Veelbelovend, voorspoedig, uitgebouwd
In Zoetermeer zal de Arabische lente met gemengde gevoelens bekeken worden. Niet dat de AIVD deze ‘black swan’ revoltes nu wel had moeten of kunnen voorzien, nee, men zal zich achter de oren krabben over hoe nu verder met het langzaam opgebouwde netwerk in de regio. Sinds halverwege negentiger jaren, met een enorme toename na 11-9, is na wapens, het inlichtingenwerk een van de verfijndere exportproducten van Nederland in de regio.
Het jaarverslag van 1998 geeft een uitgebreid overzicht van de AIVD-contacten in Noord Afrika en het Midden Oosten. In dat jaar werden de contacten met de Egyptische dienst uitgebouwd. ‘Veelbelovend’ noemde de AIVD de eerste contacten met de inlichtingendienst van Oman, waar het nu ook onrustig is. In 1998 verhuisde ook de AIVD-liaison van Ankara naar Amman, de hoofdstad van Jordanie. Volgens de AIVD is Amman immers gunstiger gesitueerd in de regio dan Ankara en dat biedt meer mogelijkheden tot het vergaren van informatie over proliferatie van massavernietingswapens en over radicale islamitische organisaties in de regio. Van het eerste is niet zo veel terecht gekomen bleek vorig jaar in het eindrapport van de Commissie Davids.
Geen woord overigens over gebrek aan democratie of iets dergelijks, ook niet verderop in het jaarverslag waar de samenwerkingsverbanden in Noord Afrika aan bod komen, hoewel daar nog wel voorzichtig wordt gemeld dat ‘bij het onderhouden van relaties met de diensten in Noord-Afrika de vereiste prudentie in acht wordt genomen. De AIVD wisselt met die diensten op dat moment nog geen persoonsgegevens uit’. Dat dit naderhand wel gebeurde blijkt uit een rapport van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten uit 2009. Daarover later meer.
Wat 11 september 2001 betreft had de AIVD wel de vooruitziende blik die van een inlichtingendienst verwacht mag worden. In 1998 worden er met de Marokkaanse inlichtingendienst afspraken gemaakt om de samenwerking op het gebied van radicale islamitische organisaties te intensiveren. Er worden zelfs regelmatig bijeenkomsten gehouden op expert-niveau.
Met Algerije wordt iets voorzichtiger omgegaan dat jaar, maar de relatie met de Algerijnse inlichtingendienst werd op Algerijns verzoek wel nieuw leven ingeblazen.In maart 1998 komt een delegatie van de Algerijnse inlichtingendienst op bezoek, als snel gevolgd door het hoofd van de dienst zelf.
In 1999 is de AIVD uitermate positief over de verplaatsing van liaison van Ankara naar Amman. De dienst legt nog een nadrukkelijk uit dat de voornaamste overwegingen het belang van een betere positionering in het Midden-Oosten en een goede samenwerking met Jordanië waren.
Als gevolg van de verplaatsing breidt het netwerk zich snel uit. ‘De relaties in de regio Midden-Oosten en Arabische Golf hebben zich voorspoedig ontwikkeld’, meldde de AIVD. ‘Daar waar mogelijk en gewenst, is een intensievere samenwerking aangegaan’. Een belangrijke bijdrage was gericht op de ontwikkeling van het Palestijnse inlichtingen- en veiligheidsapparaat.
In Noord Afrika worden de contacten verder uitgebouwd in 1999. Er werd een bezoek gebracht aan de Libische inlichtingendienst (External Security Organization, ESO). De reden hierachter was het openhouden van alle communicatie naar betrokken partijen in het Lockerbieproces dat immers in Nederland plaats ging vinden.
Met Marokko en Tunesië werd gesproken over radicaal-islamitische
organisaties in Noord-Afrika en Europa, en ontwikkelingen in de Maghreb zelf. Het contact met de Algerijnse veiligheidsdienst werd dat volledig hersteld, conform het Nederlands buitenlands beleid, aldus de AIVD.
Na 2001 neemt de internationale samenwerking toe, maar het inzicht erin wordt beperkter. Zo open als de AIVD eind negentiger jaren is, zo gesloten wordt de dienst vanaf 2000. Wel wordt in 2002 nog gemeld dat er inmiddels twee reizende liaisons zijn voor Noord Afrika. In 2003 wordt aangekondigd dat er een post komt in de Verenigde Arabische Emiraten. De relaties zijn in 2005 inmiddels zo ver verdiept dat ook posten worden geopend in Rabat (Marokko) en Riyad (Saoedie-Arabie).
Voorwaarden
Maar hoe zit het dan met de standaard voorwaarden waar de AIVD zich aan dient te houden als het gaat om samenwerking met diensten? Mensenrechten, democratie, betrouwbaarheid? Het zijn ook de dienst zelf, nog eens herhaald in 2009, vastgelegde normen. Hoe heeft het dan toch zover kunnen komen dat de AIVD zo’n groot netwerk heeft in deze dictatoriaal beheerste landen?
Eigenlijk moeten we voor beantwoording van deze vraag helemaal terug naar 1995. Toenmalig minister van Binnenlandse Zaken, Hans Dijkstal, was samen met een AIVD delegatie op bezoek geweest in Turkije en had afspraken gemaakt over nauwere samenwerking. Hoe kan dat, vroegen Groenlinks Tweedekamerleden Leoni Sipkes en Tara Singh Varma, aan Dijkstal, Turkije schond immers op grote schaal de rechten van Koerden. Dijkstal antwoordde cryptisch, maar wel heel duidelijk: ” De vraag of onrechtmatig handelen van de Turkse of een andere inlichtingendienst samenwerking met de AIVD uitsluit is niet zomaar te beantwoorden. Daarbij spelen meerdere factoren een rol”. Vervolgens veranderde Dijkstal het perspectief van samenwerking naar niet-samenwerking. “Ook de gevolgen van niet-samenwerking zijn van belang, zo kan niet-samenwerking in verband met het voorkomen van terroristische activiteiten ook onrechtmatig zijn”.
Zeker naar 11-9 een open deur naar de regimes in het Midden Oosten en Noord Afrika die nu bij bosjes omvallen. Tien jaar na deze kamervragen, toen de deuren naar Pakistan, Marokko en Saoedie Arabie wagenwijd opengingen liet de Tweede Kamer nog een keer haar stem horen. Deze keer was het D66 Tweedekamerlid Lousewies van der Laan die zich zorgen maakte over de mensenrechten in deze landen. Lag er niet een absoluut op folteren?
Toenmalig minister Johan Remkes legde nog eens uit dat de principes van democratische inbedding, professionalieit, taken en betrouwbaarheid voorop staan in de samenwerkingsverbanden. Bij twijfel over mensenrechten wordt in ieder geval de minister zelf altijd betrokken. “Maar”, aldus Remkes, “De diensten zullen nimmer stellen dat ze bepaalde informatie door folteren hebben verkregen. Deze onzekerheid mag er echter niet toe leiden dat met bepaalde diensten elke vorm van samenwerking op voorhand volledig wordt uitgesloten. Dit zou in een situatie waarin een dergelijke dienst beschikt over informatie betreffende een onmiddellijke dreigende terroristische aanslag desastreuze gevolgen kunnen hebben.”
Commissie van Toezicht (CTIVD)
In 2009 onderzocht de CTIVD de samenwerking van de AIVD met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De CTIVD stelt voorafgaand aan het onderzoek nog eens helder en duidelijke wat de standaard zou moeten.
“Voorafgaand aan de samenwerking met een buitenlandse inlichtingen- en/of veiligheidsdienst dient zorgvuldig te worden gewogen of een dienst in aanmerking komt voor samenwerking. Criteria die hierbij dienen te worden gewogen zijn het respect voor de mensenrechten, de democratische inbedding, de taken, de professionaliteit en de betrouwbaarheid van de dienst, de wenselijkheid van de samenwerking in het kader van internationale verplichtingen, de bevordering van de taakuitvoering en de mate van wederkerigheid (quid pro quo). De Commissie is van oordeel dat de AIVD de grootst mogelijke terughoudendheid dient te betrachten in de samenwerking met diensten van landen waar nauwelijks tot geen democratische traditie bestaat en waar (structureel) mensenrechten worden geschonden. Het op voorhand uitsluiten van elke samenwerkingsrelatie met dergelijke diensten zou in de praktijk echter kunnen leiden tot onwenselijke of zelfs rampzalige situaties. De AIVD dient daarbij de gebondenheid aan de kaders en beperkingen die de wet stelt niet uit het oog te verliezen.”
Belangrijke constatering van de CTIVD is dat er te weinig centrale sturing van het beleid is. In concrete operationele gevallen wordt de afweging of een specifieke manier van samenwerking met een bepaalde dienst wel mogelijk is wel gemaakt, maar de sturende rol van de afdeling Buitenlandse relaties heeft te weinig vorm gekregen. Er bleek bijvoorbeeld geen besluitvormingsprocedure ontwikkeld te zijn voor het aangaan of intensiveren van samenwerkingsrelaties met buitenlandse inlichtingendiensten. Er was wel een interne handleiding, vooral bedoeld voor de opleiding van nieuwe operationele medewerkers. Maar, zo stelt de CTIVD na haar onderzoek, in de praktijk worden de afwegingen genoemd in de interne handleiding niet in algemene zin of slechts in beperkte mate gemaakt. “Ten aanzien van de buitenlandse diensten waarmee de AIVD vanaf 2001 een samenwerkingsrelatie is aangegaan, is onvoldoende beoordeeld in welke mate deze diensten voldoen aan de criteria voor samenwerking en, daarmee, tot welke breedte en diepte de samenwerking mag strekken. Ook ten aanzien van samenwerkingsrelaties die sinds 2001 geïntensiveerd zijn, heeft de AIVD slechts in beperkte mate afwegingen gemaakt aan de hand van de wegingsfactoren voor samenwerking.”
De Commissie constateert ook dat de AIVD in toenemende mate gegevens uitwisselt met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten waarvan kan worden betwijfeld of zij voldoen aan de gestelde criteria van samenwerking. De Commissie signaleert dat de afwegingen die de AIVD daarbij maakt op een bepaald terrein in de praktijk steeds ruimer worden.
De crux lijkt hem dus vooral te zitten in de samenwerking die met de buitenlandse diensten na 2001 is aangegaan op het terrein van terrorismebestrijding, daaronder dus veel diensten uit de landen uit het Midden Oosten en Noord Afrika.
Voormalig minister Guusje Ter Horst schreef dan ook in haar reactie ‘ that lessons had tot be learned’. “Een en ander heeft begin dit jaar geleid tot het opstellen van een beleidsdocument, waarin onder meer een stappenplan is uitgewerkt om tot prioritering van samenwerking met collega-diensten te komen en waarin ook de rol van de afdeling Buitenlandse Relaties is beschreven”, aldus Ter Horst. Met de sturing zit het inmiddels dus wel goed.
Over moet ook volgens de minister de grootst mogelijke terughoudendheid worden betracht.samenwerking van de AIVD met diensten van landen waar nauwelijks tot geen democratische traditie bestaat en waar (structureel) mensenrechten worden geschonden
Maar, zo stelt ze, omdat het aan de AIVD is om gekende en ongekende dreigingen voor de nationale veiligheid te duiden, zijn contacten in een eerder stadium dan (concrete aanwijzingen voor) een terroristische dreiging soms noodzakelijk en buitengewoon nuttig.
Nu de dictators een voor heen hun biezen pakken in het Midden Oosten en Noord Afrika is het wellicht tijd voor herijking van het buitenlands beleid bij de AIVD. In het kader van de dreiging van de het terrorisme kon er veel de afgelopen tien jaar, maar belangrijker nog, wil de AIVD ook veel in de toekomst, juist in het buitenland met de nieuwe Forward Defense strategie. We hebben al eerder op de mensenrechtelijke problemen van die strategie gewezen, alleen door samen te werken met de VS, die de informatie inzetten bij hun drone-acties.