Nederland op zijn smalst. Een kleine groep jongeren vertrekt naar Syrië om te strijden tegen het regime van president Bashar al-Assad. Vervolgens buitelen ambtenaren van veiligheidsdiensten, politici en wetenschappers over elkaar heen met grote woorden als extremisten, radicalen, terroristen, getraumatiseerde kinderen (lees kindsoldaten) en ga zo maar door.
De op- en aanmerkingen hebben niets met de actuele situatie in Syrië te maken, maar met de hypothetische Nederlandse situatie in de toekomst. Want de veiligheidselite is volstrekt niet geïnteresseerd in het wel en wee van de burgerbevolking in Syrië. Nee, de getraumatiseerde jongeren zouden zomaar voor een tweede Alphen aan de Rijn kunnen zorgen, waar een jongen twee jaar geleden in een winkelcentrum een bloedbad aanrichtte door om zich heen te schieten.
Eigenlijk is het schandalig dat de jongeren op deze manier worden weggezet. De wereld kijkt toe hoe de Syrische burgeroorlog tienduizenden, zo niet honderdduizenden burgerslachtoffers eist. We zien op foto’s van fotografen van het Amerikaanse persbureau AP (die daarvoor een Pulitzerprijs krijgen) dat het Syrische werelderfgoed en samenleving aan gruzelementen wordt geschoten, en wat doet de veiligheidselite? Die maakt zich druk over tientallen jongeren die de durf hebben om hun eigen leven in de waagschaal te leggen voor het ten val brengen van dictator Assad. Lef, welke door diezelfde wetenschappers, ambtenaren en politici – die zich waarschijnlijk nog nooit van hun leven daadwerkelijk fysiek hebben ingezet voor de verbetering van de mensenrechten in de wereld – wordt geduid als een heilige oorlog gevoerd door de Al Qaeda-strijders van Syrië.
We zijn genoegzaam vergeten dat we decennia lang de dictator en zijn familie hebben gesteund. Zoals we ook de dictators van de rest van de Arabische wereld hebben gepamperd met wapens, geld en economische relaties. Immers, de Shell’s, ABN AMRO’s, de Haskoning’s waren niet vies van het handeldrijven met dictators. Of dat nu in Syrië was of Egypte, Lybië, Bahrein of elders in de Arabische wereld. We zijn ook vergeten dat Al Qaeda, de mudjahideën, de Taliban, of hoe je de religieus georiënteerde strijders ook noemt, de kastanjes uit het vuur hebben gehaald in een alles vernietigende oorlog tegen de Russen in Afghanistan. Dat zij toen het beste georganiseerd waren in die strijd, en ook nu omdat zij strijden vanuit een ideologie.
Het Westen lijkt teleurgesteld in de Arabische Lente. De volken aan de Middellandse Zee en op het Arabisch schiereiland hebben niet massaal de Amerikaanse of Europese consumptiemaatschappij omarmd. We zijn even vergeten dat wij die dictators tot het laatste militair hebben bevoorraad. Meestal wordt dan beschuldigend naar de Russische of Iraanse wapenindustrie gekeken, maar ook Belgische, Ierse, Amerikaanse, Italiaanse, Franse, Nederlandse en andere wapenfabrikanten hebben hun graantje meegepikt in de hoogtijdagen van het Assad-regime.
Het is bijna ironisch te noemen dat die Nederlandse jongeren nu met hypermoderne westerse wapens door het Syrische leger worden beschoten. Zij zullen hierbij zeker het onderspit delven. Geen training in een onbekend land, overgeleverd aan commandanten die hen zien als kanonnenvolk voor de betere grondsoldaten, zullen de meeste jongeren het er niet levend vanaf brengen. Niet getraumatiseerd, maar als lijk zullen zij de weg terugvinden naar Nederlandse bodem.
Deze jongeren doen echter iets waar wij te schijterig voor zijn, terwijl wij ons wel opwinden over de hoeveelheid leed die Assad opnieuw, maar nu in een burgeroorlog, aanricht. Wij voeren als excuus aan dat er geen structuren zijn, geen solidariteitsbeweging vanuit een ideologie die ons aanspreekt. Dat deze jongeren zich laten leiden door een religieuze ideologie maakt de burgeroorlog in het land nog niet meteen tot een heilige oorlog. Het lijkt er bijna op dat ‘het Westen’ terug verlangen naar de martelkamers van de junta’s in de Arabische wereld die ons rust en duiten opleverde.
Deze tientallen Nederlandse jongeren treden in de voetsporen van de solidariteitsbewegingen met onderdrukte volken in Azië, Afrika en Latijns-Amerika in de jaren zeventig en tachtig. Met de strijders die vochten tegen Franco ten tijde van de Spaanse burgeroorlog. Met de Tanja Nijmeijer’s die zich aansluiten bij guerrillagroepen overal in de wereld. Hoeveel interesse hebben we daadwerkelijk in het verhaal van deze Syriëgangers en hoe serieus nemen we ze? Of bekijken we ze alleen maar door een islamofobe, anti-jihadistische en anti-radicale bril en beschrijven we ze als een stel extremisten uit een ver verleden die Spanje willen herbezetten? Een gematigde solidariteitsbeweging met groepen in de Arabische wereld is er nauwelijks. En dat is niet alleen een zaak van moslims. Steun aan de democratisch gekozen Hamas of Moslimbroeders wordt al snel vertaald in ondersteuning van het terrorisme. ‘Rekruteurs’, ‘ronselaars’ en andere contact personen binnen de radicale islam zijn de enige die overblijven als je een bijdrage wilt leveren aan het ten val brengen van de Assads.
De jongeren die afreizen naar de Syrische hel mogen dan misschien straks bloed aan hun handen hebben, maar nog altijd minder bloed dan de mannen en vrouwen in de boardrooms van grote financiële instellingen die wapenleveranties mogelijk maken, de oliemaatschappijen, de wapenindustrie, de inlichtingendiensten die verdachten uitleveren aan ‘bevriende’ geheime diensten met hun black sites (lees: martelgevangenissen), de politici die keer op keer laten zien hoe passief zij zijn en de wetenschappers die het allemaal beter weten en deze jongeren onnodig stigmatiseren.
Hoewel de jongeren geen schijn van kans maken tegen een getraind en door Rusland en het Westen beter bewapend Syrisch leger, hebben wij ontzag voor de keuze om iets te doen aan het leed aldaar. Of dat nu religieus georiënteerd is of niet is voor ons van minder belang. De groepen die de politici in het westen steunen zijn vooral uit op baantjes in het Syrië na Assad en lijken zich nog minder te bekommeren om de bevolking dan wij. Al geloven wij niet in het instituut van de monarchie, voor deze Nederlandse jongeren maak wij een uitzondering. Zij verdienen een Koninklijke onderscheiding, ook postuum. Respect.
artikel als pdf