Uit: Crimineel jaarboek 1995 van buro Jansen & Janssen
Op 1 juni 1994 is na jarenlange discussie de Wet op de Identificatieplicht in werking getreden. In het Crimineel Jaarboek 1993 en 1994 is uitgebreid aandacht besteed aan de totstandkoming van de wet, tijd om dit jaar te kijken wat de praktische invulling is geworden. Echt ervaringen op praktijknivo zijn er natuurlijk nog nauwelijks, maar de richtlijnen ter uitvoering en handhaving van de wet geven enigszins inzicht in wat er te verwachten valt.
Vooropgesteld wordt dat de identifikatieplicht geen doel ‘an sich’ is. Na veel politiek geharrewar heeft ‘de beperkte identificatieplicht’ het gewonnen van de algehele identificatieplicht. De handhaving van de identificatieplicht vindt plaats door toepassing van de in maart 1993 ingevoerde wet op Anonieme Verdachten. Iedereen die zich in de verplichte gevallen niet kan identificeren kan worden gefouilleerd, zes uur worden vastgehouden en er mogen foto’s en vingerafdrukken worden afgenomen.
Alleen als uiterste middel ‘ter vergemakkelijking van de opsporing en vervolging van strafbare feiten’ mag de identificatieplicht een rol spelen. Fraudebestrijding, ordehandhaving en controle op illegale buitenlanders zijn de belangrijkste trefwoorden. In de meeste gevallen, zoals bij fraudebestrijding, vervult de identificatieplicht slechts een rol in combinatie met een uitgewerkt preventiebeleid. Bij de controle op illegale buitenlanders vormt de identificatieplicht juist het belangrijkste element binnen het toezicht. De controle op illegale buitenlanders is verreweg het belangrijkste element van de identificatieplicht. Met het oog op het wegvallen van grenscontroles, wordt het toezicht op buitenlanders verplaatst naar het gehele land. Ironisch genoeg is met de invoering de identificatieplicht de ‘grens(gebied)controle’ juist weer flink uitgebreid. Ook voor de invoering van de identificatieplicht moesten buitenlanders zich kunnen identificeren bij controles.
Het grote verschil met de nieuwe wet is dat ook Nederlanders zich nu bij controles op illegale buitenlanders moeten identificeren. Discriminerend politieoptreden zou hiermee voorkomen worden. Volgens de regels van de wet is dit ook zo: iedereen wordt immers in dezelfde situatie gelijk behandeld. De vraag is meer of iedereen ook dezelfde kans heeft om in die situatie terecht te komen. Hoe zullen de (vreemdelingen)politie en de marechaussee hun selectie toe gaan passen?
In de vreemdelingencirculaire van 1994 (deel A 5) zijn de randvoorwaarden voor controle op illegale buitenlanders weergegeven. Deze richtlijnen zijn een logisch vervolg op het vervolgingsbeleid van de afgelopen jaren.
Om te beginnen moet de kans op het aantreffen van illegale buitenlanders reëel zijn. De controles moeten daarom plaats vinden ‘op plaatsen waar normaliter veel vreemdelingen vertoeven, zoals in koffiehuizen en bij bedrijven waar veel buitenlanders werken’. In feite verandert er dus niet veel in de huidige praktijk. De al jaren funktionerende Horeca Interventie Teams, Koffiehuis Interventie Teams en Confectie Interventie Teams zal waarschijnlijk verder uitgebreid worden. Kon in het verleden iemand zich beroepen op Nederlanderschap, en moest in feite de controlerende dienst bewijzen dat dat niet zo was, nu moeten Nederlanders aantonen dat zij ook werkelijk Nederlander zijn. In de ogen van Justitie is discriminatie hiermee uitgesloten. Tegelijkertijd ontstaat er door het selectiecriterium van ‘plekken waar veel buitenlanders kunnen worden aangetroffen’ een nieuwe vorm van discriminatie. In het verleden, zie bijvoorbeeld een aantal invallen van de DIA, is het begrip vreemdeling gelijk opgegaan met de gekleurde mensen onder de buitenlanders.
Met de nieuwe identificatieplicht in de hand zal het aantal controles, waarbij deze mensen betrokken raken, verder toenemen. Voor hen zal de beperkte identificatieplicht een volledige plicht inhouden.
Al direct na de inwerking treding van de WID, in juni 1994, kreeg de Kaap Verdiaanse gemeenschap in Rotterdam te maken met deze negatieve uitwerking van de identificatieplicht. De Rotterdamse politie begon in de wijk waar veel Kaap Verdianen wonen ongericht en zonder directe aanleiding deze mensen op straat aan te houden en te controleren op identiteit. Natuurlijk had bijna niemand een identiteitsbewijs op zak. Gevolg was dat de politie meeging met de betrokkenen naar zijn of haar huis, waar de politie enthousiast meehielp naar het zoeken van de identiteitsbewijzen. Frappant is dat bij de Rotterdamse politie maar al te goed bekend is dat het overgrote deel van de Kaap Verdianen al langer dan vijf jaar volkomen legaal in Nederland verblijft.
Naast de controle in het binnenland is de aandacht in 1994 weer geheel verschoven naar het voorkomen van illegale immigratie. In de richtlijnen van het ministerie van justitie wordt is dit een belangrijk punt. ‘Het toezicht moet erop gericht zijn illegaal verblijf, door illegale immigratie, al dan niet in georganiseerd verband, in een zo vroeg mogelijk stadium tegen te gaan; dit toezicht is tevens gericht op preventie en ontmoediging van toekomstige illegale immigratie’. De identificatieplicht vervult hierbij dus een duidelijke rol in het ontmoedigingsbeleid. Hoewel in officiele richtlijnen wordt gesproken van ‘illegale immigratie’ blijkt uit de diskussie, die vooraf gingen aan het (her)invoeren van de grens(gebied)controles dat de regering vooral een halt wil roepen aan de toestroom van zogenaamde kansloze asielzoekers.
In een vertrouwelijk schrijven van 14 maart 1994 schreef minister-president Lubbers dat ‘moeilijkheden verbonden aan uitzetting toch eigenlijk dwingen tot het weerhouden Nederland binnen te komen’. Al op 21 maart had staatssecretaris van justitie A. Kosto een nota klaar liggen, waarin hij aankondigde 1200 man marechaussee nodig te hebben voor ‘steeksproefgewijze controle langs de grenzen met België en Duitsland’. Uiteindelijk zijn het er 220 geworden, die in groepjes van 5 speuren ze naar ‘illegale grensoverschrijding’. In 1995 moet hun aantal uitgroeien tot 473. De kritiek, die vluchtelingenorganisaties van meet af aan geuit hebben, wordt gestaafd door de resultaten van de eerste vier maanden. Volgens de organisaties zou de controle geen enkel effect hebben op de toestroom van asielzoekers. In 1993 werd door 35.399 mensen asiel aangevraagd, op basis van prognoses van de cijfers van het eerste half jaar van 1994 komt het totaal op ongeveer 50.000 voor 1994. Uit de cijfers van de maand september van het Mobiel Vreemdelingen Toezicht blijkt dat van de 27.006 mensen die werden gecontroleerd er 122 asiel hebben aangevraagd. 1433 mensen werden op grond van illegale grensoverschrijding direct verwijdert. (IND nieuws nr 10 november) Drie procent van alle gecontroleerden was dus illegaal, dit cijfer komt ook uit de controles van mei tot en met augustus. (parool 23 aug). De doelstellingen, tegengaan en ontmoedigen van illegale immigratie worden hier bij lange niet gehaald. Vanuit verschillende kanten is er al op gewezen dat deze maatregelen absoluut geen invloed hebben op de (illegale) immigratiecijfers.
Toch lijkt ook de nieuwe regering op deze restrictieve wijze door te willen gaan. Inplaats, zoals Vluchtelingenwerk maar al vaak bepleit, meer mensen in te zetten voor de verwerking en opvang van asielzoekers worden er meer mensen inschakeld in de controle. De verkeersdienst Driebergen krijgt vijftig extra agenten, die met nachtkijkers de snelwegen in de donkere uren moeten afstruinen op illegale buitenlanders. Ter intensivering van de binnenlandse controle op illegale buitenlanders maakte staatssecretaris E. Schmitz op 10 november bekend nog eens 800 agenten extra ter beschikking te stellen.