Nederland moet poot stijf zetten in Europa, nu van alle kanten de Europese WOB wordt aangescherpt
Jelle van Buuren en Wil van der Schans.
NRC, 5 augustus 2000
Het Verdrag van Amsterdam zei het zo mooi: ,,This Treaty marks a new stage in the process of creating an ever closer union among the peoples of Europe, in which decisions are taken as openly as possible and as closely as possible to the citizen.” Maar het recente besluit van de Europese Unie om defensiedocumenten van de Europese regeling inzake openbaarheid uit te sluiten, bewijst dat Europa met verborgen agenda’s werkt.
Eind april vroegen wij bij de Europese Unie een aantal documenten op over het Europese veiligheids- en defensiebeleid. Controle op dit beleid door nationale parlementen het het Europees Parlement is lastig omdat het een intergouvernementeel proces is. Alle reden dus om de besluitvorming zo nauwkeurig mogelijk te volgen. De Europese Raad weigerde echter inzage, ook al ging het in haar eigen woorden om niet meer dan een ‘zeer beknopte samenvatting’ van vergaderingen. Als reden werd gegeven: ,,Een cruciale factor bij de totstandbrenging van een Europees defensiebeleid is de uitwisseling van zeer vertrouwelijke informatie met de NAVO . De NAVO zal de samenwerking niet aanvaarden als de Europese Raad geen absoluut betrouwbaar en geloofwaardig mechanisme instelt om zulke informatie geheim te houden. De Raad onderzoekt momenteel hoe dit doel het beste bereikt kan worden.” Inmiddels is duidelijk welke oplossing de Raad gevonden heeft.
Vorige week besloten de permanente vertegenwoordigers van de EU Europese defensie- en veiligheidsdocumenten categoraal uit te zonderen van de geldende openbaarheidsregeling binnen de EU . De militair-politieke comités van de EU besluiten zelf welke documenten onder de uitzondering vallen. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen documenten met beleidsinformatie en documenten met operationele gegevens. Verder valt ook informatie over non-militair optreden in crisissituaties, zoals de Europese politiemacht voor vredestaken, onder de absolute geheimhouding. Initiator van het besluit, waaraan geen overleg is voorafgegaan met nationale parlementen of het Europese Parlement, was het Secretariaat-Generaal van de Unie, bestierd door de ex-chef van de NAVO Javier Solana, tevens Europees ‘superminister’ van Buitenlandse Zaken.
Een andere motivatie van Solana is de huidige discussie over het voorstel van de Europese Commissie betreffende de openbaarheid van documenten in de EU . De in het Verdrag van Amsterdam opgenomen intentie tot meer transparantie en openheid moet binnenkort omgezet worden in regelgeving. Nu is het voorstel van de Commissie al zeer restrictief. Maar in de ogen van Solana nog niet restrictief genoeg.
Het is niet nieuw dat de EU op alle mogelijke manieren haar werk aan het zicht van de buitenwereld probeert te onttrekken. Wie actief probeert inzicht te krijgen in de besluitvorming tussen de vijftien, stuit op een muur van politieke en juridische chicanes. Begin dit jaar bijvoorbeeld besloot de Unie, na jarenlange druk van NGO ‘s en de Europese ombudsman, om een openbaar register te maken van beleidsdocumenten. Op die manier werd in ieder geval duidelijk wat er zo al aan beleidsvoornemens leefde. De Raad besloot echter tegelijkertijd om documenten met het predikaat ‘vertrouwelijk’ of ‘geheim’ van het register uit te zonderen. Op de agenda’s van vergaderingen, die in principe opvraagbaar zijn, staan bepaalde documenten domweg niet meer genoemd.
De Unie werkt letterlijk met verborgen agenda’s. Er zijn natuurlijk legitieme redenen om in uitzonderlijke omstandigheden bepaalde documenten van openbaarheid uit te zonderen. Maar jarenlange ervaring met ‘wobben’ op nationaal en Europees niveau leert dat autoriteiten vooral documenten geheim willen houden die pijnlijk of beschamend kunnen zijn, of controversiële voorstellen bevatten. Gelukkig kunnen documenten soms ook op een andere manier verkregen worden, waardoor de inhoud van geweigerde documenten toch openbaar wordt.
Een voorbeeld: er bestaat een officiële versie van de jaarverslagen van Europol en een gekuiste versie voor het publiek. In het officiële jaarverslag staan absoluut geen geheimen. Wel beklaagt de directeur van Europol zich erover dat de lidstaten zijn organisatie te weinig informatie doorgeven en op die manier het functioneren van Europol frustreren. Dat mag het publiek dus niet weten.
Nog een voorbeeld: De EU maakt elk jaar een ‘situatieverslag’ over de georganiseerde criminaliteit. Deze documenten zijn strikt geheim. Staan daar dan allerlei gevoelige gegevens in over informanten, staan bendeleiders met naam en toenaam genoemd, of wordt een kijkje in de keuken van het operationele politiewerk gegeven? Welnee. Wel valt te lezen dat de politie in de meeste lidstaten eigenlijk geen flauw idee heeft hoe het is gesteld met de criminaliteit, of doodleuk meldt niet zo’n last te hebben van de georganiseerde misdaad. Pijnlijk, als sinds jaar en dag geroepen wordt dat de georganiseerde criminaliteit zo’n enorme bedreiging vormt dat vergaande bevoegdheden voor de politie op EU -niveau nodig zijn.
Intussen wordt het ook steeds lastiger om in Nederland op Europees beleid gebruik te maken van de WOB . Departementen schermen al snel met dreigende diplomatieke conflicten als aan de EU -gerelateerde documenten vrijkomen. Ook blijken vrijwel alle evaluerende en beleidsvoorbereidende documenten over de Nederlandse inzet bij EU -beleid plotsklaps geheel te bestaan uit de persoonlijke opvattingen van ambtenaren, hetgeen in de Nederlandse WOB het vuilnisvat is om onwelgevallige verzoeken in te kieperen.
Het Korps Landelijke Politiediensten was laatst ook bijzonder creatief: nadat wij met succes jaarverslagen van de zogenoemde Dutch Desk van Europol opvroegen, werd besloten voortaan geen jaarverslagen meer te maken.
Bovendien perkt een op Europees niveau vastgestelde restrictieve WOB de Nederlandse WOB -praktijk in. Op steeds meer Haagse documenten prijkt in feite het stempeltje EU . Door deze twee bewegingen komt de beleidsvoorbereiding en besluitvorming in de complexe wisselwerking tussen Den Haag en de EU steeds meer in een democratisch vacuüm terecht.
De controle in de parlementen is, zeker op het terrein van politie- en justitiesamenwerking, minimaal. Als elk publiek debat vervolgens onmogelijk wordt gemaakt door documentatie over beleidsvoornemens niet openbaar te maken, daalt het democratisch gehalte helemaal tot nul.
Nederland stemde tegen het recente besluit. Dat is op zich prijzenswaardig. De vraag is echter: wat gebeurt nu verder? Het zou Nederland sieren wanneer het de intergouvernementele conferentie aangrijpt om een betere openbaarheidsregeling te forceren. Desnoods door de besluitvorming te blokkeren. Inderdaad, een zeer vergaande optie. Maar een Europese Unie waarin wordt gekozen voor geheimhouding in plaats van openbaarheid, dient met vergaande middelen tot de orde te worden geroepen.