De automatenbranche heeft het imago van een besmette sector. De gokwereld wordt van oudsher geassocieerd
met de handel in drugs en andere criminele activiteiten. Veel harde feiten om de slechte reputatie van het
gokwezen te bewijzen, zijn er niet, hoewel enkele gerichte onderzoeken plaatselijke gegevens opleveren die er
niet om liegen. Het Bedrijfschap Horeca trok in 1993 aan de bel; een vertrouwelijk onderzoek van het
recherchebureau Hoffman wees op een vergaande vervlechting van georganiseerde misdaad met de legale
horeca-branche, die liep via de handel en exploitatie van gokautomaten. De Rotterdamse hoofdcommissaris
Ottevanger beweerde in 1992 dat twintig procent van de speelautomatenhandelaren in de stad gelieerd is aan
organisaties die zich bezighouden met de handel in verdovende middelen en andere vormen van zware
criminaliteit. Horeca Nederland kwam met een schatting in dezelfde orde van grootte (Fijnaut e.a. 1993). Ook
Boerman noemt in zijn onderzoek in Rotterdam (1994) de betrokkenheid van leidende figuren uit het criminele
circuit in de speelautomatenhandel. Het al eerder genoemde politieonderzoek van het Amsterdamse HIT-team
toonde aan dat een vijftal criminele organisaties een groot deel (70 %) van de speelautomaten in handen
heeft, en de betrokkenen zich bezig hielden met de handel in drugs, wapens en prostitutie (Brief van Van
Riessen aan de burgemeester van Amsterdam, 1993).
Fijnaut cum suis (1993) stellen dat we te maken hebben met forse problemen van georganiseerde misdaad. Zij
wijzen daarbij vooral op de parallel tussen de directe en indirecte gokspelen; vooral daar waar automaten in
het geding zijn; investeringen in het benodigde onroerende goed, het opdringen van zakenrelaties, het
genadeloos exploiteren van andermans inspanningen, de dreiging met geweld en de toepassing daarvan en
meer. Overigens wijzen Fijnaut en de zijnen eveneens op de dubieuze rol die de gemeentelijke overheid in
de bestudeerde Rotterdams zaak heeft gespeeld: willens en wetens werden zakelijke overeenkomsten gesloten
met een vooraanstaand lid van de onderwereld die de financile middelen grotendeels verkreeg uit illegale
activiteiten. Tegen deze persoon liep tijdens de onderhandelingen zelfs een grootscheeps justitieel onderzoek.
Ook in de pers verschijnen regelmatig publikaties waarin gesproken wordt over calamiteiten die wijzen op
inmenging van de georganiseerde criminaliteit in de exploitatie van speelautomaten. Zo staat in een artikel
van Missets Horeca (1993) te lezen dat er bonussen van 10.000 tot 15.000 gulden worden betaald aan
horeca-ondernemers voor de plaatsing van gokkasten. Ook het aanbieden van leningen teneinde startende
ondernemers te binden, waarna de terugbetaling geschiedt door middel van automaten-exploitatie om niet.
Over de aard en omvang van alle genoemde feiten blijft het tasten in het duister, maar dat er iets aan de hand
is, lijkt duidelijk.
Boerman spreekt in zijn onderzoek (1994) het vermoeden uit dat, nadat als gevolg van politie-optreden een groot aantal illegale casino's in Rotterdam hun deuren moest sluiten, de betrokken gokbazen zich op de automatenexploitatie hebben gestort. Deze leidende figuren waren daarmee plotseling voor een belangrijk deel van hun inkomsten en de legitimering van inkomsten uit andere activiteiten afhankelijk van de gokautomatenexploitatie, meent de onderzoeker. Daartoe sloegen zij op grote schaal aan het vergroten van hun afzetgebied. Boerman constateert dat bijna tien procent van de door hem onderzochte 106 prominente horeca-ondernemers eveneens betrokken is bij de exploitatie van gokautomaten; naast hun horecaonderneming(en) hebben zij een speelautomatenbedrijf. Overigens kon de onderzoeker weliswaar aantonen dat er sprake was van een concentratie-tendens, maar niet dat dit een zaak was van de georganiseerde misdaad. Boerman noemt wel een aantal indirecte manieren waarop automatenhandelaren betrokken kunnen zijn bij de horeca. Zo kunnen ze de horeca-onderneming op naam van een stroman runnen of de zaak verpachten onder de voorwaarde dat er automaten worden geplaatst. Ook door de financiering van een startende horeca-onderneming kan deze voorwaarde worden gesteld.
Het Ministerie van Justitie schrijft in een concept-nota (1994) dat de gokautomatenbranche kampt met een criminaliteitsprobleem. Zij geeft toe dat het beperkende kansspelbeleid nog een andere reden heeft dan de bestrijding van gokverslaving alleen: het ministerie uit in de nota haar bezorgdheid over geruchten over misbruik van speelautomaten voor het witwassen van criminele vermogens en de druk die wordt uitgeoefend op horeca-exploitanten en bestuurders om automaten op te kunnen stellen (1994:3). Laten we nu onderzoeken welke aanwijzingen voor georganiseerde misdaad er bestaan in de speelautomatenbranche.
vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken