In de huidige technocratische maatschappij worden steeds meer taken van mensen overgenomen door machines met als gevolg een verschuiving van mens-mens relaties naar mens-machine relaties. Van de informatie, die als (eind)produkt ontstaat, is niet altijd even duidelijk wie daar de beschikking over heeft en wat er mee wordt gedaan.
In het in 1993 verschenen boek ‘Identificatieplicht, het baat niet maar het schaadt wel’, schetsen Jan Holvast en Andrâ Mosshammer het beeld van de technocratische informatiemaatschappij. “Bij het zoeken naar oplossingen wordt primair het oog gericht op technische oplossingen. Niet het probleem staat centraal maar de (schijn)oplossing, waardoor de indruk ontstaat dat bij een oplossing problemen worden gezocht”. Holvast en Mosshammer zagen ‘een terugkeer naar de situatie van de nachtwachtstaat, waarin de staatsactiviteiten zich primair beperken tot de openbare orde, veiligheid en rust en de belastingheffing, kortom sectoren waarin de nadruk ligt op controle en toezicht in plaats van op menswaardigheid van het bestaan’.
Deze ontwikkeling is de laatste 3 jaar alleen maar versterkt. Meer dan ooit worden registratie en controle gepresenteerd als dâ oplossingen voor fraude, criminaliteit en misbruik van voorzieningen. De overheid en het bedrijfsleven willen het zicht op het doen en laten van de burgers weer terug. Controle op de inkomsten, registratie van de uitgaven, beperking van de mobiliteit en inzicht in het leef- en consumptiepatroon vormen de toverwoorden voor een alwetende overheid.
De integratie van de moderne techniek in de gehele overheid heeft een wereld van registratie, koppeling en controle geopenbaard, waar zelfs de grootste bureaucraten niet van hadden durven dromen. De invoering van deze controle- en uitsluitingsmechanismen valt samen met een zich steeds verder terugtrekkende overheid. Beperking van de uitkeringen, het uitkleden van de ziekenfondsen, stopzetten van de ziektewet, beperking van de WAO, streng asielbeleid, uitsluiting van illegalen; een kleine greep uit het overheidsbeleid van de laatste jaren.
De keuze die gemaakt wordt is duidelijk: grote infrastructurele projecten, zoals de Betuwe-lijn, de HSL en de uitbreiding van Schiphol moeten Nederland opstuwen in de vaart van het nieuwe Europa. Het nieuwe Europa waar geen plaats is voor vluchtelingen, werklozen, langdurig zieken en illegalen. De rechtvaardiging van die keuze wordt verpakt in vertogen over fraude, misbruik en criminaliteit. ‘Honderden illegalen op âân adres’, ‘grote fraude onder uitkeringstrekkers in Groningen’, ‘misbruik van WAO moet stoppen’. En langzaam wordt waarheid wat niet meer dan een (verkiezings)leugen was.
De nieuwe technieken en registraties maken het beleid ook echt uitvoerbaar. Maar erger nog, politici slaan op hol bij de mogelijkheden van deze technieken. Uitsluiting en controle worden gepresenteerd als dâ oplossingen voor een falend overheidsbeleid.
Het aantal centrale registraties, controles en koppelingen is dan ook flink toegenomen. Uitgangspunt vormt tegenwoordig de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). In de GBA is van elke persoon die langer dan drie maanden in Nederland verblijft een ‘digitale tweeling’ opgeslagen. Alle belangrijke persoonsgegevens zijn in dit systeem opgenomen. En hoewel er altijd flink verzet is geweest tegen de invoering van een centraal persoonsnummer in Nederland is ook het sofinummer in de GBA-bestanden opgenomen. Dit sofinummer verschijnt meer en meer in computerregistraties (bij ziekenfondsen bijvoorbeeld) en op identiteitsbewijzen. De digitale burger in de GBA moet een soort standaardburger worden. Niet alleen alle (semi-)overheidsinstanties kunnen met de GBA informatie uitwisselen. Ook derden, zoals Verzekeringsbank, Ziekenfonds e.d. kunnen een beroep doen op informatie uit de GBA. Binnen dit netwerk van registraties en koppelingen is de GBA het kloppend hart. De digitale burger wordt hiermee een eenvoudig te controleren object, met als enige probleem de verificatie aan de fysieke evenknie. Daarvoor is nu al bedacht dat bij het doorgeven van alle wijzigingen aan de GBA een legitimatieplicht geldt, op termijn ligt het voor de hand dat die ook zal gaan gelden voor gebruik bij andere diensten. De controlemogelijkheden via de GBA (met sofinummer werkelijk aan van alles te koppelen) zijn bijna onbeperkt. De koppeling aan het Vreemdelingen Administratie Systeem (zie hoofdstuk 1) is âân van de eerste en laat goed zien hoe wet- en regelgeving samen gaan met de mogelijkheden die technisch ontwikkeld worden.
Registratie door politie
Eân van de grootste verzamelaars van informatie is de politie.
Van iedereen die in aanraking is geweest met de politie worden gegevens opgeslagen. Voor een deel gaat het om ‘harde’ strafrechtelijke informatie over personen zoals opgenomen in het Centraal Politie Register. Iedereen die ooit een strafbaar feit heeft begaan wordt hierin opgenomen. Mensen die gezocht worden zitten in een vergelijkbaar register, wat ook direct opvraagbaar is voor de agent op straat.
Maar meer en meer registreert de politie ‘zachte’ informatie. Zo heeft elke regio zijn Antecedentenregister, waarin gegevens zijn opgenomen van iedereen waarvan proces verbaal is opgemaakt. De burgemeester of een inlichtingendienst raadpleegt dit bestand voor screening of het afgeven van een bewijs van goed gedrag.
Vager worden de criteria voor registratie als de Regionale Inlichtingendienst (RID) of Regionale Criminele Inlichtingendienst (RCID) in zicht komt. Bij uitstek dâ diensten die ‘zachte’ informatie verzamelen. De RID over politiek aktieve mensen, migranten, asielzoekers en extreem rechts, de RCID over achtergronden van mogelijk criminelen.
Ook op Europees nivo timmert de politie aan de weg. Eân van de belangrijkste registers op dit moment is het Schengen Informatie Systeem (SIS), voorloper van het Europees Informatie Systeem (EIS). In het SIS zijn gegevens over personen, voertuigen en andere goederen opgenomen. Daarnaast mensen die gezocht worden voor een misdrijf of uitlevering, buitenlanders die het land uitgezet kunnen worden, verdwenen personen, diegenen die in hun eigen belang of dat van anderen tijdelijk opgesloten dienen te worden, getuigen van een rechtszaak, en last but not least staatsgevaarlijke individuen. Naast het SIS is sinds 1993 EURODAC in ontwikkeling. Dit registratiesysteem van vingerafdrukken van vluchtelingen moet de verschillende Europese systemen aan elkaar koppelen en het daarmee vluchtelingen onmogelijk maken in meer dan âân Europees land asiel aan te vragen.
Voor het sinds 1995 in Den Haag gevestigde Europol staat de uitwisseling van ‘zachte criminele’ informatie gepland. Als het Europolverdrag door alle lidstaten is geratificeerd (binnen twee jaar) kan gevoelige CID-informatie worden uitgewisseld.
De databanken zijn het resultaat en de bron voor controles. De legitimatieplicht is âân van de middelen waarmee de controles kunnen worden uitgevoerd. De ontwikkelingen in de techniek maken in de toekomst vele vormen van identificatie mogelijk. Niet langer zal de overheid afhankelijk zijn van de welwillendheid van de burgers. Zonder dat burgers het zelf willen (of weten) zullen camera’s, Smart Cards en biometrische technieken de controle en uitsluiting overnemen. Hieronder een zeker niet volledige lijst van ontwikkelingen die gaande zijn.
Videocontrole
Videoregistratie en -controle is al jarenlang het derde oog in de bewakingsbranche. Bedrijfsterreinen, overheidsgebouwen, toegangscontroles en winkelcentra, je ontkomt niet meer aan het spiedend oog van de camera. De laatste jaren duikt de videocamera steeds meer op aan de openbare weg met de mogelijkheid om alles en iedereen die passeert te registreren.
Dit vindt al op grote schaal plaats in Engeland. Meer dan 300.000 camera’s, gericht op de openbare weg, vormen een netwerk van gesloten videosystemen. In Nederland zijn dergelijke gesloten videocircuits flink in opmars. Veel winkelcentra zijn al voorzien, een aantal steden bespiedt de openbare weg en op korte termijn worden alle stations van zo’n systeem voorzien.
Gedigitaliseerde foto’s
De regering van Massachusetts (VS) heeft een nieuw plan ontwikkeld ter bestrijding van criminaliteit en fraude. Eind 1995 begon het met een computerdatabase die de gedigitaliseerde foto’s bevat van alle 4,2 miljoen autobezitters. Binnen âân seconde kan de database de foto’s ophoesten waardoor het beantwoorden van vragen als ‘wie was die bankrover of wie deed er mee aan die demonstratie’ simpel wordt. Het systeem doorziet vermommingen, omdat het vooral essentiäle kenmerken als gezichtsstructuur en pupilgrootte registreert. Alle foto’s kunnen tegenwoordig worden ingescand en vergeleken met de database. Het systeem is een moderne versie van het in Nederland beproefde kentekenregistratiesysteem.
De verwachting in de VS is dat de techniek (Computerized Facial Recognition (CFR)) op afzienbare termijn door de FBI en andere opsporingsdiensten gebruikt zal gaan worden en uiteindelijk zal leiden tot een nationaal ‘gezichts-herkennings-systeem’ vergelijkbaar met de overal al bestaande vingerafdruk-herkennings-systemen. Het systeem kan ook worden gebruikt als toegangscontrole-systeem, iets wat bij de Olympische Spelen van Atlanta en Sydney al zal gebeuren.
De techniek die gebruikt wordt is Optical Character Recognition. Een techniek waarbij videobeelden rechtstreeks worden omgezet in ASCI-tekens. Deze techniek wordt niet alleen toepasbaar gemaakt voor gezichtsherkenning, maar is in principe voor alles inzetbaar. In Nederland loopt bijvoorbeeld een proef om kentekens van auto’s op deze manier te kunnen vergelijken met de bestanden van de kentekenregistratie in Veendam. In de toekomst zal alle snelwegen op deze manier gesurveilleerd kunnen worden, zodat op elk moment van de dag kan worden afgelezen wie zich op welk deel van de weg bevond.
De Smart Card
Voor registratie en controle wordt steeds vaker een beroep gedaan op de zogenaamde ‘Smart Card’. Dit is een soort bankpasje met chip, waarop een behoorlijke hoeveelheid informatie kan worden opgeslagen. Het kan als toegangspasje worden gebruikt, als SOS-pasje in geval van nood, maar ook als uitgebreid medisch pasje of als identificatiepas.
In Nederland wordt de Smart Card momenteel gebruikt ter registratie en controle van vluchtelingen in de opvangcentra. Met een zogenaamd elektronisch W-document worden hun bewegingen geregistreerd en gecontroleerd.
In Duitsland zijn vergevorderde plannen om medische dossiers in Smart Cards op te slaan. In Engeland zijn voorstellen gedaan om een algehele identificatieplicht in te voeren waarbij in een Smart Card ook een electronische foto van de betreffende persoon wordt opgenomen.
Biometrics
Over de hele wereld wordt door bedrijven en overheden Biometry toegepast: het verzamelen, verwerken en registreren van gedetailleerde persoonlijke kenmerken. Bekendste vorm is de registratie van vingerafdrukken, stemherkenning en gedigitaliseerde opslag van pasfoto’s. Met behulp van deze technieken wordt in diverse landen aan allerlei uitsluitingsmechanismen gewerkt.
In Spanje wordt een vingerafdruksysteem voor werklozen opgezet, Rusland heeft een vingerafdruksysteem voor banktransacties aangekondigd, in Jamaica moet iedereen binnenkort eerst een afdruk van zijn of haar duim inscannen om mee te mogen doen aan de verkiezingen. Twee grote verzekeringsmaatschappijen in de VS, Blue Shields en Blue Cross, hebben plannen ontwikkeld om vingerafdrukken te maken van iedereen die in een ziekenhuis wordt opgenomen.
Chipknip
Digitale portemonnee, je stopt je chipknip in een apparaat, laadt hem op en kunt er dan mee betalen. Met dit centrale systeem wordt geregistreerd wie waar geld opneemt en betaalt. Het hele geldsysteem is hiermee in kaart te brengen. In Arnhem loopt een grote proef, de verwachting is dat het systeem volgend jaar landelijk kan functioneren.
Europese regelgeving
In toenemende mate wordt op Europees nivo bepaald wat door wie geregistreerd moet worden. Wat geregistreerd mÊg worden is daarbij nauwelijks aan beperkingen onderhevig. Er is ondertussen een steeds meer gemeenschappelijk beleid binnen Europa op het terrein van de binnenlandse veiligheid. De ontwikkelingen rond de Schengen-accoorden en de bevoegdheden van Europol geven daarbij ernstig te denken.
Europol en Schengen
Het doel van de samenwerking is niet langer alleen het vervolgen van criminaliteit, maar uitgebreide pro-actieve controle die zich richt op het voorkomen van criminaliteit. Het doel is te strijden tegen criminele activiteiten voordat ze kunnen plaatsvinden. Het begin van politie-activiteiten wordt daarmee vervroegd naar een stadium voorafgaande aan mogelijk crimineel gedrag. Het gaat niet meer om individuen op basis van gelijke rechten, maar om complete groepen waarvan het gedrag wordt beschouwd als marginaal, afwijkend, of potentieel gevaarlijk – niet aan de hand van criteria die door een wet bepaald zijn, maar door afdelingen belast met veiligheid en openbare orde.
Voorbeelden: Volgens artikel 46 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst mag de politie van een lidstaat ongevraagd informatie met andere verdragspartijen uitwisselen. De informatie heeft betrekking op “…het belang toekomstige misdaden te voorkomen en het voorkomen van misdaden tegen of bedreiging van de openbare orde en veiligheid”. Volgens deze redenatie bevat het Schengen Informatie Systeem (SIS) niet alleen de gegevens van mensen die verdacht worden van een strafbaar feit. Op grond van artikel 99.3 mogen gegevens ook worden opgeslagen en verwerkt voor ‘tactische observatie’ of ‘doelgerichte controle’. Dit kan onder andere “…op verzoek van autoriteiten belast met de staatsveiligheid, waar concreet ondersteunend bewijs aanleiding geeft aan te nemen dat de informatie (…) noodzakelijk is een serieuze bedreiging door de persoon in kwestie of andere serieuze bedreigingen voor de interne of externe staatsveiligheid te voorkomen”. Het Europol Verdrag voorziet in de mogelijkheid om data te verzamelen, te verwerken en te gebruiken over de volgende categorieën:
– criminelen en mogelijk toekomstige criminelen
– mogelijk getuigen van (toekomstige) misdrijven
– slachtoffers of toekomstige slachtoffers
– ‘contacten en associaties’
– mogelijke informanten
Het verdrag bepaalt echter niet wat voor soort persoonsgegevens opgeslagen mogen worden. In principe moet dit apart vastgesteld worden door het management. Het eerste voorstel om dit regelen bevatte een uitgebreide vorm van registratie met privacy-gevoelige gegevens zoals ras, politieke overtuiging, godsdienst, sexueel gedrag en gezondheid.
Als gevolg van het pro-actieve controle-denken vervaagt de scheiding tussen de bevoegdheden van politie en veiligheidsdiensten meer en meer. De in de Europol Conventie voorgestelde samenwerking omhelst niet alleen de politiediensten van de lidstaten, maar alle ‘bevoegde autoriteiten’, dat wil zeggen alle nationale diensten die op één of andere manier betrokken zijn bij het voorkomen en bestrijden van criminaliteit. Gezien het feit dat op grond van de wetgeving van sommige lidstaten inlichtingen- en veiligheidsdiensten al verantwoordelijkheid dragen voor de bestrijding van bepaalde vormen van criminaliteit, verschaft de Europol Conventie stilzwijgend en onvoorwaardelijk een rol voor veiligheidsdiensten. Hetzelfde kan gezegd worden over de Schengen Uitvoeringsovereenkomst die onder art. 99 verwijst naar de ‘autoriteiten belast met de staatsveiligheid’.
De definities van ‘crimineel gedrag’ en ‘bedreigende situaties’, die actie van de politie zouden moeten legitimeren, lijken nog vager te worden. Vage bepalingen openen de deur voor uitgebreide en willekeurige interpretatie.
Zowel de Schengen Uitvoerings Overeenkomst als de Europol Conventie moeten gezien worden als kaderwetten en juridische geraamten, die achteraf worden ingevuld door de uitvoerende organen die verantwoordelijk zijn voor de toepassing. Op dat moment krijgen zij hun werkelijke betekenis, maar dan hebben wetgevende organen geen stem meer.
De Europol Conventie bevat geen gemeenschappelijke definitie van wat nu een ‘terroristische’ misdaad is, noch geeft deze het enige duidelijke wettelijke omschrijving van wat beschouwd zou kunnen worden als ‘ernstige vormen van internationale criminaliteit’. Beide verdragen geven uitgebreide bevoegdheden met betrekking tot interpretatie en het uitvaardigen van nadere regelgeving aan de bestuurlijke of uitvoerende comitâ’s, waarvan de leden gekozen zijn door de regeringen van de lidstaten.
Nelson bezoekt rond kerst ’95 een coffeeshop aan de in Leiden. Er komen vaker mensen van buitenlandse afkomst daar op bezoek. De politie valt de shop binnen op zoek naar een bepaald persoon, die niet aanwezig is. Zij controleert Nelson op identiteitspapieren, die hij niet kan tonen. Hij wordt meegenomen, zit 24 uur vast in een politiecel en wordt weer op straat gedumpt. Hij ervaart deze persoonscontrole als bizar. De coffeeshop-houder meldt dat de politie niet zo vaak binnenvalt, maar wel coffeeshop-bezoekers net buiten de deur oppakt.
Gordon wil wel terug naar Kazachstan. Er is al geprobeerd hem uit te zetten naar Moskou, maar Moskou stuurde hem naar Kazachstan. Daar werd hij niet geaccepteerd, teruggestuurd naar Moskou, en Moskou stuurde hem weer naar Nederland. Hij heeft lang in verschillende illegalengevangenissen gezeten in Duitsland en in de Willem II Tilburg.
Hij probeert eind december ’95 via Duitsland uit te reizen en wordt ‘s nachts uit de trein geplukt door de BundesGrenzschutz. Gordon namelijk geen reis- en identiteitsdocumenten. Hij moet 400 USA-dollars betalen als een soort waarborgsom voor een eventueel proces en wordt gesommeerd Duitsland binnen 2 dagen te verlaten anders wordt hij weer gearresteerd. Behalve Gordon worden ook enkele andere mensen uit de trein gevist en beboet. Een poging in januari ’96 om een reispapier (laissez passer) te verkrijgen slaagt uiteindelijk bij de ambassade in Brussel. Gordon reist dan direct door naar Kazachstan.
Musa rijdt met twee anderen in een auto op een weg in Alkmaar en passeert een politieauto. De inzittenden zijn twee zwarte personen, waaronder Musa en een wit persoon, de bestuurder. De politieauto blijft achter hen rijden en maant hen dan te stoppen. De politie heeft het kenteken gecheckt en geconstateerd dat de auto onverzekerd is. De twee zwarte personen wordt om identificatiepapieren gevraagd, de chauffeur krijgt een boete. De twee worden meegenomen, geregistreerd, zitten 10 dagen in een politiecel en worden overgebracht naar de illegalengevangenis Willem II Tilburg. Musa zit daar ruim vijf maanden vast in vreemdelingenbewaring en wordt uiteindelijk weer op straat gezet. De ander zit ruim vier maanden vast, ook hij wordt gedumpt.
Melvin verspreidt elke morgen vroeg de krant. Op een keer wordt hij zomaar aangehouden, gecontroleerd en om identiteitspapieren gevraagd die hij niet kan laten zien. Opnieuw wordt hij meegenomen, naar hetzelfde politieburo, waar dezelfde politieambtenaar hem checkt. Al snel wordt duidelijk dat Melvin de aangehouden fietser is die de verkeerde kant op fietste, geregistreerd in de computer als vreemdeling.
Melvin vermeldt dat hij toen op straat gedumpt is en dat dat nu ook maar moet gebeuren. Echter, hij wordt opnieuw in een politiecel opgesloten, dit keer 12 dagen. De politie stelt hem allerlei vragen over hoe hij dan toch in vredesnaam als illegaal overleeft, waar hij woont, en hoe lang hij al hier leeft. Resultaat van een gesprek tussen Melvin en de politie is dat ze meegaan naar zijn huis om te zien hoe hij leeft en woont. Als zij dat gezien heeft, laat ze Melvin vrij, met de opmerking dat hij ver uit handen van politie dient te blijven.