Als het maar rustig blijft in Bergen op Zoom
Tussen 2008 en 2010 heeft de Regionale Inlichtingendienst (RID) Midden- en West-Brabant ervoor gezorgd dat een nieuwe politieke groepering in Bergen op Zoom van begin af aan werd tegengewerkt. De groep Vonk kreeg buitengewoon veel aandacht van politie en overheid, en er werd zelfs een informant in haar midden gerund door de RID.
Het verhaal begint in 2008. Een aantal jeugdvrienden (leeftijd 16/17 tot 19/20 jaar) besluit zich te verzetten tegen de komst van de extreem-rechtse Nederlandse Volksunie (NVU) in hun stad. Uit stukken die Buro Jansen & Janssen via de Wob in handen kreeg, blijkt dat de lokale overheid zwaar had ingezet op de extreem-rechtse demonstratie. Niet alleen de NVU, maar ook de tegenstanders, en vooral mogelijke aanhangers van AFA, worden nauwlettend in de gaten gehouden. In werkelijkheid verloopt de door het ‘Comité geen fascisten in onze stad’ (later Vonk) georganiseerde tegengeluid rustig.
Toch zal de komst van de NVU naar Bergen op Zoom voor de RID genoeg reden zijn om in vroeg stadium een informant onder de leden van Vonk te werven. De ontwikkelingen rondom de groep jongeren worden op de voet gevolgd. Een pand dat al tien jaar leeg staat kraken, een infoavond over Griekenland, bedreigingen vanuit extreemrechts, samen aan een demonstratie in een ander stad deelnemen, alles wordt geduldig door de overheid vastgelegd. De RID vervolgt haar inlichtingenoperatie ook als deze idealistische jongeren een politieke partij oprichten om mee te doen aan gemeenteraadsverkiezingen in Bergen op Zoom. Politie en gemeente hebben ondertussen een omvangrijk dossier over de groep en haar leden samengesteld.
Pas eind 2010 blijkt dat jeugdvriend en zelfverklaarde apolitieke basgitarist Bram B. informant is voor de RID. Bram zegt dat de politieagenten hem tijdens het eerste gesprek voorspiegelden dat de demonstratie van de NVU uit de hand was gelopen en dat de leden van de groep ‘Comité geen fascisten in onze stad’, de voorloper van Vonk, daarom in de gaten moesten worden gehouden. Bram B. had ook schulden en was daarom chantabel. Hij beweerde tijdens een van de gesprekken met Vonkleden dat de agenten hem een schrikbeeld hadden voorgehouden van een man die met de RID samenwerkte en dat op een gegeven moment aan zijn vrouw had verteld. Volgens de RID’ers zou deze vrouw hem verlinkt hebben en leeft de man nu ergens anders onder een andere naam. Bram was dus een gewaarschuwd mens.
Bram B. verschafte onder andere op verzoek informatie over geplande activiteiten van Vonk, hielp de RID aan namen van de leden en identificeerde mensen op foto’s. De RID was geïnteresseerd in de activiteiten van de groep tegen racisme, fascisme en extreem rechts, maar toont ook interesse in de CJB, de NCPN, dierenrechten activisten, de politieke partij Vonk en allerhande activiteiten van de idealistische jongeren.
Na zijn ontmaskering is Bram door verschillende mensen geconfronteerd. Een jeugdvriend die achter jouw rug met de politie gaat praten over jouw leven, ideeën, meningen en activiteiten, dat maakt diepe indruk. Ook met Buro Jansen & Janssen heeft Bram een paar keer contact gehad, maar een duidelijke reconstructie van zijn rol blijft moeilijk. Stukken die via de WOB zijn opgevraagd geven hierbij een ontluisterende inkijk in de complete handelswijze van RID, politie en gemeente.
Bram geeft aan zich verrader te voelen, maar ook weer niet. “Na mijn laatste contact met de RID, heb ik vermeld er niet meer mee door te willen gaan en me een verrader voel tegenover vrienden. Dat was nogal een dubbel gevoel, want ik vond me geen verrader, aangezien er geen sprake is geweest van spionage of doorspelen van informatie. Toch voelde het zo.”
Bij het verwerkingsproces van de infiltratie zijn diverse vragen gesteld ook politieke. Een actieve groep wil immers graag weten ‘wat er mis is gegaan’, en graag leren van de ‘misstap’ van iemand die dan wel misschien geen ‘kernlid’ was, maar zeker een goede vriend. De beslissing van Vonk en Buro Jansen & Janssen om uiteindelijk met het volledige verhaal naar buiten te treden, is dan ook niet ingegeven door wrok of wraakgevoelens, maar door een zekere politieke onmacht.
De overheid vliegt lelijk uit de bocht met de infiltratie van Vonk, en de gewezen informant geeft niet langer thuis. Een groep als Vonk rest vervolgens weinig anders dan de openbaarheid te zoeken. Omdat Bram verdere medewerking heeft geweigerd is het van belang dat dit verhaal niet alleen in Bergen op Zoom, maar ook in de rest van het land bekend wordt. Hij heeft immers als muzikant vele kraakpanden en alternatieve podia bezocht, waarbij onbekend is of hij daar ook gesprekken is aangegaan uit oogpunt van informatievergaring
Los van de rol van Bram B. roept zijn functie als informant ook vragen op over controle en toezicht op een dienst als de RID en haar baas de AIVD. Vonk, die inmiddels is opgeheven, was een open actiegroep. Op geen enkel moment in haar bestaan, zowel onder de namen ‘Comité geen fascisten in onze stad’, ‘Comité Artikel 1’ en Vonk vormde zij een bedreiging voor de rechtsorde of de democratie.
De jongerengroep verzette zich met open vizier tegen extreem-rechts. Zij ging het debat aan met de burgemeester, maakte deel uit van de Jeugdraad van de stad, kondigde haar acties en demonstraties openlijk aan, nam deel aan het politieke debat en de gemeenteraadsverkiezing, liet de politie binnen na de kraak van de Vips, toonde op verzoek legitimatiebewijzen en bezocht het politiebureau om nader uitleg te geven over hun activiteiten.
Hoeveel intimidatie moet je als jongere accepteren? En hoeveel intimidatie van de overheid is geoorloofd om mensen hun deelname aan het maatschappelijk proces te frustreren? Zicht hebben op mensen die mogelijk in de fout kunnen gaan, was dat de reden van deze inlichtingenoperatie? Is dat niet een open-einde opdracht die infiltratie in elke organisatie mogelijk maakt? Want per slot van rekening kan een ieder altijd een keer een fout begaan.