Hoe is het binnen de EU gesteld met onze veiligheid? Achttien jaar na de oprichting van de EU zijn er nog steeds geen bindende afspraken gemaakt over voor de burger relevante zaken als rechtsbescherming, bescherming van persoonsgegevens en de vrijheid van meningsuiting.
Begin deze eeuw was Nederland even te klein. De Europese Unie leek met een richtlijn te komen over de lengte van ladders van glazenwassers. ‘Glazenwasser: Ladderverbod? Mooi niet’, kopte dagblad Trouw (27 maart 2004). Europa kwam zo wel heel erg dichtbij, als het zich nu ook al ging bemoeien met de ladders van onze glazenwassers. Het liep allemaal met een sisser af, maar de toon over de regelzucht van de EU was gezet.
Met het Verdrag van Amsterdam uit 1997 werd de basis van het Verdrag van Maastricht verbreed voor nog nauwere samenwerking op het terrein van politie, justitie en binnenlandse zaken in Europa. De Europese Unie moest een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht worden. Dat klinkt als iets waar niemand tegen kan zijn, en daarin zit nu net het venijn.
De grenscontroles aan de snelwegen tussen landen in Europa zijn al opgeheven en straks verdwijnen ook de paspoortcontroles op vluchten tussen landen van de Europese Unie. Dit is de vrijheid die EU-burgers krijgen. Aan de andere kant worden er plannen ontwikkeld om namen van passagiers die zich binnen de EU per vliegtuig verplaatsen door allerlei politiedatabanken te halen, worden biometrische gegevens van EU-burgers verzameld en meer informatie tussen de EU-landen gedeeld.
Tampere
Deze plannen worden ontwikkeld in zogenaamde vijfjarenplannen van de Europese Unie. Oktober 1999 kwamen de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie van de Europese Unie (JBZ raad) in het Finse Tampere het Tampere-programma overeen. Nederland nam hierbij het voortouw voor een Europees asielbeleid. De ‘vluchtelingenstroom’ moest worden ingedamd.
In de jaren voorafgaand aan Tampere hadden enkele duizenden Koerden hun heil gezocht in Europa in verband met een oorlog in Noord Irak. De grensbewaking werd uitgebreid, er werden meer gevangenissen in Turkije gebouwd en meer informatie uitgewisseld, terwijl het volgens de UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, toch om oorlogsvluchtelingen ging.
Hoewel het Tampere-programma eigenlijk over Europese samenwerking op het gebied van politie en justitie ging, lag de nadruk op het asielbeleid en het tegenhouden van vluchtelingen. Vluchtelingen werden zo de proefkonijnen voor het gemeenschappelijke beleid, maar ook de groepen waar onze vrijheid tegenover werd afgezet.
In ‘het Haagse programma’, het vervolg van Tampere en opgesteld in Den Haag in 2004, wordt dit duidelijk. ‘Versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie’, zo luidt de veelzeggende titel van het manifest, opgesteld door de Europese regeringsleiders. Het accent ligt op onze vrijheid, de Europese burgers spelen een prominente rol.
‘Het programma tracht een antwoord te geven op de eisen die onze burgers stellen en de verwachtingen die zij hebben’, zo melden de EU-regeringsleiders. Maar geen burger is echter geconsulteerd voor het opstellen van het programma. Vrijheid wordt in ‘het Haagse programma’ gedefinieerd als de vrijheid om je te verplaatsen of te wonen waar je wilt binnen de EU.
Dit houdt echter ook in dat de buitengrenzen verder versterkt moeten worden. Het eerste programmapunt over de vrijheid gaat daarom over het grensbeleid, het asielbeleid, het tegengaan van illegale arbeid, terugkeer, de opbouw van het Schengen Informatiesysteem en andere databanken en het visumbeleid. Onze vrijheid om te bewegen is de onvrijheid voor anderen om datzelfde te doen.
Toezicht en controle
Het Haagse programma kijkt echter niet meer alleen naar de buitengrenzen. Ook de veiligheid binnen de Unie moet worden versterkt. Terroristische aanslagen in Madrid en New York worden aangehaald als reden voor verdere informatie-uitwisseling, meer bevoegdheden voor inlichtingendiensten, de oprichting van een Europese inlichtingendienst Sitcen, meer politiesamenwerking en een Europese drugsstrategie, oftewel meer intern toezicht en controle.
De aandacht is verlegd van de vluchtelingen van buiten naar de Europese burgers zelf. Het recht op een eerlijk proces, rechtsbescherming en adequate rechtsbijstand komen in het Haagse programma niet voor. Voor burgers zijn die laatste aspecten van groot belang. Als je beschuldigd wordt van een strafbaar feit in Polen of Spanje is het van groot belang dat je niet eerst Pools moet leren voordat je jezelf kan verdedigen en dat de rechtsgang zorgvuldig is.
Het ‘Stockholm programma’, opgesteld in 2009, wordt dan ook tot ‘een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht ten dienste van de burger’ gedoopt. Europa voor de burgers, was dat ook niet het doel? Van de eerste hoopvolle voorstellen uit juni 2009 is uiteindelijk weinig terug te vinden.
In de uiteindelijke tekst en de actiepunten zijn wel voorstellen opgenomen van vertaalde rechtszaken, informatievoorziening en rechtsbijstand, maar het blijft bij green papers (discussiestukken) en geen concrete voorstellen. Met de bescherming van persoonsgegevens is het al niet veel beter gesteld.
Met de Tampere-, Den Haag- en Stockholmprogramma’s is de rechtsbescherming van de burger er met een slakkengang op vooruit gegaan. Na 18 jaar EU zijn er nog steeds geen bindende afspraken gemaakt over rechtsbescherming, de vrijheid van manifestatie, de vrijheid van meningsuiting, het onschuld adagium, vertalingen van processtukken, rechtsbijstand en bescherming van persoonsgegevens.