Terrorisme en mensenrechten, het lijken op het eerste oog twee onverenigbare
begrippen. Want is er een wredere en meedogenlozere ondermijning van het
mensenrechtenstelsel denkbaar dan het hedendaagse terrorisme zoals dat sinds 11 september 2001 de wereld in haar greep houdt? De bloedige aanslagen in Amerika en de daaropvolgende aanslagen in Europa, met name die in Madrid en Londen, hadden en hebben een impact zonder weerga en het terrorisme mag met recht het meest ingewikkelde mondiale vraagstuk van deze tijd worden genoemd. De tegenstelling lijkt evident. Terreurdaden schenden het recht op leven en vele andere mensenrechten, beginselen waar onze huidige samenleving op is gestoeld.
En de mensen die deze schendingen plegen, de terroristen, moeten daarom met
harde hand worden bestreden, zodat zij de mensenrechten niet verder onder de voet kunnen lopen. Maar hier doet zich het grote dilemma voor. Hoe is het mogelijk om op te treden tegen terreur zonder zelf ook mensenrechtenschendingen te begaan? De zogeheten ‘war on terror’ staat, met als bekendste voorbeeld Guantanamo Bay, niet bekend om het respecteren en in stand houden van de mensenrechten, integendeel. De vraag rijst derhalve of de mensenrechten nog wel van waarde zijn. Sommige auteurs beantwoorden deze vraag ontkennend:
“Since the end of the cold war, human rights has become the dominant vocabulary in foreign affairs. The question after September 11 is whether the era of human rights has come and gone.”
Daarentegen zijn er ook veel auteurs, en mijns inziens terecht, nog steeds ten volle overtuigd van de zin van mensenrechten, zelfs in de strijd tegen hen die de
mensenrechten met voeten treden. Ze verdienen deze rechten niet, maar ze hebben ze. Mensenrechten zijn immers onvervreemdbaar en staan los van politieke of burgerlijke status, verdienste of gedrag. Zelfs als je een heel slecht mens bent, heb je deze rechten. Logischerwijs geldt dan dat ook terroristen mensenrechten hebben. Zelfs degenen die alleen al het idee van recht verachten, bezitten ze.
Hoewel de algemene tendens is dat de mensenrechten overeind dienen te blijven, ook in deze tijd van antiterroristische maatregelen en hervormingen, kan niet worden ontkend dat de strijd voor veiligheid aan deze beginselen een zware slag heeft toegebracht. De aanslagen van 11 september hebben een gigantische verandering teweeggebracht in de wijze waarop tegen het fenomeen terrorisme wordt aangekeken door internationale organisaties, staten en individuen. Op mondiaal, Europees en nationaal niveau is de oorlog tegen het terrorisme aanleiding voor ingrijpende maatregelen op het gebied van wetgeving, opsporing en berechting.
Nieuwe wetten en resoluties zijn aangenomen om de internationale en nationale
mogelijkheden van terrorismebestrijding uit te breiden. Daarnaast hebben
opsporingsinstanties verdergaande bevoegdheden gekregen. Al deze ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat afbreuk wordt gedaan aan onze mensenrechten, een ontwikkeling die juist in de strijd tegen het terrorisme ten koste van alles moet worden voorkomen. Daags na de aanslagen in Amerika werd dit gevaar al onderkend door de president van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, die het volgende verklaarde:
“If our response to terrorism is to lower our standards of human rights, then the
terrorists have won.”
De onmogelijkheid om de mensenrechten op dezelfde manier te handhaven als in het tijdperk van voor het terrorisme is echter ook een breed gedragen constatering. Voormalig Secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan, sprak van de ‘collateral damage’ die de strijd tegen het terrorisme toebrengt aan de mensenrechten.