad. Sinds 1992 kan BVD-informatie (op grond van ‘de verboden vruchten brief’ van de ministers van binnenlandse zaken en justitie) worden gebruikt in een strafrechtelijk onderzoek. De commissie-Van Traa maakt zich zorgen om de wettelijke basis van deze informatiestroom richting politie. De met BVD-zaken belaste officier van justitie Van der Molen-Maessen stelt zich op het standpunt dat de BVD in feite dezelfde positie heeft als een informant, maar dan wel een ‘superinformant’. Dat de BVD andere methoden gebruikt dan een informant of de politie, doet volgens Van der Molen-Maessen niet ter zake, het is uiteindelijk aan de rechter om de rechtmatigheid van de opsporingsmethoden te beoordelen. Ook op beleidsniveau blijkt de BVD betrokken te zijn bij de Interregionale Kernteams. De Dienst heeft een vaste liaison bij het COPA-team in Den Haag (dat de rol van Bouterse bij drugshandel uit Suriname onderzoekt) en verder ‘parttime’ BVD’ers bij de andere teams. Volgens Van der Molen-Maessen zitten zij er vooral als ‘oog en oor’, maar uit eigen onderzoek weet de commissie-Van Traa dat er op de werkvloer wel degelijk informatie wordt uitgewisseld. De BVD’ers gaan na “welke informatie van de BVD mogelijk relevant is voor strafrechtelijk onderzoek.” Tijdens het verhoor van Nico van Helten (directeur democratische rechtsorde van de BVD) blijkt de dienst ook op praktisch niveau betrokken te zijn bij opsporingswerk. Al jaren functioneert de BVD als een soort uitzendbureau als het de politie ontbreekt aan technische hoogstandjes, zoals het plaatsen van camera’s. Tot 1991 werd er niet stilgestaan bij de wettigheid van dit soort acties. Sindsdien legt de BVD volgens van Helten de verantwoordelijkheid volledig bij de politie. De commissie-Van Traa constateert dat de BVD in feite regelmatig ‘vooronderzoek’ verricht voor de politie, met opsporingsmiddelen die de politie zelf niet mag gebruiken. Omdat de BVD geen verantwoording hoeft af te leggen over de herkomst van hun informatie, kan een advocaat of een rechter nooit inzicht krijgen in de rechtmatigheid van de opsporingsmethoden. Controle die essentieel is voor de rechten van een verdachte op een eerlijk proces.
Super Procureur-Generaal
Nu de feiten zo uitgebreid gedocumenteerd zijn, lijkt de Tweede Kamer weer wat alerter over de veranderende werkzaamheden van de BVD. In het debat over het jaarverslag van 1995 op 27 augustus 1996 stelt de VVD nog eens duidelijk dat “wij niet willen dat de BVD een verlengstuk van de politie wordt. (…) De enige taak die de BVD met betrekking tot de politie behoort te hebben is te waarborgen dat de integriteit van de politie groot en goed blijft.” D’66 vindt dat de activiteiten van de BVD zo beperkt mogelijk moeten zijn, en constateert hiaten in de wetgeving wat betreft het grensvlak van samenwerking politie en de BVD. Ondanks deze protesten in het parlement breidt de BVD haar activiteiten verder uit. Gaat het tot 1995 over de bescherming van bestuurlijke integriteit, in het jaarverslag van 1996 is het doel “een integrale aanpak van de georganiseerde misdaad.” Het zou goed kunnen dat de overstap van Docters van Leeuwen naar het openbaar ministerie een grote rol speelt in deze verschuiving. Begin 1995 verruilt Docters zijn functie als hoofd van de BVD voor die van super procureur-generaal. Docters is altijd een groot voorstander geweest van een taak van de BVD bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad, bij het OM werd hij verantwoordelijk voor de reorganisatie en had hij een belangrijke stem in het kapittel. Hij kende de capaciteiten en mogelijkheden van de BVD als geen ander, en heeft zich naar alle waarschijnlijkheid in zijn nieuwe positie sterk gemaakt voor de uitwerking van de nieuwe taken van de BVD.
Doorbraak
In 1996 vindt een grote doorbraak plaats. Naar aanleiding van bij justitie gestolen floppies en bedreiging van leden van het OM wordt het Contra-strategieën project op de rails gezet. Ter bescherming van de bestuurlijke integriteit worden nu ook ‘operationele’ middelen ingezet en de BVD krijgt een vaste plek in het eerste landelijke rechercheteam, het landelijke XTC-team. Opmerkelijk is de parlementaire stilte rondom deze toch fikse uitbreiding richting opsporing. Alleen het CDA roept nog iets over de gewenste strikte scheiding van politie- en inlichtingentaken. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de tendens zich in 1997 voortzet. De Unit Synthetische Drugs krijgt van de BVD strategische informatie over de produktie van synthetische drugs in het buitenland en de aanvoer van grondstoffen naar Nederland. In oktober 1997 kondigt minister-president Kok de oprichting van een ‘Taskforce Mensensmokkel’ aan. Ook hierin krijgt de BVD een plaats: “We gaan daar gericht informatie inbrengen. Bijvoorbeeld als uit inlichtingen van onze zusterdiensten, vooral uit de landen van herkomst, blijkt dat er sprake is van georganiseerde mensensmokkel. We hebben al liaisons in Istanbul en Singapore,” aldus BVD-woordvoerder Van Steen. Maar ook informatie uit Nederlandse bronnen zal worden gebruikt, uit vreemdelingendossiers, van vluchtelingen die geworven zijn als informant en natuurlijk uit eigen onderzoek. Niet alleen in de landelijke teams heeft de BVD definitief een plaats veroverd, ook op regionaal niveau is steeds nauwere samenwerking, zo blijkt uit het jaarverslag 1997. Op tactisch en strategisch niveau zijn de relaties met de politie verder aangehaald.Last but not least is de BVD in 1997 met een verkennend onderzoek begonnen naar de Russische georganiseerde misdaad.
Wil van der Schans
Buro Jansen & Janssen
Uit : VD-Amok-special over inlichtingendiensten