• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Den Bosch fouilleerde niet om wapenbezit maar voor opsporing

    Geen raadsdebat, geen noodzaak, geen onderbouwing en geen verantwoording voor de inzet van een ingrijpende maatregel als preventief fouilleren in de jaren 2004/2005 in Den Bosch. Het argument ‘wapenbezit’ gaat ook al niet op, zo blijkt uit de volgende analyse van de politie-acties van destijds.

    In Den Bosch werd in 2004/2005 uitgebreid gefouilleerd op straat, maar het moest daarbij wel gezellig blijven. ‘Een grimmige sfeer is ongewenst. Preventief fouilleren in Rotterdam (bijv. Kruiskade) heeft vooral de uitstraling van een uiting van ‘laten zien wie er de baas is” (notitie regiopolitie Brabant-Noord district Den Bosch, 3 mei 2004). Vandaar dat in het proces-verbaal over het fouilleren van 4 juni 2004 staat vermeld dat het ‘sfeerbeeld goed was, veelal positieve reacties’.

    ‘Het sfeerbeeld was goed’, beweren de agenten, maar een bezoeker van de Brabantse stad dacht daar beduidend anders over. “Ik vind dat de atmosfeer in de stad door zo’n actie, hier bedoel ik mee die fouillering, de stad grimmiger maakt. Ik vind het een beetje dreigend over komen. Ik vind zo’n actie vervelend. Ik vind het zeker vervelend als er zoveel agenten bij staan en mensen met een ander uniform. Ook waren er honden.”

    De man wilde zich niet laten fouilleren en werd aangehouden. Plots was er in Den Bosch dan toch een sfeer van ‘wie er de baas is’, maar het sfeerbeeld was goed. Het zijn net teksten uit een advertentie, maar bepaald geen reclame voor de rechtsstaat. De toon was gezet. De politie wil ook wel eens wat, maar het moet wel gezellig blijven. Maar fouilleren is nooit gezellig. Daarom leken bestuur en politie van Den Bosch het nodig te vinden om zich in allerlei bochten te wringen om zich te verantwoorden voor het publiekelijk betasten van haar inwoners.

    Drugsoverlast

    Voor het toepassen van het middel preventief fouilleren moet een gemeente in eerste instantie de APV, Algemeen Plaatselijke Verordening, aanpassen. In Den Bosch is dit dan ook gebeurd. De wijziging werd aangenomen op 8 juli 2003. Het debat rondom deze wijziging speelde zich af tegen de achtergrond van problemen in de wijk ‘t Zand, gelegen tussen het treinstation van Den Bosch aan de rand van de binnenstad.

    Tijdens de commissie voor Bestuurszaken van 17 maart 2003 gaf de burgemeester toe dat “als je de cijfers analyseert de drugsoverlast in de stad teruggelopen is. Met uitzondering van ‘t Zand.” In ‘t Zand was ondertussen door de gemeenteraad afgesproken om een locatie voor drugsgebruikers te openen. Tijdens de commissievergadering werd stilgestaan bij de mogelijke overlast en de maatregelen die de beheersdriehoek voorstelde om de overlast zoveel mogelijk te beperken.

    Om zijn woorden kracht bij te zetten gaf de burgemeester aan dat er “dit jaar op zeven situaties zwaar is ingezet: De binnenstad, Hinthamerstraat, ‘t Zand en de vier wijkveiligheidcontracten.” De extra maatregelen leken meteen vruchten af te werpen: “Het extra toezicht heeft inmiddels in de Hinthamerstraat geleid tot 375 verbalen (vooral parkeren) en in ‘t Zand tot 250’.” De woorden ‘vooral parkeren’ maken duidelijk hoe breed het woord overlast wordt opgerekt.

    De problemen in de wijk ‘t Zand werden begin 2003 behandeld in de commissie Bestuurszaken. Er werd een inventarisatie gemaakt en een plan van aanpak genaamd Beheersbaarheid drugsoverlast ’t Zand. Een van de maatregelen die werden voorgesteld in het plan van aanpak was het gebruik van APV artikelen (samenscholing, verblijfsontzeggingen en preventief fouilleren). Bij de paragraaf over fouilleren staat genoteerd dat wijziging van de APV het mogelijk maakt ‘om een deel van ’t Zand aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied’.

    Zoals blijkt uit het gebruik van het fouilleren in de binnenstad lag de nadruk niet op ’t Zand, maar op de Parade. In het rapport van 25 februari 2003 wordt vermeld dat ‘de drugsoverlast in de wijk ’t Zand niet van recente datum is’. ‘Het aantal geregistreerde incidenten is hoog’, al schommelen deze. Bewoners van de Sintstraten bijvoorbeeld, een deel van de wijk, geven echter wel aan dat ‘zij anderhalf jaar geleden veel last hadden van dealers maar dat, dat toen goed is aangepakt’. Zij wijzen er echter wel op dat zich opnieuw een drugspand in hun buurt bevind. De gemeente lijkt niet erg alert te reageren op de problemen.

    Drugsopvang

    Mei 2001 opende de dag- en nachtopvang voor harddrugsverslaafden aan de Oranje Nassaulaan in ’t Zand zijn deuren. De buurt verzette zich al jaren tegen de opvang. Bewoners wilden niet meer met de gemeente praten. Allerlei juridische procedures werden in gang gezet om de opvang tegen te houden. In de rapportage van februari 2003 staat dat ‘naar het gevoel van de ondernemers de hele buurt onguur is geworden’.

    Die mening is niet in overeenstemming met de opening van de opvang en lijkt eerder op de wijze waarop bestuur en politie de vinger aan de pols houden. ‘Bij de opening van de drugsopvang reageerde de politie alert op allerlei telefoontjes, nu zie je dat wegebben’ en zijn ‘de ondernemers zeer ontevreden over de politie’. De politie reageert niet op klachten, heeft geen tijd.

    Ook bewoners uit de buurt maken hun beklag. “Het gevoel van onveiligheid is in deze wijk sterk toegenomen. Er zijn veel auto-inbraken, insluipingen in woningen en in de(onbewaakte) fietsenstalling worden veel fietsen gestolen”, zeggen bewoners van de Maijweg. Zij hebben dezelfde klacht als ondernemers. “De politie reageert niet adequaat op meldingen van bijvoorbeeld overlast en dealen. Ook koppelt de politie niet terug wat er met de signalen en klachten is gedaan. Ze zoeken geen contact met de bewoners. Het door de gemeente beloofde intensieve toezicht is uitgebleven.”

    Een buurt met een historie aan overlast wordt opgezadeld met een opvanglocatie en lijkt niet de beloofde zorg van de politie te krijgen. Volgens de ondernemers in het begin nog wel, maar dat ebde al snel weg. Opvallend is dan ook de formulering van de conclusie in het rapport: ‘Waar wij geen enkele bereidheid ontmoeten om het gesprek aan te gaan wordt het wel erg moeilijk om draagvlak te vinden voor een voorziening of voor maatregelen. Ook wordt het moeilijk, zo niet onmogelijk, goed en snel in te spelen op klachten en onveiligheidsgevoelens van bewoners van de dichtst bijgelegen straten’.

    Nu verdienen drugsgebruikers ook een plek en is het moeilijk om met de buurt af te stemmen als er geen communicatie is. De bewoners en ondernemers zeggen echter iets heel anders. De politie koppelt niet terug, reageert niet adequaat, bureaucratisch, geen contact. Dat is forse kritiek, misschien is het logisch dat bewoners dan niet meer communiceren met de gemeente. Daarnaast geven de mensen uit de buurt ook aan wat de oplossing van het probleem zou kunnen zijn. Het intensieve toezicht zou veel onvrede kunnen wegnemen.

    Geen debat over APV

    Een paar maanden na de behandeling van de nota over ’t Zand blijkt tijdens de commissievergadering, waarin de wijziging van de APV wordt besproken, dat er vier partijen (CDA, Bosch Belang, D66 en de SP) afwezig zijn en vijf andere partijen (Leefbaar ’s-Hertogenbosch en Rosmalen, VVD, Rosmalens Belang, PvdA en De Stadspartij) geen mening hebben over de ingrijpende maatregel.

    Alleen GroenLinks heeft een mening, maar die blinkt niet uit in helderheid. Fractielid Schouten “kan instemmen met preventief fouilleren wanneer dat in nadrukkelijke relatie staat met illegaal wapenbezit.” Vervolgens zegt burgemeester Rombouts “dat alleen preventief gefouilleerd wordt wanneer de agent in de veronderstelling is dat er sprake is van wapenbezit”, waarmee GroenLinks tevreden is.

    Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Kamer is aangegeven dat fouilleren gericht moet zijn op wapenbezit. Daartoe is naast de Gemeentewet de Wet Wapens en Munitie (WWM) gewijzigd. De Opiumwet is niet gewijzigd in het kader van preventief fouilleren.

    Toch legt ook de enige partij die zich in het debat mengt een verband met drugsgebruikers door tijdens de vergadering te vragen: “Wat betreft preventief fouilleren, hoe wordt de relatie met harddrugs getoetst?” (vraag Schouten van GroenLinks). Burgemeester Rombouts antwoordt dat ”de wettelijke maatregel preventief fouilleren ook mogelijk maakt zonder concrete verdenking”. Of er op drugs wordt gecontroleerd bij het fouilleren is dan nog niet duidelijk.

    De vermenging van overlast met verkeerd parkeren en drugsbezit aan de ene kant en het middel preventief fouilleren aan de andere kant, schetst de onduidelijkheid over de doelen van het fouilleren in Den Bosch. De problemen om de wijk ‘t Zand, een van de redenen voor het wijzigen van de APV, speelt allang geen rol meer in het debat.

    Op 8 juli 2003 wordt de APV van Den Bosch gewijzigd. Toch duurt het bijna nog een jaar voordat het eerste aanwijzingsbesluit door burgemeester Rombouts wordt afgegeven. Waren de problemen in ’t Zand dan eigenlijk niet zo erg? Waarom was de wijziging van de APV eigenlijk nodig?

    Noodzaak risicogebied

    Op 17 mei 2004 vindt er een overleg plaats tussen de korpschef van de regiopolitie Brabant-Noord, de hoofdofficier van justitie van het parket Den Bosch en de burgemeester. Uit het verslag: ‘De drie partijen zijn het er over eens dat de situatie in ‘s-Hertogenbosch zoals geschetst door de districtschef, zodanig ernstig is dat aanwijzing van een veiligheidsrisicogebied noodzakelijk is geworden’.

    Burgemeester Rombouts vat de ernst van de situatie samen in een brief aan de gemeenteraad, die slechts ter informatie wordt aangeboden. Er zal geen debat over plaatsvinden. ‘Ik ben tot aanwijzing overgegaan omdat uit het advies van de politie blijkt dat zich in de Bossche binnenstad in een jaar tijd 77 incidenten hebben voorgedaan waarbij wapens zijn gebruikt of aangetroffen zonder dat daar gericht naar is gezocht. Die situatie is zodanig ernstig dat mijn aanwijzingsbesluit noodzakelijk is. Ik ben van mening dat het belang van het voorkomen van wapenbezit onder deze omstandigheden zwaarder moet wegen dan de betrekkelijke vrijheidsbeperkingen die het gevolg zijn van de verplichting om mee te werken aan de controle op wapenbezit.’

    Plat gezegd gaat de burgemeester over tot het betasten van burgers op grond van het cijfer 77. Of dit aantal een forse stijging is in vergelijking met 2003 en de voorgaande jaren wordt niet duidelijk uit de brief. Technisch gezien zou deze brief, en daarmee het onderliggende onderzoek van de politie, volstrekt onvoldoende zijn voor het aanwijzen van een risicogebied. Om inzichtelijk te maken dat de situatie in de Bossche binnenstad explosief is, zou er een duidelijke analyse moeten zijn van de afgelopen jaren. De brief geeft geen inzicht in deze situatie.

    Het aanwijzingsbesluit van de burgemeester voor de periode van 17 mei 2004 tot 31 juli 2004 geeft ook al geen duidelijkheid. Was in 2003 de situatie in de wijk ’t Zand nog zorgelijk, bij de aanwijzing van het gebied wordt ’t Zand niet meegenomen. Alleen het Stationsplein, de Stationsweg, Stationspasserelle en de Wilhelminabrug vallen onder ’t Zand. Uit de brief wordt niet duidelijk waarom besloten is het gekozen gebied als risicogebied aan te wijzen.

    Het is burgemeester Rombouts echter ernst. De binnenstad van zijn gemeente staat in brand. Er moet ‘ernstig gevreesd worden voor verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens’. Eerdere maatregelen hebben niet geholpen. Hoe lang die maatregelen zijn ingezet en of ze zijn geëvalueerd wordt niet duidelijk gemaakt. De maatregelen zijn ontoereikend en daarom moet er gefouilleerd worden. Het moet echter wel leuk blijven in Den Bosch. Rombouts gebruikt ‘zijn bevoegdheden voor zover dat strikt noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde.’ De Bosschenaren kunnen gerust ademhalen. Er is niets aan de hand, de burgemeester heeft het goed voor met de bewoners en bezoekers van Den Bosch.

    Kopie

    Of is het tóch niet helemaal pluis. Een jaar later, 21 maart 2005, vaardigt Rombouts opnieuw een aanwijzingsbesluit voor een risicogebied uit. Er is niets veranderd, de situatie is al even ernstig en verontrustend. Het enige verschil tussen de twee genomen besluiten zijn drie toegevoegde straten in de wijk ’t Zand: Oranje Nassaulaan (waar de drugsopvang is gevestigd), Luijbenstraat en Van der Does de Willeboissingel.

    De brief aan de gemeenteraad lijkt een kopie van die van een jaar eerder, met als enige verschillen de datum en de vermelding van extra straten en het cijfer 89 in plaats van 77. In beide brieven wordt onderstreept dat fouilleren een zwaar middel is. ‘Bij het opnemen van artikel 10 C in de APV is aan de orde geweest dat bij het toepassen van de verleende bevoegdheid niet lichtvaardig te werk moet worden gegaan’, schrijft Rombouts beide keren aan de gemeenteraad.

    Er moet niet ‘lichtvaardig te werk worden gegaan’. Waarom wordt dan de brief en het aanwijzingsbesluit gekopieerd? En waarom wordt de indruk gewekt dat het heel ernstig is gesteld met de veiligheid in het gebied? De woorden ‘niet lichtvaardig’ keren niet terug in de argumenten voor de noodzaak om te gaan fouilleren. Ook vanuit het openbaar ministerie klinkt geen enkel onvertogen woord. Het OM geeft gedwee de lasten tot fouillering uit handen en de politie kan aan het werk.

    Onder de kop Fouilleren levert erg weinig op bericht het Brabants Dagblad oktober 2004 over het fouilleren in de binnenstad. Districtschef P. Verschuur van Den Bosch: “De controles hebben niet veel opgeleverd. Maar het middel heeft een preventieve werking en dat is ook van belang. Wat mij betreft gaan we er voorlopig mee door.”

    Hoe Verschuur weet dat er een preventieve werking van het middel uitgaat, wordt niet vermeld. Wel is duidelijk dat er weinig wordt aangetroffen met fouillering. In het jaar dat er voor het eerste gefouilleerd werd, nam het aantal geweldsincidenten toe van 77 in 2003 naar 89 in 2004. De preventieve werking van Verschuur wordt niet zichtbaar in het aantal geweldsincidenten in 2004.

    Van een noodzaak om te gaan fouilleren lijkt geen sprake op basis van de openbare communicatie van de burgemeester. Een Bosschenaar kan tegen het aanwijzingsbesluit in beroep gaan, maar zal het dan moeten doen zonder de notities van de politie. Die stukken zijn niet openbaar.

    E-mail

    Dat er lichtvaardig met het middel wordt omgegaan blijkt uit een email-correspondentie tussen de politie en het openbaar ministerie. De politie wil graag onschuldige mensen fouilleren, maar is te laat voor het driehoeksoverleg van 21 maart 2005. De officier van justitie zal geen enkel moment hebben stilgestaan bij het besluit en ook niet kritisch gekeken naar de noodzaak.

    De politieagent van district Den Bosch schrijft: ‘Wil je eens kijken of het OM hiermee zonder een samenkomst van de driehoek kan instemmen. […] Als jij het er mee eens bent en geen behoefte hebt aan nader overleg kunnen we constateren dat een aanwijzingsbesluit na overleg met de officier van justitie is genomen. In dat geval kunnen we volgende week e.e.a. administratief afwerken’.

    Vanuit het openbaar ministerie wordt gereageerd met: ‘De volgende keer moet het echt eerder aangekaart worden zodat dit kunst en vliegwerk achterwege kan blijven. Het is niet zo dat het doel altijd alle middelen heiligt maar ik wordt wel graag tot de rekkelijken gerekend’.

    Het doel heiligt echter wel de middelen want een paar uur later is de boel rond. Op donderdag 17 maart 2005 om 14:58 wordt administratief besloten om onschuldige Bosschenaren te gaan betasten. Lichtvaardiger kan het niet en het feit dat het aantal geweldsincidenten in 2004 is toegenomen ten opzichte van 2003 geeft nog eens aan hoe slecht de onderbouwing van het zware middel is.

    Onderbouwing?

    De aanwijzingsbesluiten van 17 mei 2005 en 21 maart 2005 worden genomen op basis van een ‘advies’ van de chef van het politiedistrict Den Bosch. Dit advies betreft een notitie preventief fouilleren van 3 mei 2004 en een voorstel van 4 maart 2005. Daarnaast ligt er nog een voorstel om te fouilleren rond de voetbalwedstrijd Nederland tegen Letland op 23 juni 2004. Ook rond de ongeregeldheden in de Graafsewijk van april 2005 naar aanleiding van het SBS tv-programma Probleemwijken wordt een noodverordening met fouilleren van kracht. De noodverordening met fouilleren wordt ook uit de kast gehaald op 23 mei 2009 voor een demonstratie van de Nederlandse Volks-Unie (NVU).

    De notities van 3 mei 2004 en 4 maart 2005 dienen als onderbouwing van de aanwijzingsbesluiten in 2004 en 2005. Het fouilleren rond de interland Nederland – Letland viel binnen het besluit van 17 mei 2004. De twee andere keren dat Den Bosch graag wilde fouilleren, maakte het middel onderdeel uit van de noodverordening. De noodverordening is een verregaande maatregel waarbij de burgemeester een soort noodtoestand uitroept over de stad of een deel van de stad.

    Op 3 mei 2004 schrijft het district Den Bosch dat er 77 incidenten hebben plaatsgevonden met wapens ‘zonder dat daar door de politie gericht naar gezocht werd’. De politie zegt zelf dat het om een ‘flink aantal incidenten gaat’. De onderbouwing van het fouilleren komt voort uit het feit dat in de eerste vier maanden van 2004 het aantal incidenten lijkt toe te nemen. Volgens de notitie is het aantal incidenten in februari 2004 met drie toegenomen in vergelijking met februari 2003.

    De politie wil met de toename een signaal afgeven, want in juni en juli 2003 stond de teller ook al op zeven. Wat gaat er in juni en juli 2004 gebeuren, lijkt de toon van de notitie. Om het cijfer van februari een beetje cachet te geven wordt het cijfer van het eerste kwartaal aangehaald, 27 maar liefst. ‘Zeer zorgelijk daarbij is de trend die blijkt uit de cijfers van het eerste kwartaal van 2004’, staat in de notitie. Waar het cijfer 27 vandaan komt, wordt niet vermeld. De situatie wordt afgeschilderd als explosief. Gekoppeld aan de eerste zin van de notitie ‘wapen bezit en gebruik zijn in Nederland groeiende, dit is een zeer gevaarlijke tendens’, wordt Den Bosch rijp gemaakt voor het fouilleren.

    Geen onderbouwing!

    Wat is er echter werkelijk aan de hand. Eerst de tekst. Het lijkt mee te vallen in Den Bosch, het gaat eigenlijk erg goed lijkt de toon in de tweede alinea. ‘In ‘s-Hertogenbosch hebben zich tot op heden weinig zeer ernstige incidenten met dodelijke afloop voorgedaan’. En de cijfers lijken zelfs te dalen: ‘In vergelijking tot voorgaande jaren (2000/2002) is een lichte daling zichtbaar in het aantal geweldsincidenten’.

    De veiligheid in Den Bosch zit in de lift. De politie voegt echter bij elke positieve tendens een negatieve aantekening. De mannen en vrouwen in het blauw lijken zelfs helderzienden. ‘Het feit dat er hier nog weinig ernstige incidenten hebben plaatsgevonden is echter geen reden aan te nemen dat het probleem van wapenbezit hier niet aanwezig is’.

    Waarop deze kennis is gebaseerd, blijkt uit de volgende zin van de notitie. In Gorinchem heeft een schietpartij in een café plaatsgevonden. Omdat dit ook in Den Bosch kan gebeuren, moet er worden gefouilleerd. Om dat nog eens te onderstrepen wordt de positieve trend van 2000/2002 onderuitgehaald door te stellen dat ‘daartegenover juist een stijging van het aantal incidenten staat waarbij sprake is van wapengebruik’.

    De regiopolitie Brabant-Noord wil dolgraag onschuldige burgers lastig vallen, ook al lijken de cijfers het tegendeel te bewijzen, want cijfers over het wapengebruik en de geweldsincidenten worden niet helder en eenduidig weergegeven. De indruk bestaat dat de politie volstrekt willekeurig cijfers opdiept of ze zelfs fabriceert.

    Laten we eens kijken naar de cijfers van het eerste kwartaal. Een kwartaal bestaat in principe uit drie maanden, in dit geval de eerste drie van het jaar. Als de tabellen op pagina 1 van de notitie van 3 mei 2004 en de notitie van 4 maart 2005 worden bekeken, wordt duidelijk wat er met willekeur wordt bedoeld. In de notitie van 2004 komt in het eerste kwartaal het aantal incidenten van 2003 op tien neer en in 2004 op 12. In de notitie van 2005 is het aantal van het eerste kwartaal van 2004 echter gegroeid tot 16 (zie bijgevoegde tabel).

    Worden de eerste vier maanden van 2003 en 2004 genomen als maat, dan blijkt uit de cijfers van de tabel op pagina 1 van de notitie uit 2004 dat het aantal incidenten niet is toegenomen. In 2003 en 2004 komt het aantal incidenten op 15. Worden de cijfers vergeleken met de notitie uit 2005 dan is het aantal incidenten plotseling toegenomen met 10 en komt het uit op 25. Waar het cijfer 27 uit de tekst op is gebaseerd wordt niet duidelijk uit de grafieken. In de evaluatie van 4 juni 2004 staat dat ‘van 1 januari 2004 tot en met maart 2004 er ook al weer 27 dergelijke incidenten waren geregistreerd’. Wat het werkelijke aantal incidenten is, wordt niet duidelijk uit de stukken.

    Boven de grafiek van de 2004 notitie staat ‘totaal overzicht maanden 2003/2004’, boven die van 2005 ‘totaal overzicht maanden 2004’. Hoe willekeurig of gefabriceerd de cijfers zijn, wordt duidelijk als de totalen worden bekeken. Volgens de tabel van 3 mei 2004 komt het aantal incidenten in 2003 uit op 48 en het aantal incidenten in 2004 op 79. Bij de berekening van het laatste cijfer worden de eerste vier maanden uit de tabel van 2004 gebruikt en de rest uit de tabel van de notitie van 2005.

    Het enige cijfer uit de grafieken dat overeenkomt met de tekst is het aantal 89 uit de tabel van de 2005 notitie. In 2004 zouden er 89 incidenten hebben plaatsgevonden, maar door het gegoochel met de cijfers lijkt dit getal ook niet geloofwaardig. Waar het aantal van 77 incidenten uit 2003 vandaan komt, is ook niet meer helder. De politie lijkt bewust geen schaal te hebben gezet bij de tabel van de 3 mei 2004 notitie, maar de tekst over welke schaal moet worden gehanteerd.

    Werd in de aanwijzing van 2005 nog opgemerkt dat er niet lichtvaardig met het middel fouilleren moet worden omgesprongen, met de cijfers wordt wel degelijk lichtvaardig omgegaan. Niemand heeft zich afgevraagd waar de cijfers op gebaseerd zijn. Een ieder kan op het eerste gezicht zien dat er iets mis is met de onderbouwing. Het feit dat er geen enkele opmerking over te vinden is, in zowel de notitie, de brief als in de driehoeksverslagen laat zien dat van enige onderbouwing geen sprake is. Ook de Bossche politie wil gewoon platvloers ‘laten zien wie er de baas is’. De arrestant uit de inleiding had gelijk, in Den Bosch hing er een grimmige sfeer, niet van burgers, maar van politie.

    Wapengebruik jongeren

    De gebrekkige onderbouwing en analyses tonen nog iets anders aan. In de notitie van 3 mei 2004 wordt naast de ernst van de situatie in de Bossche binnenstad ook gewezen op het feit dat vooral jongeren wapens bij zich dragen. Die veronderstelling wordt ondersteund door de Jeugd- en Onderwijsmonitor 2002 van de gemeente. In totaal doen er 400 jongeren in de leeftijd van 18 tot 24 jaar mee aan dat onderzoek.

    Volgens het CBS telt Den Bosch in januari 2008 136.481 inwoners en 11.112 jongeren in de leeftijd van 18 tot en met 24. Op basis van de cijfers van 2008 doet dus 3,6 procent van de jongeren mee aan het onderzoek. In de notitie wordt gesteld dat ‘de onderzoekers de vraag: ‘Draag je wel eens een wapen bij je?’ hebben gesteld. Door 4 procent van de ondervraagden tussen de 18 en 24 jaar werd hierop bevestigend geantwoord. Deze leeftijdsgroep is een belangrijke doelgroep van de horeca. Gecombineerd met alcohol- en drugsgebruik leidt dit tot een alarmerende situatie’.

    Zestien jongeren zeggen dat ze ‘wel eens een wapen dragen’. ‘Wel eens’ betekent niet altijd en het is ook onduidelijk of ze het wapen vooral dragen als ze uitgaan. Op basis van zestien jongeren wordt gesteld dat 4 procent van alle Bossche jongeren (ongeveer 444 in 2008) wel eens een wapen draagt. De hele ‘wetenschappelijke’ exercitie in de notitie op basis van zestien jongeren leidt tot een ‘alarmerende situatie’ volgens de politie en onderstreepte de onderwijsmonitor de noodzaak van fouilleren.

    In de notitie van 4 maart 2005, die als onderbouwing diende voor de aanwijzing van het oorlogsgebied in dat jaar, staat: ‘In vergelijking tot vorig jaar (2004) en voorgaande jaren is er wederom een stijging zichtbaar in het aantal incidenten waarbij sprake is van wapengebruik’. De notitie werd maart 2005 gepresenteerd. Wat betekenen de woorden ‘In vergelijking tot vorig jaar en voorgaande jaren’? Wordt daarmee verwezen naar de cijfers van januari en februari 2005 die nergens zijn te vinden? Om welke vergelijking gaat het hier nu om? En waar is de dalende trend gebleven die in de notitie van 2004 werd vermeld?

    Is de verantwoording van het middel soms zo slecht omdat alle politieke partijen staan te trappelen om hun steentje bij te dragen aan het fouilleren van onschuldige mensen? Zoals P. van der Krabben (Bosch Belang) die voorstander is van uitbreiding van preventief fouilleren in wijken buiten het centrum. Burgemeester Rombouts vermeldde in een folder aan de slachtoffers van de fouilleeractie dat ‘de beste binnenstad van Nederland ook veilig moet zijn’. Of het daadwerkelijk onveilig was op straat, wordt niet duidelijk uit de teksten en de cijfers.

    Geen verantwoording

    De preventieve fouilleeracties in 2005 zijn nooit geëvalueerd. Dit is opvallend want de politie wilde dolgraag fouilleren zoals blijkt uit de emailwisseling met het openbaar ministerie van 21 maart 2005. Tevens zijn er geen processen-verbaal openbaar gemaakt van de fouilleringen.

    Het is moeilijk te zeggen wat er is gebeurd in Den Bosch. Is er soms gefouilleerd en is daarbij geen ‘wapen’ aangetroffen? Is er soms niet gefouilleerd, maar waarom is er dan een risicogebied afgekondigd? Is er wel gefouilleerd en zijn daarbij ‘wapens’ aangetroffen waarbij het ging om schilmesjes, zakmessen, haarspelden, schroevendraaiers en andere gebruiksvoorwerpen die mensen bij zich hebben zonder daar op te letten? Zijn er soms duizenden mensen betast, maar werd daarbij er geen enkel proces-verbaal uitgeschreven omdat dee wapens niet onder de WWM vallen? Of is er gefouilleerd waarbij ook ‘zware wapens’ werden aangetroffen?

    De verantwoording van de regiopolitie Brabant-Noord gaat slechts over 2004, niet over 2005. Gezien de uitgebreide verantwoording over 2004 lijkt er maar één conclusie mogelijk: er werd in 2005 niet gefouilleerd. De driehoek is zich rot geschrokken over de boosheid van de bewoners van de Graafsewijk naar aanleiding van een uitzending van het tv-programma Probleemwijken. De ongeregeldheden volgden twee weken na het aanwijzingsbesluit van het risicogebied binnenstad van 21 maart. Over het succes van de acties in 2005 kan daarom niets worden gezegd.

    In 2004 vonden er drie fouilleeracties plaats, resp. op 4 juni, 17 juli en 24 juli. Van de actie op 4 juni werd proces-verbaal opgemaakt op 5 juni om 4 uur 58 en een aparte evaluatie zonder datum. Daarnaast volgde een evaluatie van de drie fouilleeracties, gedateerd 6 september 2004.

    In het proces-verbaal van de actie van 4 juni is sprake van 20 aangehouden personen: zes stuks artikel 8 WVW, drie stuks WWM, één stuks Opiumwet en één maal Sr 184). ‘Tevens werden diverse mini’s geschreven voor diverse feiten’, schrijft de rapporteur over de actie. Het proces-verbaal wordt afgesloten met ‘EEA zal nader worden uitgewerkt en geëvalueerd, t.b.v. Odmt en driehoek’.

    Evaluatie

    Die evaluatie en uitwerking volgt in de vorm van een A4-tje onder de titel Evaluatie regionale controle wapen en drugs. Het proces-verbaal van de actie is die van de inleiding met het ‘sfeerbeeld was goed, veelal positieve reacties’. Die positieve toon gaat verder in de evaluatie van de actie. ‘De reacties waren veelal positief, bemoedigend en bevestigend nadat de kaart/brief werd gelezen’, alsof de politie verworden is tot een soort communicatiebureau.

    In de tekst van de evaluatie staan wel twee kleine punten van verderf, maar team Zuidoost van district Den Bosch wilde graag meer betasten. De kleine punten van verderf betreffen de twee personen die weigerden mee te werken aan het zware middel, zij werden aangehouden, en de ‘meerdere autobestuurders die afbogen bij het zien van de controle, om controle te vermijden’.

    Het positieve sfeerbeeld mocht echter niet worden aangetast en de vangst was ‘toch veel’ volgens de politie. De twintig aanhoudingen, waarvan zes voor rijden onder invloed van alcohol, zesmaal WWM (wapens, onder meer traangas en pepperspray), vier keer Opiumwet, twee keer niet willen meewerken aan de fouillering, één keer vernieling en één keer belediging. Fouilleren in risicogebieden gaat echter om wapens, dus van de 180 auto’s met inzittenden en 90 voetgangers gingen in totaal zes personen in de fout in het kader van de WWM.

    Daarnaast werden er volgens de politie 13 wapens in beslag genomen: ‘een 50 cm lange schroevendraaier, 6 vouwmessen, 2 kelnermessen, 3 afbreek/hobbymessen, 1 schilmesje, 1 multi-tool en twee knuppels’ (totaal 16, red.). Onderaan de resultatenlijst staat dat ‘er toch veel, op deze avond 24, mensen met een wapen op zak de binnenstad ingaan om te stappen’.

    Nu waren de cijfers voor de onderbouwing al twijfelachtig, bij de concrete resultaten lijkt zich hetzelfde patroon af te spelen. In het proces-verbaal direct na de actie worden drie gevallen van WWM vermeld, volgens de evaluatie zes. Volgens de processen-verbaal werden vijf personen aangehouden voor overtreding van de Wet Wapens en Munitie. De evaluatie vermeldt dat er naast de WWM-aanhoudingen 13 wapens in beslag genomen en heeft de politie 24 mensen tegengehouden die de binnenstad wilden ingaan met een wapen.

    Waar het getal 24 en het getal 13 vandaan komen, wordt niet duidelijk uit de tekst. Ook de evaluatie van alle acties van 6 september 2004 biedt geen duidelijkheid. En wat voor mensen zijn die WWM’ers dan? Mensen met een vuurwapen of een zwaar steekwapen?

    Proces-verbaal

    De processen-verbaal schetsen een genuanceerd beeld van de ‘gevaarlijke’ wapendragers. Twee van de wapenbezitters hebben traangas bij zich, één pepperspray, een jongen een vlindermes en een man met een valmes en iets dat op een boksbeugel lijkt. Van de zesde WWM is geen proces-verbaal geleverd. De persoon die pepperspray in zijn auto had liggen verklaarde: “Ik heb de pepperspray van het merk Body-Guard voor mijn eigen veiligheid. Ik ben namelijk vorig jaar en het jaar daarvoor op vakantie naar Turkije geweest. Hiervoor moet je door Bulgarije en Servië rijden. Er is een grote kans dat je daar beroofd wordt of dat er iets ernstigs met je gebeurt. Hiervoor heb ik de pepperspray aangeschaft. De politie daar is niet te vertrouwen, dus vandaar.”

    De jongen met het vlindermes zei dat hij het net cadeau had gekregen van zijn vriendin en op weg is naar zijn werk. Hij had geen tijd meer om langs huis te gaan om het mes daar achter te laten. De 19-jarige jongen: “Op vrijdag 04 juni 2004, omstreeks 15.30 uur, kwam ik bij mijn vriendin. Ik hoorde dat ze zei dat ze een cadeautje voor me had. Toen ik het cadeautje opende zag ik dat er vlindermes in zat. Ik zag dat het vlindermes was voorzien met een soort handvat van houtachtig zwart met bruin. Ik was best blij met het mes, want die wilde ik aan de muur gaan hangen. Ik stopte het mes in mijn rechter kontzak van mijn broek en ging om 16.30 weg, omdat ik om 17.00 uur moest werken bij ‘De Stip’. Ik wilde het mes in eerste instantie thuis afgeven, maar daar was geen tijd meer voor. Ik ben toen aan het werk gegaan. Op de weg terug werd ik staande gehouden door politie. Een politieagent vroeg of ik mijn zakken leeg wilde halen. Ik overhandigde hem de joint. De agent keek wat dingen van mij na en toen kreeg ik de joint terug. Vervolgens overhandigde ik hem het vlindermes. Ik werd daarna aangehouden en overgebracht naar het politiebureau. Ik wist wel dat je een vlindermes niet mocht dragen. Ik wist echter niet dat je aan werd gehouden voor het dragen van een vlindermes. Ook dacht ik dat je een vlindermes wel thuis mocht hebben. Mijn vriendin vertelde mij dat ze het mes bij Janky Dump gekocht had. Deze winkel is gevestigd in het centrum van ’s-Hertogenbosch”.

    En tot slot de man met het valmes en de boksbeugel. In zijn verklaring gaat hij in op de boksbeugel. “U zegt mij nu dat ik ook een soort boksbeugel bij mij had. Dit is niet het geval. Ik zal u uitleggen wat het is. Het is een stalen plaat van ongeveer 8 cm. Onderaan deze plaat zitten schroeven. Ik heb dit nodig voor mijn werk. Ik kan U niet goed uitleggen wat ik bedoel. Maar het is in ieder geval een onderdeel van een bus. Hier bedoel ik mee een voertuig. Het mes heb ik sinds drie maanden op zak. Ik heb dat niet hier in Nederland gekocht. Ik had dat op zak, omdat ik mezelf niet veilig voel op straat”. De man is scheepsmonteur en moet beide voorwerpen afstaan.

    Zes ‘wapens’, vijf verhalen, vijf redenen om een voorwerp op zak te hebben. De laatste man is bang, maar aan zijn angst wordt niets gedaan, dus zal hij opnieuw een wapen aanschaffen. Ook de man die met de auto naar Turkije gaat zal een busje pepperspray aanschaffen en het cadeau. De jongen zal een nieuw vlindermes van zijn vriendin krijgen, gewoon om thuis op te hangen.

    ‘Veel mensen die met een wapen op zak de binnenstad ingaan’, schrijft de politie. De jongen met het vlindermes werkte er. De man met het valmes en de boksbeugel was onderweg naar huis en tot slot de 17-jarige jongen die traangas bij zich had, wilde alleen met zijn vriend een rondje rijden in de Bossche binnenstad. Drie van de vijf WWM’ers geven aan dat zij nooit eerder met politie en justitie in aanraking zijn geweest, een wel eens voor rijden onder in vloed van alcohol en een wel vaker.

    De evaluatie van de actie op 4 juni 2004 is nogal opgeklopt, maar een vervolg heeft de zin ‘naar mijn mening een signaal dat dergelijke controles vervolg verdienen’ niet gekregen. Tijdens de fouilleeracties van 7 juli en 24 juli worden geen WWM-aanhoudingen verricht en slechts vijf ‘wapens’ in beslag genomen. Op 17 juli wordt een mes en broodmes en op 24 juli een zakmes, een busje pepperspray en een ijzeren staaf door de politie in beslag genomen. Volgens de bestuurder maakte de ijzeren staaf onderdeel uit van de autokrik. In het proces-verbaal staat opgetekend: ‘Gezien de plaats van de staaf, namelijk het portiervak aan de bijrijderzijde, toch betrokkene afstand laten tekenen van het wapen’.

    Paniek viel mee

    Op 6 september 2004 wordt een evaluatie opgesteld over het fouilleren in de Bossche binnenstad. In totaal werden 1190 voetgangers betast, 280 voertuigen doorzocht en de inzittenden gefouilleerd. Het heeft volgens de cijfers van de politie in totaal zes aanhoudingen opgeleverd in het kader van de WWM en 18 ‘wapens’. Een schatting van het percentage ‘wapenbezitters’: 1,6 procent van de gefouilleerde onschuldige burgers. Daarbij moet worden aangetekend dat veel van de zogenaamde ‘wapens’ misschien al tijden in de auto lagen of gewoon een gebruiksvoorwerp waren.

    De paniek vanwege het grote gevaar van het wapenbezit in de binnenstad viel dus reuze mee. Het is daarom ook vreemd dat ruim een half jaar later in allerijl een nieuw aanwijzingsbesluit moest worden afgekondigd om fouilleren ook in 2005 mogelijk te maken. Het feit dat de driehoek opnieuw wilde gaan fouilleren ligt gelegen in de tendentieuze wijze van evalueren.

    Het lage aantal wapens dat werd aangetroffen, heeft niets te maken met de bezoekers van de binnenstad. Die bezoekers hebben in de ogen van de politie massaal wapens bij zich, maar worden niet gevonden omdat de controles zich daar niet op richten. ‘Nadruk lag ditmaal met name op preventief en aan alle gecontroleerden werd de folder uitgereikt. Hoewel subjectief is deze controle waarschijnlijk het meest opgemerkt door het publiek’, luidt de conclusie met betrekking tot de lage opbrengst van de actie op 17 juli.

    De conclusie die de politie op basis van de drie fouilleeracties trekt, is bijna surrealistisch. ‘Bij de controles waarbij voertuigen werden gecontroleerd blijkt dat er aanmerkelijk meer wapens worden aangetroffen’. En ‘de controle waarbij enkel voetgangers werden gecontroleerd had een sterke preventieve werking. Het bleek namelijk dat het publiek al snel op de hoogte was van de controle, waarbij de reacties positief waren’. Bij de eerste actie worden er ongeveer evenveel ‘wapens gevonden in de auto dan bij voetgangers’. Bij de laatste twee acties, een gericht op voetgangers en een op auto’s, worden twee en drie ‘wapens’ aangetroffen.

    Misschien is de eerste zin van de conclusie wel illustratief voor het gebrek aan verantwoording voor de inzet van een zwaar middel als fouilleren. ‘Er is een duidelijk onderscheid te maken tussen de controles en de respectievelijke resultaten’. Wat wordt hier bedoeld? Gaat het niet om de resultaten, maar om de controles? De beheersdriehoek van Den Bosch wilde echter niet ‘laten zien wie er de baas is’. Of was dat wel het doel van de acties. Vaagheid alom en door het gebrek aan duidelijke doelstellingen en evaluaties, maakt de burgemeester duidelijk vooral lichtvaardig met het middel te zijn omgesprongen.

    Werkelijke intenties

    Bepaald niet lichtvaardig waren de gevleugelde woorden van burgemeester Rombouts. Tijdens de commissievergadering van 1 juli 2003 over de wijziging van de APV stelde de enige kritische fractie in de raad, GroenLinks, te kunnen ‘instemmen met preventief fouilleren wanneer dat in nadrukkelijke relatie staat met illegaal wapenbezit’.

    Rombouts stemde daarmee in en stelde GL-raadslid Schouten gerust. In Den Bosch wordt alleen ‘preventief gefouilleerd wanneer de agent in de veronderstelling is dat er sprake is van wapenbezit’. Ook in het aanwijzingsbesluit gaat het over wapens en om geweldsdelicten met en zonder letsel en wapens. Gewoon fouilleren volgens de regels zoals de wetgever die heeft bedoeld.

    In de notities van 3 mei 2004 en 4 maart 2005 maakt de politie echter echer al duidelijk dat het fouilleren van onschuldige mensen ingezet wordt als onderdeel van een opsporingsoperatie. In beide notities wordt de horecacontrole aangekondigd, ‘een regionale controle wapens en drugs’. ‘Bezoekers van de binnenstad worden gecontroleerd op alcoholgebruik in het verkeer, wapen- en/of drugsbezit’.

    Aan de fouilleeracties doet niet alleen de politie mee, maar ook de marechaussee in verband met verdachte militairen, de douane voor ‘reguliere douanetaken’ en Team Verkeershandhaving die ‘voertuigen en hun bestuurders controleren op grond van de bepalingen gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994’. De gehele operatie lijkt op de acties ‘Ochtendgloren’ op de autosnelwegen waarmee politie, samen met een variëteit aan overheidsdiensten, controles uitvoert. ‘Ochtendgloren’ heeft ook het karakter van een opsporingsoperatie.

    Ook de processen-verbaal schetsen een beeld van een mate van controle die zeker niet alleen gericht is op het vinden van ‘wapens’. ‘De aanhouding van deze verdachte vond plaats naar aanleiding van het volgende: Tijdens een gecombineerde alcohol/drugs/wapencontrole’, vermeldt één van de verbalen. De agenten hielden ‘een regionale controle wapens en drugs’ of ‘een gecombineerde controle op alcohol/wapens en drugs en waarbij ook preventief fouilleren hoorde’. Het grootschalig preventief fouilleren is dus duidelijk niet bedoeld voor het vinden van wapens. Dat lijkt bijzaak. De politie wil zoveel mogelijk middelen kunnen inzetten tijdens de ‘horecacontrole’ en fouilleren is daarbij mooi meegenomen.

    Als doelstelling van het preventief fouilleren tijdens de interland Nederland tegen Letland op 23 juni 2004 schrijft het district Den Bosch: ‘Preventief controleren van uitgaanspubliek in de binnenstad van ‘s-Hertogenbosch op grond van de WWM en Opiumwet’. Naast een alcoholcontrole werden ook voertuigen doorzocht en mensen betast, snuffelde een drugshond in de auto rond, werden voertuigen en bestuurders langs de meetlat van de Wegenverkeerswet gelegd en vervulde de douane haar reguliere taken. Er was in Den Bosch dus helemaal geen sprake van preventief fouilleren, maar van een halve opsporingsoperatie.

    Men doet maar wat

    Hoe serieus moet je politie en beheersdriehoek van Den Bosch nemen? De trieste balans van twee jaar fouilleren kan alleen maar zijn dat er nimmer geen sprake is geweest van een politiek debat, noodzaak, onderbouwing en verantwoording van een ingrijpende maatregel. Er was zelfs geen sprake van het fouilleren om de veiligheid in de binnenstad te vergroten. Een kritische discussie en analyse van het functioneren van de politie, parket en burgemeester was er niet. Men doet maar wat, ook wat betreft de presentatie van de cijfers.

    Burgerrechten lijken geen issue voor het bestuur van Den Bosch die zich presenteert als de gemeente met de ‘beste binnenstad’. En ‘verder was het een leuke controle om mee te doen en samen te werken met justitie en marechaussee’, zoals een agent op 5 juni 2004 om 2 uur 23 schrijft in het proces-verbaal 04-186623. Een ‘leuke controle’, zo lichtvaardig gaat de politie met het onschuld adagium van burgers om.

    Bijlagen
    Documenten gemeente Den Bosch
    Documenten regiopolitie Brabant-Noord
    Processen-verbaal Brabant-Noord
    Excel bestand cijfers fouilleren in Den Bosch
    Excel bestand cijfers geweld in Den Bosch
    Excel bestand cijfers jongeren in Den Bosch
    JOM 2000 – 2002
    Documenten College van B&W Den Bosch
    Stukken regiopolitie Brabant Noord
    Processen verbaal Brabant Noord
    Tabel cijfers uit politie notities
    tabel resultaten van fouilleren in Den Bosch
    CBS cijfers geweld en wapens in Brabant Noord
    Jongeren Monitor Den Bosch 2000 – 2002