Politie zonder verdachten
Inleiding
Bij de officiële opening van het Europolkantoor in Den Haag in maart 1995, bood minister van Justitie Winnie Sorgdrager de Europese politiedienst een boompje aan. “Ik hoop en verwacht dat de jonge loot Europol zich zal ontwikkelen tot een sterk en volwassen onderdeel van ons Verenigd Europa” duidde de minister de symboliek. (1)
De komst van het Europol-kantoor naar Nederland werd in politiek Den Haag als een regelrechte triomf gevierd. Het oude CRI-gebouw aan de Raamweg in Den Haag werd in de aanbieding gedaan en na het nodige lobbywerk konden de champagneflessen ontkurkt worden. Eindelijk weer een internationale instantie van formaat en allure binnen de landsgrenzen.
Wat deze Europese politiedienst nu precies ging doen was op dat moment nog niet bekend. De onderhandelingen over het Europol-verdrag verliepen in het diepste geheim. De vijftien Europese Justitie-ministers voerden de besprekingen en de nationale parlementen werden slechts mondjesmaat ingelicht over de vorderingen. Voor de buitenwereld bleef het helemaal gissen. Nu was het ook niet zo dat journalistiek Nederland zich massaal op het Europol-verdrag stortte. Europese politiesamenwerking tegen de georganiseerde criminaliteit: wie kon daar in hemelsnaam tegen zijn?
Verroeste dienstfiets
Het merkwaardige is dat in dezelfde tijd dat de blauwdrukken van Europol in gesloten circuits circuleerden, in Nederland de IRT-affaire volop speelde. Dankzij het werk van de parlementaire enquette-commissie Opsporingsmethoden (de commissie van Traa) werd een beerput opengelegd waarin een explosief mengsel van falend toezicht, eigengereid politieoptreden, leugens en bedrog kwam bovendrijven. Om de georganiseerde criminaliteit te bestrijden bleken justitie en politie het Wetboek van Strafrecht en Strafvordering voor langere tijd in de ijskast te hebben geparkeerd. Illegale opsporingsmethoden werden volop toegepast, actief of stilzwijgend toegedekt door de politietop en het Openbaar Ministerie. Rechters werden belazerd, processen-verbaal vervalsd, particuliere recherchebureau’s knapten in noodsituaties het vuile werk voor hun ex-collega’s op en van tal van drugslijnen was niet langer duidelijk of ze nu door criminelen danwel door de Hermandad werden gerund.
Het zorgvuldig gecultiveerde beeld van de Hollandse diender, die op klompen en een verroeste dienstfiets, met handen en voeten gebonden door tal van beperkende, softe regels, het loodje legde tegen ‘de’ georganiseerde misdaad, werd ruw doorbroken. De politie bleek bepakt en bezakt met videocamera’s, afluisterapparaatjes en peilzenders in illegale inkijk-operaties te grossieren, drugstransporten te organiseren en door te laten, meineed te plegen, met miljoenen guldens drugsgeld te goochelen en een keurkorps van al dan niet criminele infiltranten op de loonlijst te hebben staan.
Binnenlandse vijand
Het innovatieve politieoptreden kwam niet uit de lucht vallen. Sinds minister Korthals Altes (VVD) en vooral zijn opvolger Hirsch Ballin (CDA) het Ministerie van Justitie betraden, zijn de bakens in opsporingsland verzet. Het accent is komen te liggen op een ideologie van de binnenlandse veiligheid. In plaats van een denken over preventie en repressie van misdrijven binnen een rechtsstatelijk kader, wordt er gesproken over een oorlog tegen een binnenlandse vijand. In de woorden van Hirsch Ballin: ‘Politie, Openbaar Ministerie en rechterlijke macht moeten een slag leveren die er in feite een is om de macht in onze samenleving.’ (2) Asielzoekers, terroristen en criminelen wisselen in dit vertoog van de bedreigde binnenlandse veiligheid moeiteloos van plaats.
Euro-commissaris Hans van den Broek joeg de eerzame burger onlangs weer eens de stuipen op het lijf met deze vervaarlijke drietraps-raket. ‘Binnenlandse veiligheid wordt het hoofdthema van Europa’ vertelde van den Broek de verzamelde Nederlandse media. ‘Het wordt met het uur actueler. Het heeft te maken met de binnenlandse onveiligheid die raakt aan het asielbeleid, de immigratie, de strijd tegen de drugs, de georganiseerde misdaad, het terrorisme.’ (3)
Praktisch heeft het vertoog over de binnenlandse vijand zich vertaald in een andere wijze van werken. Pro-actief rechercheren en informatie-analyse heeft school gemaakt: het verzamelen en ontleden van alle mogelijke gegevens over gepleegde danwel nog te plegen strafbare feiten en over daders danwel mogelijke daders. Daarmee worden zo’n beetje álle burgers tot een potentieel gevaar gebombardeerd.
Waar dat toe kan leiden, laat een voorbeeld uit België zien. De Rijkswacht startte in 1994 Operatie Rebel. Uitgaande van de veronderstelling dat de heroïnesmokkel een exclusieve activiteit van de Turkse maffia was, werden de gegevens van àlle 500.000 in België levende Turkse immigranten door de computer gehaald. Je kan immers maar nooit weten en die computergegevens heb je nu eenmaal ook niet voor niks. De verantwoordelijke Belgische minister vielen, uiteraard, de oren van de kop toen hij van het daadkrachtig optreden hoorde. (4)
Eenzelfde omslag in het denken valt te ontwaren op het gebied van terrorisme-analyse. Men heeft het tegenwoordig over een anoniem ‘terrorisme zonder handtekening’. Zonder zeer complexe en wereldwijde opsporingsmethoden zijn de anonieme daders niet te vinden, zo wordt geredeneerd. Zo ontstaat beetje bij beetje een controle-samenleving. Niet langer wordt een onderzoek gestart als er een misdrijf heeft plaatsgevonden. De politie werkt in toenemende mate preventief: bevolkingsgroepen worden in kaart gebracht nog voordat er iets is gebeurd.
De omslag in het denken en handelen is voortdurend gelegitimeerd met een beroep op de dreiging van de georganiseerde criminaliteit; een soort uitzondering op het normale politie- en justitieoptreden in een rechtsstaat. Dat blijkt niet meer dan een schaamlap te zijn. Hoofdcommissaris Brand van Groningen verkondigde in zijn nieuwsjaartoespraak dat de privacy-wetgeving de bestrijding van criminaliteit in de weg staat. ‘Zonder dat iemand verdachte is, moeten we informatie kunnen verzamelen’ vond Brand. In een adem voegde hij eraan toe dat informatie verzamelen het vak van de politie is. Een mooiere illustratie van het in toenemende mate door elkaar heen gaan lopen van politie- en inlichtingendienstenmethoden is nauwelijks voorhanden. Brand vond dat bijzondere opsporingsmethoden ook noodzakelijk zijn in de bestrijding van straatroof, diefstal, inbraak, geweldsdelicten en groepscriminaliteit. En ja, inderdaad, daar bedoelde hoofdcommissaris Brand ook groepjes lastige Marokkaanse jongeren mee. (5) De Raad van Hoofdcommissarissen heeft zich inmiddels achter het pleidooi van Brand geschaard.
Spin in het web
In Nederland blijken politie en justitie, alle ophef over de IRT-affaire ten spijt, nog steeds regelmatig buiten hun boekje te gaan. Minister Korthals van Justitie moest in november 1998 erkennen dat er wederom een criminele infiltrant was ingezet. De politiek had, in de nasleep van de IRT-affaire, bepaald dat dit niet door de beugel kon. Het incident kwam op een saillant moment: de Tweede Kamer boog zich net over de normering van de bijzondere opsporingsmethoden. Zowel het Amsterdamse Openbaar Ministerie, als ex-procureur-generaal Docters van Leeuwen voorspelden dat er nieuwe IRT-affaires in de lucht hingen (6) Een principieel wantrouwen tegen de roep om ruime bevoegdheden in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit en haar zwakkere neefjes en nichtjes lijkt meer dan ooit gerechtigd.
In Vrij Nederland stelde Marian Husken dat ‘ingewijden weten dat ook de parlementaire enquete van Maarten van Traa maar een deel van wat er mis was boven water heeft gehaald.’ (7) Een deel dat in ieder geval vrijwel buiten schot is gebleven is de internationale politiesamenwerking. Blijkt controle op het nationale reilen en zeilen van de politie al een hels karwei, op het internationale niveau is controle en invloed bijna helemaal illusoir.
Europol staat model voor die internationale politiesamenwerking. Europol staat ook model voor het nieuwe denken in politie- en justitieland. Een diffuse, internationale politiestructuur die in een juridisch en democratisch vacuüm opereert, uitgebreide bevoegdheden heeft en bij uitstek ‘pro-actief’ opereert. Een politiedienst waarvan de ambtenaren onschendbaarheid voor de wet genieten. Een dienst waarvan de computers gevoerd worden met gegevens over verdachten en mogelijke verdachten, waar gegevens over politieke voorkeuren en seksuele geaardheid worden opgeslagen. Een dienst waarop nauwelijks democratische of juridische controle mogelijk is. Een politiedienst die van onder tot boven beplakt is met het etiketje ‘geheim’. Een politiedienst kortom, die het ideale speeltje is voor ambtenaren en politici die het niet zo nauw wensen te nemen met wat ooit de grondvesten van een rechtsstaat waren.
In deze brochure wordt een dun laagje van die geheimzinnigheid afgeschraapt. Op basis van openbare en minder openbare bronnen en documenten. Naast de oprichting van Europol wordt ook gekeken naar tal van andere initiatieven tot Europese politiesamenwerking, waarin Europol steeds als een spin in het web opduikt. Op de achtergrond blijken de kaarten keer op keer geschud. Terwijl parlementariërs zich het hoofd buigen over verdragsteksten waarvan de inkt nauwelijks droog is, is men op Europees niveau al weer drie stappen verder.
Dat is het verhaal van Europol. Onder het aanroepen van het spook van de georganiseerde criminaliteit worden bevoegdheden opgerekt en sneuvelen burgerrechten. Er vormt zich een machtig Europees politie- en inlichtingenapparaat dat de touwtjes strak in eigen handen heeft en een eigen agenda voert. Maar in het moderne Europa ben je een kniesoor als je daar over zeurt.
Noten
1. Toespraak minister Sorgdrager, 15 maart 1995, Ministerie van Justitie
2. De Volkskrant, 16 oktober 1993
3. Europa van Morgen, augustus 1998
4. De Morgen, 24 juni 1996
5. NRC, 8 januari 1999
6. Respectievelijk in NRC, 14 januari 1999 en in Beleid en Maatschappij, januari 1999
7. Vrij Nederland, 19 december 1998