Eindhovens Dagblad en BN/De Stem, 14 december 2002
Door Erik Timmerman en Wil van der Schans
Zaterdag 14 december, Afgelopen week verscheen het rapport ‘Rekrutering in Nederland voor de jihad, van incident naar trend’ van de hand van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). Het rapport veroorzaakte veel politieke ophef terwijl er feitelijk weinig hard wordt gemaakt door de AIVD. Het kan ook anders, vinden Erik Timmerman en Wil van der Schans.
In Nederland zouden een tiental radicaal islamitische rekruteurs actief zijn, beweert de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (de voormalige BVD). Ze zijn op zoek naar potentiële strijders voor de jihad, de heilige oorlog. Die potentiële strijders zouden voornamelijk te vinden zijn onder tweede of derde generatie migranten, voornamelijk Marokkanen, maar ook Somaliërs en Algerijnen worden in het rapport genoemd. Volgens de dienst bevinden zich momenteel enkele tientallen jongeren tussen de 18 en 32 jaar in ‘een bepaalde fase van rekrutering’.
Voor wie inzicht wil verkrijgen in de psychologie van rekrutering biedt het rapport voldoende leesvoer. De AIVD gaat uitgebreid in op de ontwortelde tweede generatie migranten, die in conflict leven met hun ouders en vatbaar zijn voor de harde leer van de fundamentalistische islam. Wie echter achter de psychologische analyses op zoek gaat naar de feiten komt bedrogen uit, en dat maakt het rapport wel erg mager.
De ondertitel ‘van incident naar trend’ suggereert immers dat er sprake is van een stijging van het aantal rekruteringen voor de jihad in Nederland. Maar hoe zit het dan werkelijk met de aantallen? Zitten deze mensen niet al veel langer in ons land? Is hun activiteit plotseling toegenomen (want dat er geworven wordt is niks nieuws)? Bestaan er netwerken tussen de groepen en hoe functioneren die? Gaat het bijvoorbeeld (ook) om schietlessen in Nederland, zijn er echte opleidingen of zijn het meer veredelde gebedsavondjes? Nauwelijks iets vinden we daar over terug.
Wie een trend neer wil zetten zal de beschreven ontwikkeling moeten afzetten tegen een algemene. Interessant is bijvoorbeeld om te kijken wat het effect van de aanslagen van 11 september is geweest. Want hoewel er veel gesproken wordt over radicalisering onder met name islamitische jongeren, zijn er ook andere geluiden te horen. Namelijk dat de aanslagen eerder een afschrikkende werking hebben gehad op allochtone jongeren. Of dat er, niet altijd even constructief, op vele vlakken gediscussieerd wordt over (de problemen rond) integratie.
Ironisch genoeg grijpt de AIVD het rapport aan om te waarschuwen voor een kloof tussen moslims en niet-moslims. Je kunt je zo langzamerhand gaan afvragen of het aantal AIVD-rapporten van de afgelopen jaren over de islam niet zelf meewerkt aan het in stand houden of zelfs vergroten van deze kloof.
Na de val van de Muur heeft de islam de plaats in genomen als ‘het grote gevaar’. Tot op zekere hoogte is dat verdedigbaar, maar enige willekeur kan de dienst niet ontzegd worden. Waar waren bijvoorbeeld de rapporten en waarschuwingen toen begin jaren negentig de Nederlands-Kroatische Werkgemeenschap, een extreem-rechtse club, in Nederland rekruteerde voor de oorlog in Kroatië? Het ging om een netwerk van vergelijkbare groepen in Europa, er vochten uiteindelijk enkele tientallen mensen mee aan de zijde van de Kroaten en er was een duidelijke link met het HOS, een fascistische Kroatische groepering. Dit doet toch erg denken aan de door de AIVD geschetste praktijk rond radicaal-islamitische ronselaars. Toch verschenen hierover nooit verontruste rapporten van de inlichtingendienst.
De dienst beroept zich zoals gebruikelijk op geheimhouding ter bescherming van zijn bronnen en werkwijze. Dit mag echter geen vrijbrief vormen voor dit soort magere rapportages. Het kan namelijk best anders. Zo komt elke twee jaar het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie met een rapport over de stand van zaken op het gebied van georganiseerde misdaad in Nederland. Net als bij terrorisme betreft het hier ook gevoelige, vaak geheime informatie.
Het WODC weet echter de geheime informatie in concrete zaakbeschrijvingen om te zetten, die inzicht geven in het functioneren van de georganiseerde misdaad. En hoewel de WODC-rapportage zich ook niet op de omvang van criminele organisaties richt, gaat het wel in op de aard en de werkwijze ervan. De inzichten hebben inmiddels geleid tot een andere aanpak van de georganiseerde misdaad in Nederland.
Laat één ding duidelijk zijn: de ‘Al Qaeda-variant’ van de Islam hoort hier geen voet aan de rond te krijgen. Met rapporten vol algemeenheden, onduidelijkheden en niet controleerbare herhaling van zetten komen we echter niet veel verder. Beter zou zijn om dergelijke onderzoeken te laten doen door transparante, controleerbare instanties of personen (geef bijvoorbeeld wetenschappers inzage in het door de AIVD en politie verzamelde materiaal). Openbare discussie over deze zaken is zeker nodig, maar dan wel (graag) op basis van harde feiten.
Erik Timmerman en Wil van der Schans zijn auteurs van het boek ‘De Snuffelstaat. Nederland en de BVD’.